Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
Op 9 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diefstallen in vereniging en het voorhanden hebben van 2 kilogram MDMA. De rechtbank heeft het verkort vonnis gewezen na een zitting op 26 maart 2018, waar de officier van justitie, mr. C.P. Staal, en de raadsman, mr. B. van Elst, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte diefstal van goederen uit opslagruimtes, waarbij de verdachte werd verweten dat hij zijn toegangscode tot het terrein van de opslagplaats ter beschikking had gesteld aan medeverdachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstallen, omdat hij toegangscodes had verstrekt aan zijn medeverdachten. De verdediging betwistte deze connectie en vroeg om vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet medeplichtig was aan de diefstal. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte de toegangscode aan de medeverdachten had gegeven, en er was geen bewijs van contact tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat de medeplichtigheid niet bewezen kon worden.