ECLI:NL:RBAMS:2018:2436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
AMS - 17 _ 3467
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontheffing van de inburgeringsplicht op medische en psychische gronden

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1952, een verzoek ingediend om ontheffing van de inburgeringsplicht op basis van medische en psychische gronden. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaarde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 oktober 2017 werd het onderzoek geschorst om eiseres de kans te geven een nieuw advies van Argonaut te overleggen. Het onderzoek werd hervat op 6 maart 2018, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een begeleidster. De rechtbank heeft de medische adviezen van Argonaut en GGZ Divers in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat eiseres lijdt aan een psychische aandoening die haar leervermogen beïnvloedt, maar dat deze aandoening behandelbaar is. De rechtbank oordeelde dat de minister zich op basis van de adviezen van Argonaut op het standpunt mocht stellen dat eiseres in staat is om binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de minister tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Hummel).

Procesverloop

Met het besluit van 27 januari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering (Wib) afgewezen.
Met het besluit van 29 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [de persoon 1] (ambulant begeleidster). De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst, teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen een nieuw advies van Argonaut te overleggen.
Het onderzoek op de zitting is hervat op 6 maart 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [de persoon 2] (begeleidster Leven en Zorg). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en D.M.C Zijlstra.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren [geboortedatum] 1952, heeft verweerder om ontheffing van de inburgeringsplicht gevraagd op medische en/of psychische gronden en daarbij een medisch advies van Argonaut van 17 februari 2016 en een intelligentie onderzoek van GGZ Divers van 3 juni 2016 overgelegd. De conclusie van het advies van Argonaut is dat eiseres op medisch gronden in staat wordt geacht binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te halen.
2. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat Argonaut negatief heeft geadviseerd.
3.1.
In de beroepsfase heeft Argonaut op 2 november 2017 nogmaals negatief advies uitgebracht.
3.2.
Uit de twee adviezen, in samenhang bekeken, volgt dat eiseres aan een psychische aandoening lijdt die gepaard gaat met stemmingsstoornissen, slaapstoornissen en problemen ten aanzien van haar aandachtsconcentratie en geheugen. In juni 2016 werd een verlaagde IQ score (57-65) vastgesteld. De eenmalige IQ-meting is volgens Argonaut een moment opname die geen definitief beeld geeft van het leervermogen, zeker niet als ook sprake is van psychische of psychiatrische problematiek. De psychische aandoening van eiseres is behandelbaar. Eiseres is recent met een nieuw diagnostisch- en behandeltraject gestart. De prognose is dat de psychische functiestoornissen van eiseres, waaronder de aandachtsconcentratie- en geheugenproblematiek af zullen nemen. Er is geen sprake van een uitbehandelde medische situatie en daarom is geen sprake van blijvende medische beperkingen ten aanzien van het voorbereiden en afleggen van het inburgeringsexamen. Eiseres moet volgens Argonaut op medische gronden in staat worden geacht binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. Argonaut adviseert in verband met de concentratie- en geheugenstoornissen de examentijd (met uitzondering van de Toets Gesproken Nederlands) met 50% te verlengen.
3.3.
Eiseres stelt dat verweerder de uitkomsten van het onderzoek van GGZ Divers van 3 juni 2016 bij de besluitvorming had moeten betrekken en het bezwaar daarom niet kennelijk ongegrond had kunnen verklaren. Eiseres stelt verder dat aan de adviezen van Argonaut zodanig veel gebreken kleven dat het niet aan de besluitvorming ten grondslag mocht worden gelegd. Eiseres heeft daartoe een intelligentieonderzoek van Leven & Zorg GGZ van 6 december 2017 overgelegd. In dit onderzoek staat dat het intelligentieniveau van eiseres onder de 70 ligt en dat onkunde, voortdurende overvraging en de hoge eisen waar eiseres aan moet voldoen, belangrijke factoren zijn die mede de oorzaak zijn voor het ontwikkelen van haar dysthyme stoornis en die stoornis mede onderhouden. Daarom zal volgens eiseres behandeling niet leiden tot vermindering van de stoornis of een beter leervermogen. Eiseres verzoekt de rechtbank subsidiair een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat verweerder in dit geval, gelet op hetgeen in bezwaar is aangevoerd, niet van horen had kunnen afzien. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat eiseres daardoor niet benadeeld is. Verweerder heeft aangeboden, op zijn kosten, een nieuw advies van Argonaut bij de beoordeling te betrekken en eiseres heeft haar standpunt op de zitting bij de rechtbank naar voren kunnen brengen.
