ECLI:NL:RBAMS:2018:2987

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
13/751320-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Portugal op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 19 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Portugal. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 22 december 2016 door de Comarco de Aveiro in Portugal was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1975, was sinds 6 oktober 2017 niet meer ingeschreven in de Basisregistratie personen en stond geregistreerd als Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW). Tijdens de zittingen op 26 oktober 2017 en 19 april 2018 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, en zijn raadsman, mr. T. van Assendelft, verklaarde niet gemachtigd te zijn om verweer te voeren.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij de Portugese nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt een onherroepelijk vonnis van 29 juni 2005, waarbij de opgeëiste persoon was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet, waardoor onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig was.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Portugal toegestaan voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. A.J. Dondorp, en de rechters mrs. E.M.M. Gabel en C. Klomp, in aanwezigheid van griffier mr. D. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751320-17
RK nummer: 17/3548
Datum uitspraak: 19 april 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 juni 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 december 2016 door de Comarco de Aveiro (
Judicial District of Aveiro), Portugal, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Portugal, op [geboortedag] 1975,
met ingang van 6 oktober 2017 niet meer ingeschreven in de Basisregistratie personen en geregistreerd als Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW),
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is, ondanks dat hij daartoe op grond van de schorsingsvoorwaarden verplicht was, niet verschenen.
De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. T. van Assendelft, advocaat te ’s-Hertogenbosch en waarnemende voor mr. F.L.C. Schoolderman, is verschenen en heeft verklaard niet door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem verweer te voeren tegen de vordering.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de beantwoording van de in de zaak Ardic aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde vragen (zaaksnummer C571-17 PPU). Het Hof van Justitie heeft op 22 december 2017 arrest gewezen (C-571-17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026).
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 19 april 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is wederom niet verschenen. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. T. van Assendelft, advocaat te ’s-Hertogenbosch en waarnemende voor mr. F.L.C. Schoolderman, is verschenen en heeft verklaard niet uitdrukkelijk door de opgeëiste persoon gemachtigd te zijn namens hem verweer te voeren tegen de vordering.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er vanwege de aanhouding niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft op 26 oktober 2017 de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, te weten een
enforcable rulingvan 29 juni 2005, onherroepelijk geworden op 14 juli 2005.
Voorts is vermeld dat op grond van een cumulatieve strafoplegging de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.
Bij beslissing van 16 oktober 2008 (onherroepelijk geworden op 9 december 2008) is de
voorwaardelijkopgelegde vrijheidsstraf herroepen en is de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van drie jaar bevolen (zaaksnummer: 700/98.3PAOVR).
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit vonnis betreft twee feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 16 en 18, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzelingen
georganiseerde en gewapende diefstal

5.Artikel 6, vijfde lid, van de OLW

De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon niet wordt aangemerkt als een vreemdeling die op grond van artikel 6, vijfde lid, van de OLW met een Nederlander gelijk gesteld dient te worden. Een terugkeergarantie is derhalve niet nodig.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De 2, 5, en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Comarco de Aveiro (
Judicial District of Aveiro), Portugal, voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.