ECLI:NL:RBAMS:2018:2704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1821
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake hotelmatig gebruik van een woning als B&B in strijd met bestemmingsplan

Op 25 april 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een man, verzoeker, en het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid, verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van verweerder, waarin verzoeker werd opgedragen het hotelmatig gebruik van zijn woning te staken. Verweerder had geconstateerd dat verzoeker meer dan 40% van zijn woning gebruikte voor verhuur aan toeristen, wat in strijd is met het bestemmingsplan en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verzoeker betwistte de bevindingen van de toezichthouders en stelde dat hij wel degelijk in de woning woont. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker niet woonachtig is op het adres en dat het gebruik van de woning in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor handhaving van bestemmingsplannen en de voorwaarden voor het gebruik van woningen als B&B.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/1821

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2018 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. M.A. Schricker),
en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Offenberg).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker opgedragen het hotelmatig gebruik en alle andere vormen van onrechtmatig kortdurend verblijf van de woning op het [adres] te Amsterdam te staken en gestaakt te houden. Indien verzoeker daaraan niet binnen een week voldoet, past verweerder bestuursdwang toe door de woning voor drie maanden te sluiten.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2018. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De situatie in de woning
2. Naar aanleiding van een melding over het gebruik van de woning aan de [adres] (de woning) heeft verweerder een onderzoek gestart. Toezichthouders hebben de woning bezocht op 8 en 13 november 2017 en daarvan twee verschillende rapporten opgemaakt en een beeldverslag. In die rapporten staat de volgende situatie beschreven: de woning bevindt zich op de derde en vierde etage van het pand. Via een deur op de tweede etage is de derde etage te bereiken. Op de derde etage biedt de [kamer 1] plaats aan twee personen. Deze kamer heeft een eigen douche en toilet. De toezichthouders hebben daar ook twee toeristen aangetroffen. Van de kamer aan de straatzijde op de derde etage heeft verzoeker gezegd dat hij daar woont. Op de vierde etage bevindt zich een woonkeuken voor gemeenschappelijk gebruik, een badkamer en toilet, en een [kamer 2] voor twee personen, ook daar zijn twee toeristen aangetroffen. Bij beide bezoeken hebben de toezichthouders geconstateerd dat verzoeker niet in de woning aanwezig was toen ze aanbelden. De bel met onderschrift “B&B” is doorgeschakeld naar de telefoon van verzoeker. Zo kunnen de gasten contact met verzoeker maken. De toezichthouder hebben nog geconstateerd dat de kamer die verzoeker aanduidt als zijn woning, geen eigen toegang tot het sanitair heeft. Indien beide kamers zijn verhuurd, wast verzoeker zich op de sportschool. Verder zijn er in de kamer van verzoeker enige persoonlijke spullen aangetroffen. Op de derde etage is nog een kamer aangetroffen die gebruikt wordt voor opslag.
Het bestreden besluit
3. Verweerder is op grond van de aangetroffen situatie van mening dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor een B&B. Ten eerste wordt meer dan 40% van de woning gebruikt voor verhuur aan toeristen. Ten tweede heeft verzoeker geen hoofdverblijf in de woning, aldus verweerder. Zo heeft hij een kleine eigen kamer en maakt geen gebruik van het sanitair als er toeristen zijn. Er waren slechts enkele persoonlijke spullen in de kamer aanwezig. Ook is hij regelmatig bij zijn partner, waar ook de rest van zijn persoonlijke spullen ligt. Verzoeker handelt hiermee in strijd met artikel 4, eerste lid, en artikel 1, onder 26 van het bestemmingsplan “De Pijp 2005” van 12 juli 2006. Het bestemmingsplan staat een dergelijk gebruik ter plaatse niet toe. Verzoeker handelt daarmee ook in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) (het verbod op strijdig gebruik). Op last van toepassing van bestuursdwang moet verzoeker het strijdig gebruik binnen een week staken. Verweerder heeft die termijn vrijwillig opgeschort tot twee weken nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Beoordeling door de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van het verzoek
4. Verweerder heeft verzoeker bij afzonderlijk besluit ook nog een bestuurlijke boete opgelegd in verband met het onttrekken van de woning aan de woningvoorraad. Het standpunt van verzoeker dat er eerst een rechtelijk oordeel moet komen over deze sanctie, alvorens bestuursdwang mag worden toegepast, volgt de voorzieningenrechter niet. Er is geen rechtsregel die dat voorschrijft. De grondslag van het handhavend optreden in het bestreden besluit ligt niet in de Woningwet, maar in de regels van het bestemmingsplan en de Wabo.
