ECLI:NL:RBAMS:2018:3198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
C/13/646416 / KG ZA 18-359
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onrechtmatige publicatie en bescherming van persoonlijke levenssfeer in de context van machtsmisbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een castingbureau, aangeduid als [eiseres], en de uitgeverij Pijper Media, vertegenwoordigd door de journalist [gedaagde sub 2] en de uitgever [gedaagde sub 3]. De eiseres vorderde een verbod op het publiceren van namen van (oud)medewerkers in verband met beschuldigingen van machtsmisbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag, die in een artikel van Nieuwe Revu waren opgenomen. De eiseres stelde dat de publicatie inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en dat er geen waarheidsgetrouwe journalistieke zorgvuldigheid was toegepast.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Nieuwe Revu voldoende aannemelijk had gemaakt dat de publicatie gebaseerd was op gedegen journalistiek onderzoek en dat de namen van de betrokken castingdirectors, [naam 7] en [naam 8], in de context van de publicatie gerechtvaardigd waren. De rechter benadrukte dat de publicatie een maatschappelijk belang diende door misstanden aan de kaak te stellen en dat de betrokkenen, gezien hun rol binnen het castingbureau, bij naam genoemd mochten worden. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op privacy van individuen en de vrijheid van meningsuiting van de pers, vooral in gevallen van machtsmisbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag. De rechter concludeerde dat de publicatie niet onrechtmatig was, gezien de context en de noodzaak om de betrokkenen te noemen in het kader van de berichtgeving over de bedrijfscultuur binnen [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/646416 / KG ZA 18-359 CB/BB
Vonnis in kort geding van 17 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIJPER MEDIA B.V.,
gevestigd te Groningen en kantoorhoudende te Amsterdam,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2], tevens handelend onder de naam
[naam bedrijf 1],
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
in persoon verschenen,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
in persoon verschenen,
gedaagden.
Eiseres zal hierna worden aangeduid als [eiseres] en gedaagden gezamenlijk als Nieuwe Revu en ieder afzonderlijk als Pijper Media, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .

1.De procedure

Ter zitting van 16 april 2018 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte conceptdagvaarding. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. [gedaagde sub 3] heeft verklaard ook namens Pijper Media verweer te voeren maar, nu hij geen statutair bestuurder van Pijper Media is en hij geen volmacht heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is Pijper Media in rechte te vertegenwoordigen, wordt Pijper Media geacht niet te zijn verschenen. [eiseres] heeft producties in het geding gebracht en haar standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 17 april 2018 de beslissing gegeven. Dit is het uitgewerkte vonnis dat op 4 mei 2018 aan partijen is afgegeven.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiseres] : [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en
[naam 4] met mr. Alberdingk Thijm.
aan de zijde van Nieuwe Revu: [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een in 1970 door [naam 5] opgericht castingbureau dat in opdracht van film-, theater- en televisieproducenten acteurs selecteert voor onder meer films, theatervoorstellingen en televisieseries. In 2005 heeft [naam 6] de aandelen in [eiseres] overgenomen en is ook zijn neef [naam 4] als aandeelhouder toegetreden. Verder zijn in 2007 [naam 1] en
[naam 2] als aandeelhouders toegetreden. Tot 2008 was [naam 6] één van de castingdirectors bij [eiseres] . Daarna is hij als regisseur en producent bij [eiseres] werkzaam geweest.
2.2.
