Op 4 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die is veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf voor het bezit van 87 kilo cocaïne. Een 34-jarige medeverdachte is vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De verdachten werden aangetroffen in een woning in Osdorp tijdens een politieonderzoek naar 'spookburgers'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. H. Vriezen-Buist, heeft de vordering ingediend, en de verdediging werd gevoerd door mr. H.G. Koopman.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de inbeslagname van de verdovende middelen beoordeeld. De raadsman van de verdachte stelde dat de politie onrechtmatig de woning was binnengetreden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig binnentreden. De medeverdachte had de verbalisanten toestemming gegeven om binnen te komen, en de rechtbank concludeerde dat de doorzoeking rechtmatig was.
De rechtbank heeft ook de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de verdovende middelen beoordeeld. De verdediging stelde dat de verdachte geen wetenschap had van de cocaïne, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte in de woning verbleef en dat de omstandigheden voldoende bewijs boden voor zijn betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. De rechtbank achtte de aanwezigheid van de cocaïne, samen met andere aangetroffen voorwerpen, voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en heeft het in beslag genomen geldbedrag van 405 euro verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de straffen gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.