5.1
Verzoeker bestrijdt dat hij niet in de woning woont en dat meer dan 40% van het woonoppervlakte voor de B&B wordt gebruikt. Verzoeker betwist de bevindingen uit de rapportages. Met name de rapportage van 13 november 2017 getuigt van vooringenomenheid. De betreffende handhaver heeft volgens verzoeker een kokervisie en heeft zich in een eerdere zaak ook intimiderend gedragen. Verder zijn volgens verzoeker de feiten niet goed weergegeven. Hij verhuurt slechts de twee kamers en niet ook de woonkeuken op de vierde verdieping. Dat is minder dan 40% van het vloeroppervlak. Verder woont hij ook in de woning, de woonkeuken behoort tot zijn woongedeelte. Hij kan er echter niet 24 uur per dag aanwezig zijn. Dan zou hij gevangen zitten.
5.2
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om niet ook uit te gaan van de rapportage van de toezichthouder van 13 november 2017. Uit de rapportage blijkt niet van vooringenomenheid of intimiderend gedrag. De verwijzing naar een andere zaak, wat daar van zij, maakt dat niet anders. Die rapportage bevat voorts een gedetailleerd verslag van de aangetroffen situatie en van het gesprek met eiser. De rapportage is tevens op ambtsbelofte opgemaakt. Niet gebleken is dat de toezichthouder een belang heeft bij het onjuist vermelden van wat hij heeft gezien en gehoord. Daarbij komt dat de rapportage van de toezichthouder van 8 november 2017 in lijn ligt met die van 13 november 2017. De enkele betwisting is op zichzelf daarom onvoldoende om aan de weergave in de verslagen te twijfelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich mocht baseren op de beide rapportages.
5.3
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel meer dan de volgens het bestemmingsplan toegestane 40% van het vloeroppervlak van de woning voor de B&B wordt gebruikt. Uit de rapportage van 8 november 2017 blijkt dat verzoeker de kamer op de derde etage aan de straatzijde heeft aangewezen als zijn woongedeelte. De andere kamer op de derde etage beschrijft verzoeker zelf als “opslaghok”. Uit de rapportage van 13 november 2017 komt naar voren dat (zie blz. 3) verzoeker is gevraagd waar hij zijn woongedeelte heeft en dat hij dan weer dezelfde kamer op de derde etage aanwijst als zijn privé. Hij antwoordt dat hij daar op de bank slaapt en laat wat persoonlijke spullen zien. In dat verslag staat ook dat verzoeker heeft verteld dat de gehele vierde etage gebruikt wordt voor het ontvangen van gasten. Dat verweerder daaruit de conclusie trekt dat verzoeker alleen die kamer op de derde verdieping gebruikt en dat de rest van de woning als B&B in gebruik is, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet onjuist. Op basis van de plattegronden kan worden vastgesteld dat dit meer dan 40% van het vloeroppervlak van de woning is.
5.4
De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat verzoeker niet woonachtig is op het adres. De woning is tweemaal bezocht zonder dat verzoeker op het moment van aanbellen in de woning aanwezig was. Tegen de toezichthouder zegt verzoeker op 8 november 2017 dat hij net wakker is en er aan komt. Hij komt dan van buiten. Op 13 november 2017 komt verzoeker ook van buiten en vertelt dat hij bij zijn partner was en dat de bel staat doorverbonden met zijn telefoon. In de kamer die hij aanwijst als zijn woongedeelte zijn verder weinig persoonlijke spullen aangetroffen, alleen wat kleding en een kastje met een tandenborstel. Eiser verklaart dat zijn overige persoonlijke spullen zich bij zijn partner bevinden. Er zijn geen ondergoed, sokken, sportschoenen, jassen en verzorgingsproducten aangetroffen. Verder heeft verzoeker zelf verteld dat als hij beide verdiepingen heeft verhuurd, hij zich op de sportschool wast. Al met al voldoende om de conclusie te dragen dat verzoeker niet woonachtig is op het adres.
6.1
De woning wordt gebruikt in strijd met het bestemmingsplan. Er is sprake van een overtreding. Verweerder is daarom bevoegd om handhavend op te treden. De stelling van verzoeker dat gebruik maken van de bevoegdheid in strijd is met het evenredigheidsbeginsel volgt de voorzieningenrechter niet. Verweerder is verplicht om van de bevoegdheid gebruik te maken, tenzij er zicht is op legalisatie dan wel sprake is van bijzondere omstandigheden om daarvan af te zien. Van zicht op legalisatie is geen sprake. Voorts is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan van verweerder kan worden gevergd niet handhavend op te treden. Dat verzoeker voor zijn inkomen afhankelijk is van de verdiensten uit de B&B is geen bijzondere omstandigheid.
6.2
Dat de begunstigingstermijn van een week te kort is heeft verzoeker niet onderbouwd. Het gaat erom dat verzoeker de tijd krijgt om aan de overtreding een einde te maken. Niet gebleken is dat dit niet mogelijk is. Daar komt bij dat verweerder de termijn heeft opgeschort tot twee weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Conclusie
7. De voorzieningenrechter verwacht op grond van het voorgaande dat het bestreden besluit in bezwaar zal stand houden. De voorzieningenrechter ziet gelet daarop geen aanleiding om ondanks de belangen van verzoeker een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Het griffierecht en de proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.