Op 7 november 2017 is [naam 6] met de volgende verklaring naar buiten gekomen:
‘De afgelopen weken ben ik het onderwerp geweest van geruchten over mijn omgang met acteurs. Het klopt dat ik één-op-één met acteurs aan scènes heb gewerkt, ook bij mij thuis. Het is voorgekomen dat ik daarbij acteurs heb gevraagd hun kleren uit te doen. Ik ben daarbij in een aantal gevallen -besef ik nu- over grenzen gegaan. Ik heb onvoldoende rekening gehouden met het verschil tussen mijn positie en die van een acteur. Ik wil benadrukken dat mijn (oud-)collega’s bij o.a. [eiseres] waar ik tot 2008 als casting director werkte en bij [naam bedrijf 2] waar ik sinds 2008 als regisseur en producent werkzaam ben hier nooit van op de hoogte zijn geweest. Er is bij mijn beste weten in deze situaties van speloefeningen nooit sprake geweest van fysiek contact. Mij bereiken ook allerlei wilde geruchten over drugs, betasten en minderjarigen. Van die verhalen wil ik met grote stelligheid afstand nemen. Daar is absoluut geen sprake van geweest. Als ik mensen heb gekwetst of een pijnlijke herinnering heb bezorgd, spijt mij dat heel erg. Die mensen zou ik graag persoonlijk mijn excuses willen aanbieden. Ik kan niet ontkennen dat ik over grenzen ben gegaan en daarom doe ik voor nu een stap terug. Ik leg mijn werkzaamheden als producent en regisseur neer. Dit is een eenmalige verklaring, waarmee ik hoop een einde te maken aan de geruchten. Ik ben de komende periode niet beschikbaar voor interviews of commentaar.’
2.3.
Op 14 november 2017 hebben alle medewerkers van [eiseres] een anonieme e-mail ontvangen. Volgens de e-mail is de afzender ervan betrokken bij een #metoo onderzoek naar machtsmisbruik en seksueel overschrijdend gedrag binnen de culturele sector en in het bijzonder naar [eiseres] . In de e-mail is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
‘We merken dat de publicaties over [naam 6] nog niet hebben geleid tot minder angst of openheid. (…) De geslotenheid komt volgens het onderzoeksteam doordat jullie bedrijf in te delen is in drie groepen: de medewerkers die zich schuldig maakten aan enige vorm van machtsmisbruik, de gedogers en de mensen die in het donker gelaten werden. Er doen veel wilde verhalen de ronde, maar ik zal mij houden bij de feiten die er nu bij ons liggen over de volgende personen. (…)
[naam 7]
17 meldingen van jonge mannelijke acteurs die in een bepaalde periode in de afgelopen jaren regelmatig nachtelijke Facebookberichten of appjes ontvingen. Vaak beginnende spelers rond de 20 jaar of spelers die in het GTST -auditietraject zaten. Van meer dan de helft hebben we screenshots van deze vaak eenzijdige gesprekken ontvangen. Gesprekken lopen van begroetingen tot seksuele voorstellen en chantage.
4 acteurs verklaren eerst veel benadert te worden voor castings en nadat zij [naam 7] negeerden een tijdje niet meer gebeld of gemaild te zijn. Één HBO-afgestudeerde acteur verklaart na twee aanrandpogingen door [naam 6] en daarna het stalken door [naam 7] de telefoontjes en emails van [eiseres] niet meer durfde te beantwoorden. Hij is hierdoor gestopt met spelen. Er is een duidelijk patroon zichtbaar in de benadering en selectie van slachtoffers door de heer [naam 7] . Hij zal deze week door de redactie benadert worden voor een verklaring, waarna publicatie volgt. Aangifte is geadviseerd in drie gevallen.
[naam 5]
8 meldingen van acteurs die, nadat ze [naam 5] zijn amicaliteit afwezen, niet meer gevraagd werden voor theateraudities. [naam 5] is/was bevriend met veel jonge acteurs, soms minderjarig, van wie hij foto’s wilde hebben/maken voor in zijn huis en wie hij grote plannen voorhield zolang ze maar met hem af bleven spreken. [naam 5] wordt volgende week benadert voor een verklaring. Vooralsnog geen meldingen van strafbare feiten.
[naam 8]
2 melding van acteurs die met haar naar bed zijn geweest, met een werkgerelateerde gedachte.
4 meldingen van acteurs die weleens het voorstel hebben gekregen om met haar naar bed te gaan, waarna zij werkgerelateerde chanterende op merkingen plaatste. Vooralsnog geen meldingen van strafbare feiten.
[naam 2]
Één acteur verklaart enkele jaren geleden bij [naam 2] melding te hebben gemaakt van seksuele intimidatie door [naam 6] , deze acteur heeft hier nooit meer iets van gehoord en werd vervolgens niet meer benadert voor castings.’
2.4.
