ECLI:NL:RBAMS:2018:2997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
13/751678-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; gedeeltelijke weigering van overlevering

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Miskolc District Court in Hongarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1966 in Hongarije, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens het Hongaarse recht. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie, behandeld in meerdere openbare zittingen tussen oktober 2016 en april 2018. Tijdens deze zittingen zijn verschillende officieren van justitie en raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de overlevering voor het feit van verstoring van de openbare orde geweigerd, omdat dit feit niet strafbaar is volgens Nederlands recht. Voor het feit van mishandeling is echter vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW), en de rechtbank heeft besloten om de overlevering voor dit feit toe te staan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het specialiteitsbeginsel in acht moet worden genomen, wat betekent dat de opgeëiste persoon niet vervolgd mag worden voor andere feiten dan waarvoor de overlevering is verleend, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751678-16 (EAB IV)
RK-nummer: 16/6226 (EAB IV)
Datum uitspraak: 17 april 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 september 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 juli 2016 door
the Miskolc District Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1966,
laatstelijk opgegeven woonadres:
[adres] , [plaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 27 oktober 2016, 8 augustus 2017, 14 december 2017 en 3 april 2018.
Het verhoor van 27 oktober 2016 heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. V.A. Groeneveld en een tolk in de Hongaarse taal.
Het verhoor van 8 augustus 2017 heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga en een tolk in de Hongaarse taal.
Het onderzoek van 14 december 2017 heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon, mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
Het onderzoek van 3 april 2018 heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van officier van justitie mr. R. Vorrink en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon, mr. V.A. Groeneveld. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
De rechtbank heeft de termijn verlengd waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Domestic Arrest Warrantvan 21 oktober 2013, uitgevaardigd door
the Miskolc Policeen
approved by the Miskolc District and Investigating Prodecutor’s Office, met kenmerk: 33 Bny.733/2015.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Hongarije strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd voor het in onderdeel e) van het EAB omschreven feit dat ziet op de verstoring van de openbare orde (
the misdemeanour of public nuisance). Dit feit is naar Nederlands recht niet strafbaar.
Ten aanzien van het in onderdeel e) van het EAB omschreven feit dat ziet op de mishandeling, is voldaan aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mishandeling

5.EAB V (parketnummer: 13/751680-16)

De raadsman heeft opgemerkt dat in het gelijktijdig behandelde EAB V (parketnummer: 13/751680-16) het EAB is ingetrokken en dat de rechtbank er op dient toe te zien dat het eventueel toestaan van de overlevering in onderhavig EAB IV, niet leidt tot een schending van het specialiteitsbeginsel.
De rechtbank overweegt dat er van moet worden uitgegaan dat de Hongaarse autoriteiten het specialiteitsbeginsel eerbiedigen.
Nu Nederland noch Hongarije de in art. 27 lid 1 van het Kaderbesluit EAB (
PbEG2002, L 190) bedoelde kennisgeving heeft gedaan, is Hongarije na de - eventuele - overlevering door Nederland namelijk gebonden aan art. 27 lid 2 van het Kaderbesluit (vgl. Rb. Amsterdam 17 september 2010,
LJNBN8268). Volgens deze bepaling, waarin het specialiteitsbeginsel is neergelegd dat een recht aan de overgeleverde persoon verleent (HvJ EG 1 december 2008,
NJ2009, 394, Leymann en Pustovarov, r.o. 44), mag de overgeleverde persoon niet worden vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, tenzij zich één van de in art. 27 lid 3 van het Kaderbesluit bedoelde uitzonderingen op het specialiteitsbeginsel zich voordoet.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB ten aanzien van het in onderdeel e) van het EAB omschreven feit dat ziet op de verstoring van de openbare orde (
the misdemeanour of public nuisance), niet voldoet de eisen van de OLW, dient de overlevering voor dat feit te worden geweigerd.
Ten aanzien van het in onderdeel e) van het EAB omschreven feit dat ziet op de mishandeling is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De overlevering dient ten aanzien van dit feit te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het in onderdeel e) van het EAB omschreven feit dat ziet op de verstoring van de openbare orde (
the misdemeanour of public nuisance).
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Miskolc District Courtten behoeve van het in Hongarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het in onderdeel e) van het EAB omschreven feit dat ziet op de mishandeling, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.