Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 1 februari 2018 en betreft een vrijheidsstraf van twee jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd bij een vonnis van de correctionele rechtbank te Antwerpen op 20 februari 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft en dat de overlevering alleen kan worden toegestaan indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, zoals het recht op een verzetprocedure of hoger beroep na de overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij niet in persoon was verschenen bij de behandeling van de zaak in België. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zal worden geïnformeerd over zijn rechten en dat hij daar zijn straf zal ondergaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast, waaronder de artikelen 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.