Op 3 april 2018 heeft journalist [gedaagde sub 2] , die onder meer schrijft voor het weekblad Nieuwe Revu van uitgever Pijper Media, waarvan [gedaagde sub 3] [functie] is, een document naar [eiseres] gestuurd met het verzoek daarop te reageren in het kader van een voorgenomen publicatie over hoe de zaken er bij [eiseres] een half jaar na de verklaring van [naam 6] voor staan. Het document betreft naast de kop
‘Een anonieme bron’met een opsomming van een viertal uitlatingen en de kop
‘Enkele andere reacties’met vier reacties van verschillende personen (waaronder één anonieme bron) een kop
‘De mail die bij [eiseres] binnenkwam bevat het volgende’. Onder deze laatste kop zijn de in de onder 2.3 weergegeven anonieme e-mail vermelde beschuldigingen jegens [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 2] opgenomen. Daarnaast is onder de kop een beschuldiging opgenomen (betrekking hebbende op [naam 4] ) die niet in de anonieme e-mail stond.
[naam 1] van [eiseres] heeft op het verzoek van [gedaagde sub 2] gereageerd met de vraag het gehele artikel toe te sturen om de punten uit het document in de juiste context te kunnen plaatsen. Daarop heeft [gedaagde sub 2] afwijzend gereageerd. Hij heeft daarbij onder meer het volgende vermeld:
‘De context is een geïncorporeerde praktijk van machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag, aangevuld met veel persoonlijke meningen van vakgenoten over de positie van één bedrijf binnen de markt en situaties die daardoor kunnen ontstaan.’
2.5.
Bij brief van 4 april 2018 van haar advocaat heeft [eiseres] Nieuwe Revu gesommeerd:
zich te onthouden van de beschuldiging dat bij [eiseres] sprake zou zijn van een ‘geïncorporeerde praktijk van machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag’;
geen beschuldigingen te uiten op basis van de anonieme e-mail, in het bijzonder dat geen informatie zal worden gepubliceerd die (indirect) herleidbaar is tot (oud)werknemers van [eiseres] ;
steeds waarheidsgetrouw, controleerbaar en zo volledig mogelijk te publiceren, overeenkomstig de Leidraad van de Journalistiek, en deugdelijk en tijdig wederhoor toe te passen.
2.6.
Op 5 april 2018 heeft [gedaagde sub 3] namens Nieuwe Revu als volgt gereageerd op voornoemde sommatie:
‘Over je verzoek: punt 1 en 3 zijn bij dezen bevestigd. Punt 2 niet, in die zin dat (oud-) [eiseres] -medewerkers als [naam 1] en [naam 6] in het stuk zullen worden geciteerd…dus ja, er wordt informatie gepubliceerd die herleidbaar is tot het bedrijf. Wel kan ik bevestigen dat er geen beschuldigingen zullen worden geuit op basis van de genoemde mail; de gekopieerde passages uit de mail zijn deze week in een eerder stadium al uit het artikel verwijderd.’
2.7.
Op 10 april 2018 heeft [gedaagde sub 3] de Nieuwe Revu zoals die een dag later zal verschijnen aan [eiseres] toegezonden.
In het artikel dat de kop
‘ [titel artikel] ’’ heeft en 10 bladzijden beslaat, staat onder meer het volgende vermeld:
‘Kort na het optreden(van [naam 1] , vzr.)
bij RTL Late Night werd duidelijk dat de onoorbare praktijken zich niet alleen beperkten tot [naam 6] , maar in mindere mate ook toe te schrijven zijn aan twee collega-castingdirectors binnen het bedrijf. (…) Een [eiseres] -vertrouweling vertelt: ‘Opmerkelijk aan deze zaak is de manier waarop de onderzoeken plaatsvonden. Het was al vrij snel duidelijk dat[naam 7], die samen met [naam 2] de soap Goede Tijden, Slechte Tijden en commerciële films van [naam bedrijf 3] en [naam 9] onder zijn hoede had, moest vertrekken, ook als de hele #MeToo-affaire er niet zou zijn geweest. Hij is een leuke gozer, absoluut geen slechterik, en zijn vermeende misdragingen vallen toch echt wel in een andere categorie dan de praktijken van [naam 6] . Toch was het voldoende om hem de deur te wijzen (…). Intussen kwamen op de redactie van een ander medium volgens een betrokken journalist enkele tientallen meldingen van ‘machtsmisbruik en seksueel overschrijdend gedrag’ door [eiseres] -werknemers binnen. Deze meldingen zijn in een brief -die in het bezit van Nieuwe Revu is- aan [eiseres] kenbaar gemaakt. Namen die in de brief genoemd worden zijn, naast [naam 6] en zijn neef en tevens [eiseres] - [functie][naam 4]en [naam 7] , ook castingdirector[naam 8]en oprichter en naamgever[naam 5]. [naam 8] is de zus van de vriendin van [naam 4] ,[naam 10], die op haar beurt weer aandeelhouder is van de [eiseres] -dependance in [vestigingsplaats] . De vermeende misstanden waar zij bij betrokken zou zijn geweest, zouden inmiddels ook onderwerp van onderzoek zijn.’