5.1.
Naar aanleiding van het arrest in de zaak Korošec [1] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in zijn uitspraak van 30 juni 2017 [2] uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. De te beoordelen stappen zijn:
1. Zorgvuldigheid van de besluitvorming,
2. ‘Equality of arms’, en de
3. Inhoudelijke beoordeling.
Stap 1: Zorgvuldigheid van de besluitvorming
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling moet het bestuursorgaan, indien het een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Awb van vergewissen dat dit – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is.
5.3.
De arts H. Alkaduhimi heeft eiseres op 7 februari 2016 op het spreekuur gezien, dossieronderzoek verricht en ontvangen medische informatie van H. Boumalal, arts, van 13 januari 2016 bij het onderzoek betrokken. Naar aanleiding van hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, heeft verweerder aangeboden een herkeuring door Argonaut bij de besluitvorming te betrekken. De arts E.M. Lakoza heeft eiseres op 19 september 2017 op het spreekuur gezien, dossieronderzoek verricht en ontvangen medische informatie van M. Bouri, psycholoog, en B. Navis, GZ-psycholoog, van 24 oktober 2017 bij het onderzoek betrokken. Het advies voldoet daarmee naar het oordeel van de rechtbank aan de hierboven vermelde vereisten.
Stap 2: ‘Equality of arms’
5.4.
Eiseres heeft van de mogelijkheid het advies te bestrijden gebruik gemaakt door een contra-expertise van Leven & Zorg GGZ van 6 december 2017 over te leggen. Omdat eiseres voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van Argonaut, is van een schending van ‘equality of arms’ geen sprake, zodat op dit punt geen aanleiding bestaat om een (derde) deskundige te benoemen.
Stap 3: Inhoudelijke beoordeling
5.5.
Argonaut heeft naar het oordeel van de rechtbank in zijn adviezen voldoende gemotiveerd dat de verwachting is dat door de medische behandeling de beperkingen zullen afnemen en de leerbaarheid zal toenemen, zodat eiseres op grond van de medische stukken in staat moet worden geacht binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. Over eiseres’ stelling dat overvraging en het moeten voldoen aan niet haalbare verwachtingen haar stoornis in stand houden zodat zij niet in staat is binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te halen, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het onderzoek van Leven en Zorg GGZ volgt dat onkunde, overvraging en hoge eisen belangrijke factoren zijn die mede oorzaak zijn voor het ontwikkelen van de dysthyme stoornis. Maar dit zegt niet dat deze stoornis niet te behandelen is en dat daarmee het leervermogen kan toenemen Uit het onderzoek blijkt namelijk ook dat geschikte begeleiding ingezet kan worden om te voorkomen dat eiseres’ problemen zich opstapelen en haar stemmings- en spanningsklachten in stand worden gehouden en dat voorkomen zal worden dat eiseres voortdurend overvraagd wordt. Op de zitting is gebleken dat eiseres deze begeleiding krijgt. Daarnaast blijkt uit het advies van Argonaut van 2 november 2017 dat eiseres nu een diagnostisch traject volgt, waarna een behandelplan wordt opgesteld. Daarom is het niet aannemelijk dat medische behandeling niet zal leiden tot vermindering van de stoornis. Om deze redenen ziet de rechtbank ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling geen aanleiding om de medische beoordeling door verweerder voor onjuist te houden of om een derde deskundige te benoemen.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op grond van de adviezen van Argonaut op het standpunt mocht stellen, dat de aard en ernst van de psychische belemmering niet zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan worden voldaan.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Nu de rechtbank een gebrek constateert, bestaat er wel aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
7. De rechtbank bepaalt voorts dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als uw zaak spoedeisend is, kunt u de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Wet inburgering

Artikel 6
1. Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien:
a. de inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen;
(…)

Besluit inburgering

Artikel 2.8
1. Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
(…)
4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan worden voldaan.

Voetnoten

1.Arrest van het Europese Hof voor de rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008, JUD007721212