In het artikel wordt [naam 11] (onder meer [functie] van het televisieprogramma [naam televisieprogramma] ) voor zover hier relevant als volgt geciteerd:
‘Er lagen inmiddels al drieëntwintig klachten tegen een andere castingagent bij [eiseres] . (…) Acteurs verdienen te weinig, hebben geen rechten, geen vakbond en tot overmaat van ramp worden ze (seksueel) misbruikt door tenminste drie castingagenten bij [eiseres] . (…) Deze zaak is groter dan [naam 12] . (…) In Amerika zou [eiseres] niet meer bestaan.’
2.8.
Bij e-mail van 10 april 2018 heeft (de raadsman van) [eiseres] Nieuwe Revu gesommeerd het artikel zoals toegezonden niet te publiceren. Daarop is door Nieuwe Revu niet gereageerd en het artikel is ongewijzigd in de Nieuwe Revu van 11 april 2018 verschenen.
2.9.
Nadat bekend was geworden dat [gedaagde sub 2] op 11 april 2018 in het televisieprogramma RTL Boulevard zou verschijnen, heeft (de raadsman van) [eiseres] de producent van het programma gesommeerd in de uitzending geen namen van medewerkers van [eiseres] te noemen. Dat is vervolgens ook niet gebeurd. Wel heeft [gedaagde sub 3] op 11 april 2018 op twitter het volgende medegedeeld:
‘Die [eiseres] -advocaat verbood #RTLBoulevard in zijn brief de namen te noemen van castingdirectors die in verband worden gebracht met #MeToo-praktijken. Die namen staan in @NieuweRevu 15 op pagina 28, 1e alinea onder elkaar. De een is ontslagen, tegen de ander loopt een onderzoek.’
Verder heeft [gedaagde sub 3] op 13 april 2018 op twitter het volgende medegedeeld:
‘De vraag is nu: wat is er gebeurd met de opnamen van audities waarop [naam 6] en andere castingdirectors over de schreef zijn gegaan? Zijn ze verwijderd? Liggen ze in een kluis? Acteurs maken zich hier terecht zorgen om. [eiseres] wil niet zeggen wat er met deze tapes is gebeurd.’

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, op straffe van dwangsommen:
I. Nieuwe Revu te verbieden via welk medium dan ook, analoog of digitaal, in publicaties de namen van de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde (oud)medewerkers van [eiseres] te noemen, al dan niet door gebruikmaking van informatie die herleidbaar is tot de bedoelde (oud)medewerkers, met inbegrip van verwijzingen via hyperlinks, twitterberichten en citaten van derden en/of hen in verband te brengen met machtsmisbruik, seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik;
II. Nieuwe Revu te gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis de in de dagvaarding omschreven (digitale) publicatie zo aan te passen dat de namen van de (oud)medewerkers worden verwijderd en verwijderd blijven en dat de publicatie niet tot hen herleidbaar is in de voor het publiek toegankelijke internetdatabases, digitale archieven van Nieuwe Revu en/of enig ander voor het publiek al dan niet betaald toegankelijk (digitaal) medium;
III. Nieuwe Revu te bevelen de zoekmachines Google en Bing met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis op deugdelijke wijze te verzoeken om de cache met betrekking tot het artikel en de tweets bedoeld in de dagvaarding te verwijderen en verwijderd te houden en te verzoeken links naar het artikel en tweets uit haar index te verwijderen, zodat het (oude) artikel niet meer vindbaar zal zijn via de zoekmachine, met overlegging van afschriften van deze verzoeken aan de raadsman van [eiseres] .
Ten slotte vordert [eiseres] om Nieuwe Revu te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt voor zover van belang hierna, onder de beoordeling, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 140 Rv zal het vonnis in deze procedure ook ten aanzien van de niet verschenen gedaagde Pijper Media als een vonnis op tegenspraak worden beschouwd.
4.2.
De vorderingen behelzen – kort gezegd – een aanpassing van het in de Nieuwe Revu van 11 april 2018 verschenen artikel
‘ [titel artikel] ’’, in die zin dat de namen [naam 7] en [naam 8] daaruit verwijderd worden en dat het artikel alsmede de door [gedaagde sub 3] over dat artikel geplaatste tweets onvindbaar worden gemaakt op het internet. Daarnaast wil [eiseres] een verbod om voornoemde persoonsnamen in verband met machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag, in toekomstige publicaties te noemen.
4.3.
[eiseres] heeft zich daarbij primair op het standpunt gesteld dat Nieuwe Revu met het noemen van de namen [naam 7] en [naam 8] in het artikel in strijd heeft gehandeld met de door haar gedane toezegging dit niet te zullen doen. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 3] deze toezegging als reactie op de sommatiebrief van [eiseres] van 4 april 2018 in zijn e-mail van 5 april 2018 gedaan, welke reactie door [gedaagde sub 2] is bevestigd. Nieuwe Revu heeft betwist dat in de e-mail van 5 april 2018 een toezegging is gedaan de namen niet te zullen noemen. [gedaagde sub 3] heeft hierover ter zitting verklaard dat hij in zijn e-mail van 5 april 2018 uitsluitend heeft toegezegd dat op basis van de anonieme mail in het artikel geen beschuldigingen zullen worden geuit. Over het al dan niet noemen van namen heeft hij in de e-mail niet gesproken, aldus [gedaagde sub 3] .
Nieuwe Revu wordt gevolgd in haar standpunt dat in de e-mail van [gedaagde sub 3] van 5 april 2018 als reactie op de sommatie van 4 april 2018 niet de toezegging kan worden gelezen dat in het artikel de namen van (oud)werknemers niet zullen worden genoemd. Op de sommatie te bevestigen dat
geen beschuldigingen op basis van de anonieme mail zullen worden geuit, in het bijzonder dat geen informatie zal worden gepubliceerd die (indirect) herleidbaar is tot (oud)werknemers van [eiseres](zie onder 2.5) heeft [gedaagde sub 3] geantwoord dit niet te bevestigen. Daaraan heeft hij, met vermelding dat in het artikel citaten van [naam 1] en [naam 6] zullen staan, toegevoegd dat informatie zal worden gepubliceerd die herleidbaar is tot [eiseres] en heeft hij afgesloten met de bevestiging dat in het artikel geen beschuldigingen zullen worden geuit op basis van de anonieme mail. Daaruit blijkt geen ondubbelzinnige toezegging dat in het artikel geen namen van (oud)medewerkers van [eiseres] zullen verschijnen.
4.4.
[eiseres] heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat Nieuwe Revu met de vermelding van de namen [naam 7] en [naam 8] in het artikel inbreuk maakt op hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM) welk recht volgens haar in dit geval zwaarder dient te wegen dan het recht van Nieuwe Revu op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM).
In dit verband wordt als volgt overwogen.
Toewijzing van de vorderingen van [eiseres] zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van Nieuwe Revu op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien het artikel van Nieuwe Revu onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van Nieuwe Revu is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiseres] is er met name in gelegen dat haar (oud)medewerkers niet lichtvaardig worden blootgesteld aan verdachtmakingen (door hen op één lijn te stellen met het grensoverschrijdend gedrag van [naam 6] ) en dat derhalve hun privacy niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.5.
Een van de omstandigheden die in die belangenafweging meeweegt, is de mate waarin de inhoud van de publicatie steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. In dit kader hoeft van Nieuwe Revu niet te worden verwacht dat de juistheid van de publicatie onomstotelijk vast is komen te staan. Wel mag van haar worden verwacht, zeker bij een onderwerp over ‘machtsmisbruik’ en ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’, dat zij voldoende zorgvuldig journalistiek onderzoek verricht. Onderdeel hiervan is een correcte toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor. Tevens is van belang of er een noodzaak is tot het noemen van de namen, gekoppeld aan de vraag of het daarmee nagestreefde doel ook langs andere weg had kunnen worden bereikt.
4.6.
De publicatie geeft een weergave van hoe het er bij [eiseres] voorstaat maanden nadat naar buiten is gekomen dat [naam 6] zich jarenlang binnen het bedrijf schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag en hoe er in de wereld van Nederlandse acteurs is gereageerd op de onthullingen en wat de voorstellen zijn om een en ander te voorkomen. Een belangrijk onderdeel van de publicatie vormt de melding dat de gedragingen van [naam 6] niet op zich staan, maar onderdeel uitmaken van een bedrijfscultuur waarbij misbruik wordt gemaakt van de afhankelijke positie die (beginnende) acteurs hebben ten opzichte van [eiseres] die bepaalt wie welke rollen toebedeeld krijgt. Daarnaast wordt aandacht besteed aan wat de onthullingen over [naam 6] hebben veranderd aan de bedrijfscultuur van [eiseres] . In de publicatie wordt er onder meer melding van gemaakt dat de onoorbare praktijken zich niet alleen beperkten tot [naam 6] maar, in mindere mate ook toe te schrijven zijn aan twee collega-castingdirectors. Daarop volgt een citaat van een zogenoemde [eiseres] -vertrouweling die de naam [naam 7] noemt en beschrijft dat de vermeende misdragingen van [naam 7] , hoewel ze in een andere categorie vallen dan de praktijken van [naam 6] , voldoende waren om hem de deur te wijzen. Vervolgens is in de publicatie opgenomen dat op de redactie van een ander medium enkele tientallen meldingen van ‘machtsmisbruik’ en ‘seksueel overschrijdend gedrag’ door [eiseres] -medewerkers zijn binnengekomen. Daarbij worden met verwijzing naar een bij Nieuwe Revu in het bezit zijnde brief met meldingen en betrokken [eiseres] -medewerkers, naast [naam 4] en [naam 5] ook [naam 7] en [naam 8] genoemd. Over [naam 8] wordt vervolgens gemeld
dat de vermeende misstanden waar zij bij betrokken zou zijn geweest inmiddels ook onderwerp van onderzoek zouden zijn.
4.7.
Nieuwe Revu stelt met de publicatie een misstand aan de kaak waarover zij moet kunnen publiceren. De vraag is of zij daarbij de namen van [naam 7] en [naam 8] mag noemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat toegestaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat Nieuwe Revu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar uit gedegen journalistiek onderzoek is gebleken dat de onoorbare gedragingen zich niet tot [naam 6] beperken maar dat in dat kader ook de castingdirectors [naam 7] en [naam 8] genoemd worden. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat Nieuwe Revu zich bij haar uitlatingen over [naam 7] en [naam 8] uitsluitend heeft gebaseerd op de anonieme mail die op 14 november 2017 bij alle medewerkers van [eiseres] is binnengekomen, maar Nieuwe Revu betwist dit. Volgens Nieuwe Revu heeft zij daarnaast met vele personen uit de theater- en televisiewereld gesproken en hebben meerdere bronnen -ook over [naam 7] en [naam 8] - overeenkomstige verklaringen afgelegd. Nieuwe Revu heeft deze bronnen in de publicatie ook wel omschreven als ‘ [eiseres] -insider’, ‘ [eiseres] -vertrouweling’ of ‘acteur’, hetgeen begrijpelijk is omdat het gezien de afhankelijke positie van deze personen lastig is om hen met naam en toenaam over dit onderwerp te laten verklaren. Nieuwe Revu is gerechtigd haar bronnen geheim te houden, maar de zorgvuldigheid kan zich er tegen verzetten dat zij daarbij uitlatingen als vaststaande feiten presenteert, zeker als daarbij geen wederhoor is toegepast.
In de publicatie zijn de uitlatingen over [naam 7] en [naam 8] niet als beschuldigingen gebracht maar genuanceerd weergegeven. Zo is geschreven dat de onoorbare gedragingen zich niet beperkten tot [naam 6] maar
in mindere mateook toe te schrijven waren aan twee collega castingdirectors en is over [naam 7] in de vorm van een citaat geschreven dat zijn
vermeende gedragingentoch echt
vallen in een andere categorie dan de praktijken van [naam 6]. Ook met betrekking tot [naam 8] is op een genuanceerde wijze geschreven door te spreken over ‘
de vermeende misstandenwaarbij zij betrokken
zou zijn geweest zoudenonderwerp van onderzoek zijn’. Gelet op het onderzoek dat [eiseres] door Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) heeft laten verrichten en het interne onderzoek dat zijzelf heeft gedaan, is de vermelding dat [naam 8] onderwerp van onderzoek zou zijn bovendien niet onjuist.
Voor [naam 7] geldt bovendien dat [eiseres] zelf heeft erkend dat met hem de arbeidsrelatie is beëindigd na gevoerde gesprekken over mogelijk onoorbaar gedrag. In dit verband is verder het in de publicatie opgenomen citaat van [naam 11] relevant, waarin hij spreekt over misbruik door drie castingagenten bij [eiseres] .
Al met al heeft Nieuwe Revu voldoende aannemelijk gemaakt dat de – genuanceerde- uitlatingen over [naam 7] en [naam 8] voldoende steun vinden in de feiten.
4.8.
Nieuwe Revu heeft voorts voldoende invulling gegeven aan het beginsel van hoor en wederhoor. Zo heeft [gedaagde sub 2] [eiseres] in het kader van de voorgenomen publicatie op 3 april 2018 een document gestuurd met het verzoek daarop te reageren. Daarop is, behalve met het verzoek om te mogen beschikken over de volledige publicatie waarop weer afwijzend is gereageerd, geen inhoudelijke reactie gekomen, maar is [eiseres] overgegaan tot het sommeren van Nieuwe Revu. Wat betreft [naam 7] , die al niet meer werkzaam was bij [eiseres] , heeft [gedaagde sub 2] verklaard dat hij ook via What’s app nog contact heeft proberen te krijgen, maar dat hij ook daarop geen reactie heeft gekregen. Verder heeft Nieuwe Revu ervoor gekozen om de in de sommatiebrief van [eiseres] opgenomen reactie op de vraag ‘hoe staan de zaken er een half jaar na dato voor?’ in een rood kader te vermelden. Daarmee heeft zij in het artikel ook de kant van [eiseres] belicht.
4.9.
De vraag is dan nog of de noodzaak bestaat om [naam 7] en [naam 8] met naam en toenaam in de publicatie te noemen of dat het nagestreefde doel ook langs andere weg had kunnen worden bereikt. In dit verband is van belang dat [naam 7] en [naam 8] , net als [naam 6] , als castingdirectors sleutelfiguren zijn/waren binnen [eiseres] . Nu er aanwijzingen bestaan dat ook zij een -al is het een beperktere- rol hebben gespeeld in de angstcultuur binnen [eiseres] waarover in de publicatie wordt geschreven, moeten zij, in de context van het gehele artikel, bij naam kunnen worden genoemd. Nu het doel van de publicatie is het aan de kaak stellen van de misstanden bij [eiseres] , waarvan aannemelijk is geworden dat die niet zijn beperkt tot de gedragingen van [naam 6] , kan dit doel niet ook langs andere weg worden bereikt.
4.10.
Gelet op het voorgaande wordt de publicatie, met vermelding van namen, (en de over dat artikel door [gedaagde sub 3] geplaatste tweets, waarin de namen overigens niet zijn genoemd) niet onrechtmatig geacht en zijn er geen gronden voor verwijdering van de namen noch voor het niet langer vindbaar zijn van de publicatie. Daar komt bij dat de namen al vanaf 11 april 2018 bij het publiek (een beperkte groep van personen binnen de theater- en televisiewereld die weten om wie het gaat) bekend zijn.
4.11.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Nieuwe Revu tot op heden begroot op € 291,= aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Nieuwe Revu tot op heden begroot op € 291,= aan griffierecht,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB