ECLI:NL:RBAMS:2018:3226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
13/728104-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor moord, maar veroordeling voor vuurwapenbezit en rijden zonder rijbewijs

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van moord op [slachtoffer], alsook van pogingen tot moord op diens partner en hun tweejarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de moordaanslag, die plaatsvond op 8 oktober 2016, waarbij het slachtoffer werd doodgeschoten en zijn partner zwaargewond raakte. Ondanks uitvoerig bewijs en getuigenverklaringen kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding of uitvoering van de aanslag. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, waarvoor hij een gevangenisstraf van vier maanden kreeg opgelegd, en voor het rijden zonder rijbewijs, waarvoor hij twee weken gevangenisstraf kreeg opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van de moord, maar dat zijn andere strafbare feiten wel bewezen waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de moord en de pogingen tot moord, maar legde hem wel straffen op voor de andere feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728104-17 (Promis)
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 februari en 6, 7, 8, 9, 13, 14 en 15 maart en 26 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. C. Cnossen en A. van de Venn (hierna gezamenlijk te benoemen als: officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.L.M. Ficq naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van wat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , met mr. Y. Moszkowicz, en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , met mr. R.A. Korver, naar voren hebben gebracht.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen de deskundige prof. dr. E. Otten naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Het medeplegen van moord op [slachtoffer] , subsidiair de medeplichtigheid daaraan;
Het medeplegen van poging tot moord op [benadeelde partij 1] en [naam dochter] , subsidiair de medeplichtigheid daaraan;
Het medeplegen van opzetheling, dan wel schuldheling van een Volkswagen Caddy (met gestolen kentekenplaten [kenteken] ) en een Seat Leon (met gedupliceerde kentekenplaten [kenteken] );
Het besturen van een Volkswagen Jetta ( [kenteken] ) en een Suzuki Alto ( [kenteken] ), zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie;
Het voorhanden hebben van een geluiddemper.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 8 oktober 2016 wordt de Mini Cooper met daarin [slachtoffer] , zijn vriendin [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) en hun tweejarige dochter [naam dochter] (hierna: het/hun kind) door zestien kogels beschoten in de parkeergarage onder hun appartementencomplex. [slachtoffer] overlijdt ter plaatse en [benadeelde partij 1] raakt zwaargewond, maar overleeft ternauwernood. Hun kind, dat op de achterbank zat, blijft wonderwel ongedeerd.
Uit het onderzoek is gebleken dat sprake is geweest van een gerichte liquidatie, maar aangenomen moet worden dat de daders zich hebben vergist in de identiteit van de slachtoffers.
Op basis van een uitvoerig onderzoek zijn zeven verdachten aangehouden, waarvan er vijf worden beschuldigd van het gezamenlijk plegen (medeplegen) van de liquidatie. Verdachte is één van die vijf.
Bijkomende beschuldigingen, namelijk het helen van auto’s, rijden zonder rijbewijs en het voorhanden van hebben van een vuurwapen en een geluiddemper, zijn uit het onderzoek naar de liquidatie voortgekomen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, gemotiveerd het standpunt ingenomen dat verdachte als medepleger dient te worden veroordeeld voor de onder 1. ten laste gelegde moord op [slachtoffer] en de onder 2. ten laste gelegde poging tot moord op [benadeelde partij 1] en hun kind.
Tevens acht de officier van justitie het onder 3. ten laste gelegde medeplegen van heling van de Volkswagen Caddy (met gestolen kentekenplaten [kenteken] ) en de Seat Leon (met gedupliceerde kentekenplaten [kenteken] ) wettig en overtuigend bewezen.
Ook het onder 4. ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs en het onder 5. en 6. ten laste gelegde (vuur)wapenbezit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, aan de hand van zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen, op het standpunt gesteld dat verdachte geen betrokkenheid heeft gehad bij de liquidatie. Hij moet dan ook worden vrijgesproken van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde. Over het onder 4., 5. en 6. ten laste gelegde zijn door de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Inleiding
De rechtbank acht het voor een goed overzicht in deze zaak belangrijk om voorafgaand aan de juridische beoordeling een uiteenzetting te geven van de belangrijkste feiten die haar zijn gebleken. Naast een overzicht van telefoonnummers en auto’s is een tijdlijn van gebeurtenissen, beginnend in juni 2016, daarin opgenomen. Niet alle passages en daarbij genoemde verwijzingen naar het dossier maken deel uit van de bewijsconstructie. De rechtbank heeft over enkele gebeurtenissen naar aanleiding van de discussie daarover tussen het openbaar ministerie en de verdediging duidelijk willen maken wat zij wel, maar ook wat zij niet heeft kunnen opmaken uit het dossier en de terechtzitting. Daarbij wordt dus ook aangegeven wat de rechtbank, anders dan het Openbaar Ministerie heeft beargumenteerd,
nietheeft kunnen vaststellen. [1]
3.4.2
Feitenvaststelling
De rechtbank zal beginnen met een overzicht van de verdachten, hun telefoonnummers, de betrokken voertuigen en de bij de moordaanslag gebruikte (prepaid)telefoons.
De verdachten in onderzoek 13Mortel
  • [verdachte 2] , hierna te noemen : [verdachte 2] ;
  • [verdachte 3] , hierna te noemen : [verdachte 3] ;
  • [verdachte 4] , hierna te noemen : [verdachte 4] ;
  • [verdachte 5] , hierna te noemen : [verdachte 5] ;
  • [verdachte 6] , hierna te noemen : [verdachte 6] ;
  • [verdachte 7] , hierna te noemen : [verdachte 7] ;
  • [verdachte] , hierna te noemen : [verdachte] .
Telefoons in gebruik bij verdachten
- [verdachte 2] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 1] [2] ;
- [verdachte 3] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 2] [3] ;
- [verdachte 4] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 3] [4] ;
- [verdachte 5] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 4] [5] ;
- [verdachte 6] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 5] [6] ;
- [verdachte 7] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 6] [7] ;
- [verdachte] maakt gebruik van het telefoonnummer : [telefoonnummer 7] [8] .
Voertuigen in gebruik bij verdachten
- een Volkswagen Bora met kenteken [kenteken] (hierna: de Bora). Deze Bora staat op naam van [verdachte 5] en wordt door hem en [verdachte 3] gebruikt. Er zijn verder geen andere gebruikers van de Bora bekend geworden in het onderzoek. [9] [verdachte 3] heeft verklaard dat alleen hij en [verdachte 5] de Bora gebruikten en dat er niet meer mensen waren die de Bora leenden. [10] Ook [verdachte 5] heeft verklaard dat niemand anders dan hij en [verdachte 3] de Bora gebruikte, dat hij zelf de Bora aan niemand anders dan [verdachte 3] uitleende, en dat [verdachte 3] volgens hem niemand (anders) vertrouwde met die auto [11] . De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de Bora telkens wanneer die in het onderzoek rijdend is waargenomen, werd bestuurd door ofwel [verdachte 3] , ofwel [verdachte 5] .
- een Mercedes Vito met kenteken [kenteken] (hierna: de Vito), gehuurd door [verdachte 2] [12] ;
- een Mercedes V-Klasse met kenteken [kenteken] (hierna: de V-Klasse), gehuurd door [verdachte 2] [13] ;
- een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken] (hierna: de Jetta), op naam van [naam vader] , de vader van [naam partner] , de partner van [verdachte] , (mede) in gebruik bij [verdachte] . [14]
Bij de moordaanslag gebruikte voertuigen en telefoons
  • een Volkswagen Caddy voorzien van valse kentekenplaten [kenteken] (hierna: de Caddy);
  • een Seat Leon voorzien van gedupliceerde kentekenplaten [kenteken] (hierna: de Seat).
  • [prepaid 1] (hierna: prepaid 1);
  • [prepaid 2] (hierna: prepaid 2);
  • [prepaid 3] (hierna: prepaid 3).
3.4.3
Tijdlijn van gebeurtenissen en bewijsoverwegingen
15 juni 2016
Ophalen en verplaatsen van de Caddy
In de nacht van 14 op 15 juni 2016 wordt in Leiden een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] gestolen. [16] Diezelfde nacht worden in Rotterdam kentekenplaten met kenteken [kenteken] gestolen van een andere Volkswagen Caddy. [17]
In de middag van 15 juni 2016 rijden [verdachte 3] [18] en [verdachte 5] [19] met de Bora van Amsterdam naar de woning van [verdachte 4] in [plaats 1] . [20] Nadat zij [verdachte 4] hebben opgehaald rijden zij met de Bora naar Rotterdam. Daar stapt [verdachte 4] [21] uit en hij rijdt met de in Leiden gestolen Caddy, inmiddels voorzien van de in Rotterdam gestolen kentekenplaten met kenteken [kenteken] , achter de Bora aan naar Alkmaar. [22] [verdachte 3] wist de weg [23] en heeft in Alkmaar met [verdachte 7] gesproken. [24] De Caddy blijft in Alkmaar achter als een half uur later [verdachte 3] , [verdachte 5] en [verdachte 4] met de Bora naar [plaats 1] rijden en [verdachte 4] naar huis wordt gebracht. Daarna wordt met de Bora via Aalsmeer naar Hoofddorp gereden. [25] [verdachte 5] is deze dag de bestuurder van de Bora, [verdachte 3] de bijrijder. [26]
20 juni 2016
Verplaatsen van de Caddy van Alkmaar naar Aalsmeer
Op 20 juni 2016 is de Caddy naar [plaats 2] gereden, in de buurt van de woning van [verdachte 2] . De telefoon van [verdachte 7] is met deze rit meebewogen. Later op de avond peilt de telefoon van [verdachte 7] weer uit in Alkmaar. De Caddy is niet geregistreerd rijdend richting Alkmaar maar rijdend vanaf Aalsmeer naar Amsterdam-Noord. De telefoon van [verdachte 6] is, voor vertrek van de Caddy, eveneens in Aalsmeer. Nadat de Caddy naar Amsterdam-Noord is verplaatst, peilt de telefoon van [verdachte 6] ook uit in Amsterdam-Noord. [27] De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte 7] de Caddy van Alkmaar naar Aalsmeer heeft gereden en [verdachte 6] vervolgens de Caddy naar Amsterdam-Noord heeft gebracht.
27 en 28 juni 2016
De bewegingen van de Caddy en de Seat: een voorverkenning met de Caddy?
De Caddy beweegt op 27 juni 2016 rond middernacht vanuit Amsterdam-Noord naar de omgeving van de latere plaats delict, de parkeergarage “Oranjekwartier” aan het Koningin Wilhelminaplein in Amsterdam. De Caddy wordt daar vlakbij geregistreerd om 00:26 uur en opnieuw om 01:19 uur en is om 21:30 uur weer in Amsterdam-Noord. In de tijdvakken tussen deze drie tijdstippen zijn er geen registraties van de Caddy. [28]
De rechtbank kan niet vaststellen dat de Caddy bij de parkeergarage is geweest, laat staan dat sprake was van een voorverkenning. De beweging is wel opvallend in het licht van de activiteiten op 28 juni 2016.
Die dag om 22:37 uur, zijn [verdachte 3] [29] , [verdachte 5] [30] en [verdachte 4] [31] met de Bora in Den Haag en later die avond in Rotterdam. [verdachte 4] rijdt vanaf Rotterdam, hooguit enkele minuten achter de Bora, naar Amsterdam-Noord in de Seat. [32] Deze is eerder in juni gestolen. [33] Vervolgens rijdt de Bora richting Aalsmeer. [34] De Seat is voor het eerst weer geregistreerd in de nacht van 12 op 13 juli 2016 toen de Seat van Amsterdam-Noord naar Alkmaar is verplaatst. [35]
29 en 30 september en 2 oktober 2016
Reisbewegingen van de Jetta en de Bora naar Aalsmeer: is er een voorverkenning of voorbespreking van de moordaanslag?
Op 29 september 2016 om 23:52 uur wordt de Jetta, waarin op dat moment [verdachte] rijdt, geregistreerd rijdende vanuit Wormerveer naar Aalsmeer, waar deze om 00:41 uur aankomt. Om 01:21 uur vertrekt [verdachte] en rijdt hij terug naar Wormerveer, waar de Jetta om 02:17 uur wordt geregistreerd. [36]
Op 2 oktober 2016, rond 21:10 uur, rijden zowel [verdachte] (in de Jetta vanuit Wormerveer), als de Bora (vanuit [plaats 3] , woonplaats van [verdachte 3] ), naar Aalsmeer. De Bora komt hier om 21:30 uur aan en de Jetta rond 22:00 uur. De telefoon van [verdachte 3] is met de Bora meebewogen. Even later, rond 22:10 uur vertrekt de Bora, om terug te komen rond 23:30 uur. Kort hierop vertrekken zowel de Bora als [verdachte] uit Aalsmeer. [37]
Zowel [verdachte 2] als [verdachte] hebben bevestigd dat zij elkaar kennen van de handel in softdrugs. Volgens [verdachte] hadden hun ontmoetingen ook nergens anders betrekking op. [38] [verdachte] heeft ook verklaard dat hij [verdachte 3] niet kent. [39]
De rechtbank gaat ervan uit dat er zowel in de nacht van 29 op 30 september, als op 2 oktober 2016 een ontmoeting is geweest tussen [verdachte 2] en [verdachte] . De reden van deze ontmoetingen is niet vast komen te staan. Er zijn op 29/30 september geen (gelijktijdige) reisbewegingen van andere (mede)verdachten. Op 2 oktober 2016 zijn er wel bewegingen van de Bora maar niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] en [verdachte 3] elkaar die avond (moeten) hebben gezien. Evenmin kan worden vastgesteld dat [verdachte] in de Bora is meegereden noch waar de Bora op 2 oktober tussen 22:10 en 23:30 uur is geweest. Dat er een voorverkenning en/of voorbereiding van de moordaanslag zou zijn geweest, kan dan ook niet worden vastgesteld.
4 oktober 2016
Een voorverkenning met de V-Klasse?
[verdachte 2] heeft de V-Klasse gehuurd voor de periode tussen 30 september 2016 en 6 oktober 2016. [40]
Op 4 oktober 2016 heeft de V-Klasse overdag meerdere reisbewegingen gemaakt, waarbij de telefoon van [verdachte 6] (eindigend op # [nummer] ) is meebewogen. Om 20:04 uur wordt de V-Klasse geparkeerd vlakbij de woning van [verdachte 6] aan de [plaats 4] . Om 20:21 uur rijdt de V-Klasse vanaf deze locatie naar de woning van [verdachte 2] in [plaats 2] . Tegelijkertijd rijdt [verdachte] in de Jetta vanuit Wormerveer naar de woning van [verdachte 2] . De auto’s komen bijna gelijktijdig aan. Enkele minuten nadat beide auto’s bij de woning van [verdachte 2] zijn aangekomen, beweegt de V-Klasse in de richting van Amsterdam, waar deze om 21:17 uur op de Rijksweg A10 West nabij afslag S106/Cornelis Lelylaan wordt geregistreerd. Dit is op een afstand van ongeveer 600 meter vanaf de plaats delict. De eerstvolgende registratie is om 21:37 uur, op de Oostoever in Amsterdam. Deze locatie is ongeveer acht minuten rijden van de eerder genoemde afslag. De telefoon van [verdachte 2] (eindigend op # [nummer] ) is met de V-Klasse meebewogen vanuit Aalsmeer. Tussen 21:21 en 21:41 uur zijn er meerdere belbewegingen met deze telefoon naar contacten van [verdachte 2] . Vervolgens rijdt de V-Klasse, via de woning van [verdachte 6] in [plaats 4] , terug naar de woning van [verdachte 2] , waarbij de telefoon van [verdachte 6] is meebewogen. Nadat de V-Klasse hier is aangekomen, vertrekken zowel de Jetta (naar Wormerveer) als de V-Klasse (naar Amsterdam) uit Aalsmeer, waarbij de telefoon van [verdachte 6] met de V-Klasse is meebewogen. [41]
[verdachte] heeft ten aanzien van bovenstaande reisbewegingen verklaard dat hij de reisbeweging met de Jetta heeft gemaakt en dat dit gerelateerd was aan softdrugs. Verder heeft hij, zowel bij de politie, als ter terechtzitting, ontkend de reisbeweging met de V-Klasse te hebben gemaakt. [42]
Uit de beschreven bewegingen van de auto’s en telefoons leidt de rechtbank af dat in elk geval [verdachte 6] en [verdachte 2] op deze avond in de V-Klasse reden. [verdachte 6] beschikte die dag over de V-Klasse en deze auto is deze avond ook vertrokken vanaf zijn woning in [plaats 4] .De telefoons van zowel [verdachte 6] als [verdachte 2] hebben op meerdere momenten deze avond meebewogen met de V-Klasse en bovendien zijn van beide telefoons belbewegingen geregistreerd met contacten van [verdachte 6] en [verdachte 2] .
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de V-klasse of de verdachten daadwerkelijk in of vlakbij de parkeergarage zijn geweest waar de moordaanslag later is gepleegd. Dat [verdachte 2] en [verdachte 6] die avond een voorverkenning hebben uitgevoerd is daarom niet vast komen te staan.
Ten aanzien van [verdachte] kan de rechtbank niet vaststellen dat hij in de V-Klasse heeft (mee)gereden. De omstandigheid dat de V-Klasse kort na aankomst van [verdachte] in Aalsmeer is weggereden en [verdachte] kort nadat de V-klasse terug is in Aalsmeer met de Jetta is weggereden, is daarvoor onvoldoende. Zijn telefoon is ook niet in beeld bij deze reisbewegingen (zoals bij [verdachte 6] en [verdachte 2] wél het geval is). Bovendien heeft hij ontkend de reisbeweging te hebben gemaakt.
6 en 7 oktober 2016
Verplaatsing van de Seat naar de omgeving van de plaats delict
[verdachte 2] heeft de Vito gehuurd voor de periode van 6 oktober 2016 tot 18 oktober 2016. [43]
Op 6 oktober 2016 rijdt [verdachte 3] met de Bora naar het station van Zoetermeer, waar hij [verdachte 4] ophaalt, waarna zij terugrijden naar Beverwijk. Die avond rijdt de Bora om 22:41 uur richting Alkmaar. [verdachte 2] is rond 20:30 uur al naar Alkmaar gereden in de Vito en hij is bij [verdachte 7] . [verdachte 2] heeft ook [verdachte 3] in Alkmaar gezien. [44] De rechtbank gaat er daarom, in samenhang met het hierna volgende, vanuit dat [verdachte 3] deze avond de bestuurder is van de Bora.
Rond 23:30 uur vertrekken de Bora, de Vito én de Seat vanuit Alkmaar. De Bora en de Seat rijden direct naar Hoofddorp en de Vito rijdt via de woning van [verdachte 6] ook naar [plaats 5] , naar de woning van de moeder van [verdachte 2] en [verdachte 3] , waar deze rond 00:30 uur aankomt. [45]
De Vito is kort na aankomst bij de woning in [plaats 5] weer geregistreerd rond 00.45 uur rijdend vanuit Hoofddorp in de richting van Amsterdam, waarbij de Vito enkele minuten voor de Seat uit rijdt. De Seat wordt voor het laatst geregistreerd om 01:02 uur en bevindt zich dan op de N200 ter hoogte van de afslag Kimpoweg. [46]
Om 01:50 uur maakt de Vito weer GPS-contact en de auto is dan onderweg naar een parkeerplaats in de buurt van de woning van [verdachte 6] , waar ook korte tijd wordt stilgestaan. Hierna keert de Vito terug naar de woning van de moeder van [verdachte 2] en [verdachte 3] in [plaats 5] om 02:44 uur. Vervolgens vertrekt de Vito om 03:04 uur naar de woning van [verdachte 2] in [plaats 2] en de Bora om 03:11 uur naar Beverwijk. [47] In de Bora bevinden zich [verdachte 3] en [verdachte 4] , omdat zij om 03:45 uur door de politie samen in deze auto worden gecontroleerd. [48]
De Seat is die nacht door iemand bestuurd en de rechtbank gaat ervan uit dat dit [verdachte 4] moet zijn geweest. Hij is immers eerder deze dag opgehaald door [verdachte 3] en heeft de Seat al eerder, op 28 juni 2016, bestuurd. Verder staat vast dat de Bora pas om 03:11 uur uit Hoofddorp is vertrokken nadat de Vito daar rond 03:00 uur is teruggekeerd. Het kan niet anders zijn dan dat [verdachte 4] de Seat heeft achtergelaten, in de Vito is gestapt en in Hoofddorp aangekomen vervolgens in de Bora. Door de politiecontrole staat immers vast dat [verdachte 3] en [verdachte 4] samen in de Bora uit Hoofddorp zijn vertrokken.
De Seat is op 7 oktober 2016 rond 08:00 uur aangetroffen op de parkeerplaats van de Wittgensteinlaan. De Seat heeft op die plek gestaan tot de middag van de moordaanslag. [49]
De voorgaande bewegingen en het aantreffen van de Seat op de parkeerplaats in onderlinge samenhang bezien leiden de rechtbank tot de volgende conclusies. De Seat is in de nacht van 6 op 7 oktober 2016 klaargezet nabij de plaats delict. De Vito is die nacht hierbij gebruikt. De Seat is die nacht bestuurd door [verdachte 4] , terwijl ook [verdachte 3] en [verdachte 2] betrokken zijn geweest bij het ophalen van de Seat in Alkmaar. [verdachte 3] heeft in Hoofddorp op [verdachte 4] gewacht en nadat hij terugkwam om 02:44 uur in de Vito zijn zij naar Beverwijk gereden.
De vraag is wie er nog meer betrokken is/zijn geweest bij het klaarzetten van de Seat.
[verdachte 2] heeft over deze nacht verschillend verklaard. Eerst heeft hij de Vito op 6 oktober 2016 voor [verdachte 6] gehuurd en deze rond middernacht bij de woning van [verdachte 6] in [plaats 4] aan hem overgedragen. [50] Later heeft hij hieraan toegevoegd dat [verdachte 6] hem niet thuis wilde brengen en dat hij de Vito een paar uur later weer heeft opgehaald bij [verdachte 6] . [51] Vervolgens heeft [verdachte 2] verklaard dat hij, nadat hij de Vito had gehuurd, naar huis is gereden en er ’s avonds mee naar Alkmaar is gegaan, naar [verdachte 7] . Hier is hij, toevalligerwijs, [verdachte 3] tegengekomen. Vanuit Alkmaar is hij naar Amsterdam-Noord gereden om de Vito bij [verdachte 6] af te leveren, waarna hij met een vriend naar een pokerlocatie in Sloterdijk is gereden om daar te gaan pokeren. Bij die pokerlocatie heeft [verdachte 2] ook [verdachte 6] met de Vito gezien, waarna hij met de hiervoor genoemde vriend weer naar de woning van [verdachte 6] is gereden. Daar aangekomen wilde [verdachte 6] hem niet thuis afzetten, waarna hij de Vito zelf heeft meegenomen naar Hoofddorp. Hier is hij [verdachte 3] wederom tegengekomen. [52]
[verdachte 6] heeft verklaard dat hij niet meer weet of [verdachte 2] op 6 oktober 2016 de Vito bij hem heeft achtergelaten. Hij heeft echter ook verklaard dat hij weet dat hij vóór 8 oktober 2016 niet in deze Vito heeft gereden [53] . [verdachte 6] kan zich niet herinneren of hij in de nacht van 6 op 7 oktober 2016 in Hoofddorp is geweest. Hij kent daar niemand en heeft daar eigenlijk niets te zoeken. [54] Pas op 8 oktober 2016 zou [verdachte 6] de Vito van [verdachte 2] hebben geleend [55] . Ook heeft hij verklaard dat hij op 8 oktober de Vito niet heeft gezien. [56]
De rechtbank gelooft niet dat [verdachte 2] de Vito aan [verdachte 6] heeft overgedragen, waarna hij zelf zou zijn gaan pokeren. Deze verklaring van [verdachte 2] wordt door niets ondersteund. [verdachte 2] wil niet verklaren door wie hij naar de pokerlocatie zou zijn gebracht, om welke pokerlocatie dit gaat en met wie hij zou hebben gepokerd. Ook zou [verdachte 2] later die nacht de Vito weer hebben teruggenomen, omdat [verdachte 6] hem niet thuis had willen brengen. Echter, op het moment dat [verdachte 2] weer de beschikking krijgt over de Vito, rijdt hij niet naar huis, maar naar Hoofddorp.
De rechtbank neemt aan dat [verdachte 2] de Vito niet heeft overgedragen, maar ermee vanuit Alkmaar, via de woning van [verdachte 6] , naar Hoofddorp is gereden. Omdat de Vito vervolgens ook betrokken is geweest bij het klaarzetten van de Seat, en [verdachte 2] hier geen enkele aannemelijke alternatieve verklaring voor heeft gegeven, leidt dit de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte 2] ook betrokken is geweest bij het klaarzetten van de Seat.
[verdachte 6] heeft verschillende verklaringen afgelegd die elkaar bovendien tegenspreken. De rechtbank acht de verklaringen van [verdachte 6] ongeloofwaardig. Uit de reisbewegingen blijkt dat de Vito in de nacht van 6 op 7 oktober 2016 bij de woning van [verdachte 6] is gestopt, waarna is doorgereden naar Hoofddorp. Vervolgens is de Vito later die nacht, nadat de Seat is klaargezet, via de woning van [verdachte 6] naar Hoofddorp teruggereden. Het kan niet anders zijn dan dat [verdachte 4] toen ook in de Vito heeft gezeten. Nu voor deze tussenstops bij de woning van [verdachte 6] geen enkele aannemelijke verklaring is gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte 6] rond middernacht door [verdachte 2] met de Vito is opgehaald, waarna zij samen naar Hoofddorp zijn gereden. De rechtbank acht verder aannemelijk dat [verdachte 6] weer thuis is afgezet. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat ook [verdachte 6] betrokken is geweest bij het klaarzetten van de Seat.
Opvallend is dat [verdachte] de nacht van 6 op 7 oktober 2016, nog voordat de Bora, de Vito en de Seat uit Alkmaar vertrokken, met de Jetta om 23:02 uur uit Wormerveer is vertrokken in zuidelijke richting. Hoewel niet bekend is geworden waar de Jetta naar toe is gereden, rijdt deze om 03:07 uur, en dat is binnen een tijdsbestek van tien minuten met de Bora en de Vito, uit Hoofddorp terug naar Wormerveer. [57]
De rechtbank kan hieruit niet concluderen dat [verdachte] ook betrokken is geweest bij het klaarzetten van de Seat. Er is geen zicht op zijn handel en wandel tussen 23.00 en 03.07 uur. [verdachte] kan dan ook, anders dan [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 6] en [verdachte 4] , niet in de Bora, de Vito of de Seat worden geplaatst en zijn betrokkenheid bij het ophalen of klaarzetten van de Seat kan dus niet worden vastgesteld.
7 oktober 2016
Ontmoeting [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte] en [verdachte 4] ?
In de middag van 7 oktober 2016 bevinden [verdachte 3] en [verdachte 4] zich kennelijk, in Beverwijk, aangezien hun telefoons daar uitpeilen. Vervolgens haalt [verdachte 3] met de Bora [verdachte 5] op in Amsterdam, waarna wordt doorgereden naar Amsterdam-Noord. Het is onbekend of [verdachte 4] is meegereden. ’s Avonds rijdt de Bora richting Aalsmeer, waar deze om 20:52 uur aankomt. Om 21:10 uur wordt de Jetta geregistreerd, rijdend van Wormerveer naar Aalsmeer, waar deze om 21:57 uur aankomt. Om 23:08 uur vertrekt de Bora uit Aalsmeer en de Bora rijdt richting de woning van [verdachte 5] . [58] De telefoon van [verdachte 3] beweegt mee met de Bora. [59] Om 23:36 uur maakt de telefoon van [verdachte 4] een connectie met het WiFi-netwerk van [verdachte 5] . Vervolgens wordt doorgereden naar Beverwijk, waarbij de telefoons van [verdachte 3] en [verdachte 4] meebewegen. Ondertussen is de Jetta om 23:21 uur vertrokken uit Aalsmeer, waarna deze om 00:21 uur aankomt in Wormerveer. [60]
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met de Jetta naar Aalsmeer is gereden en daar [verdachte 2] heeft ontmoet. Dit had te maken met (de handel in) softdrugs. Tevens heeft hij verklaard [verdachte 3] niet te kennen en hij had dus ook geen afspraak met [verdachte 3] .
[verdachte 2] heeft in algemene zin verklaard dat [verdachte] wel eens bij hem kwam en dat dat te maken had met softdrugs. Hij weet niet meer precies wanneer [verdachte] allemaal bij hem langs is geweest.
De rechtbank stelt vast dat er een ontmoeting is geweest tussen [verdachte 2] en [verdachte] . Ook stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] in Aalsmeer is geweest, in dezelfde periode dat [verdachte] zich in Aalsmeer bevond. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [verdachte 4] die avond in Aalsmeer is geweest, of dat er een ontmoeting is geweest tussen [verdachte 3] en [verdachte] , noch dat zij elkaar moeten hebben gezien. Wel kan worden vastgesteld dat [verdachte 3] en [verdachte] afzonderlijk van elkaar naar Aalsmeer zijn gereden, waar in elk geval [verdachte] [verdachte 2] heeft ontmoet, en dat [verdachte] en [verdachte 3] afzonderlijk van elkaar weer zijn vertrokken.
8 oktober 2016
De dag van de moordaanslag
[verdachte 3] brengt [verdachte 4] naar de schutters en activatie prepaid 1, 2 en 3
Rond 15:10 uur rijdt de Bora met [verdachte 3] als chauffeur naar de omgeving van het Buikslotermeerplein, waar [verdachte 4] wordt afgezet. Gedurende deze rit wordt prepaid 1, in gebruik bij [verdachte 4] , om 15:12 uur geactiveerd. Vervolgens worden rond 15:20 uur ook prepaid 2 en 3 geactiveerd en alle drie de prepaidtelefoons maken dan gebruik van de zendmast op het adres [adres 1] , in de omgeving van het Buikslotermeerplein. Vervolgens vertrekt [verdachte 3] met de Bora rond 15:29 uur in de richting van [plaats 2] , waar deze om 15:51 uur wordt geregistreerd (in de buurt van de woning van [verdachte 2] ). [61]
[verdachte 3] heeft verklaard dat hij, nadat hij [verdachte 4] heeft afgezet in [plaats 4] , naar de woning van de dochter van [verdachte 5] aan de [adres 2] is gegaan, waar hij de hele dag is gebleven. [62]
Dat [verdachte 3] , nadat hij [verdachte 4] had afgezet, naar de woning van de dochter van [verdachte 5] zou zijn gereden gelooft de rechtbank niet. De Bora wordt immers om 15:51 uur geregistreerd in Aalsmeer. Gelet op de reistijd die hiermee gemoeid is moet de Bora direct naar Aalsmeer gereden zijn. Bovendien weerspreken getuigen dat [verdachte 3] al in de middag op het feestje van de dochter van [verdachte 5] was. [63]
[verdachte 4] vervoert de schutters met de Caddy naar de parkeergarage
Om 15:32 uur wordt de Caddy geregistreerd, rijdende over de A10 richting de Coentunnel. [64] Vervolgens rijdt [verdachte 4] , die de bestuurder is [65] , de Caddy met daarin nog twee andere inzittenden, om 15:41 uur de parkeergarage “Oranjekwartier” (de plaats delict) in. Na enkele rondjes te hebben gereden, wordt de Caddy geparkeerd en stapt [verdachte 4] uit en verlaat hij om 15:53 uur te voet de parkeergarage. [66] [verdachte 4] is naar de Seat gelopen, die geparkeerd stond op het parkeerterrein bij de Wittgensteinlaan. Hier moest hij stand-by staan totdat hij een seintje kreeg. [67]
Om 16:04 uur peilen zowel prepaid 1, als prepaid 2 uit in de buurt van de plaats delict. [68]
Om 16:38 uur is de Caddy (waar zich, gelet op de verklaring van [verdachte 4] , nog twee personen in bevinden) in de parkeergarage verplaatst naar een andere parkeerplaats. Deze parkeerplaats bevindt zich schuin tegenover de parkeerplek waar de Mini Cooper van de (latere) slachtoffers bijna altijd stond geparkeerd. [69]
[verdachte 3] brengt prepaid 3 naar [verdachte 2]
Rond 16:35 uur vertrekken de Bora en de Vito vlak na elkaar vanuit de omgeving van de woning van [verdachte 2] in [plaats 2] . De Vito beweegt naar de woning van de zus van [verdachte 2] en [verdachte 3] , [naam zus] , aan de [adres 3] , waar de Vito om 16:42 uur aankomt en tot 17:44 uur stilstaat. Vervolgens stuurt prepaid 3 om 16:45 uur een sms-bericht naar prepaid 2, waarbij prepaid 3 gebruikmaakt van een zendmast in de buurt van de [adres 3] . [70] Waar de Bora heenrijdt is niet bekend, nu deze pas later op de avond voor het eerst weer in beeld komt. [71]
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat [verdachte 3] na het afzetten van [verdachte 4] direct is doorgereden naar Aalsmeer in de Bora. Deze werd bovendien alleen gebruikt door [verdachte 3] en [verdachte 5] . Van [verdachte 5] staat vast dat hij de hele middag op het verjaardagsfeest van zijn dochter was. [72] Dit leidt tot de conclusie dat [verdachte 3] rond 16.35 uur vanuit Aalsmeer met de Bora is weggereden.
[verdachte 2] heeft ontkend met de Vito vanuit Aalsmeer naar de woning van zijn zus in [plaats 5] te zijn gereden.
[verdachte 6] heeft verklaard dat hij met een snorder naar de woning van [verdachte 2] is gegaan, omdat hij de Vito wilde lenen. Hij had niet met [verdachte 2] afgesproken, maar wist wel dat hij thuis was. Vervolgens heeft hij rond 17:00 of 18:00 uur bij de woning van [verdachte 2] de Vito opgehaald. Deze wilde hij gebruiken voor het vervoer van een door hem bij de Praxis aan te schaffen tafelblad. Toen hij wilde wegrijden werd hij in Aalsmeer aangesproken door een bekende van hem die hem vroeg of hij wat mensen kon ophalen bij de McDonald’s in Hoofddorp. [73] Vervolgens zijn zij allebei (al dan niet in aparte voertuigen) naar Hoofddorp gereden om deze mensen (waarvan [verdachte 6] pas later bleek dat zij pech hadden gekregen) op te halen. [74]
Ten aanzien van de verklaring van [verdachte 6] overweegt de rechtbank als volgt. De Vito bevindt zich, nadat deze is weggereden uit Aalsmeer, tussen 16:42 en 17:42 uur in [plaats 5] bij de woning van de zus van [verdachte 2] en [verdachte 3] . De Vito blijft in [plaats 5] uitpeilen tot 18:28 uur. [75] Het kan dus niet zo zijn dat [verdachte 6] de Vito rond 17:00 of 18:00 uur heeft opgehaald bij de woning van [verdachte 2] in [plaats 2] , laat staan dat hij deze vervolgens vanuit Aalsmeer (op instructie) naar de McDonald’s in Hoofddorp heeft gereden. Hetgeen [verdachte 6] heeft verklaard over zijn rit met de Vito komt verder geheel niet overeen met de rit die de Vito volgens de track & trace-gegevens heeft gereden. Bovendien wil of kan [verdachte 6] zijn verklaring op detailniveau op geen enkele manier onderbouwen. Zo wil hij niet verklaren wie hem naar Aalsmeer zou hebben vervoerd [76] , wie hem in Aalsmeer zou hebben gevraagd om mensen in Hoofddorp op te halen [77] of hoe hij wist dat hij specifiek deze mannen moest oppikken. [78] Bovendien bevreemdt de verklaring over het lenen van de bus voor de aanschaf van een tafelblad. [79] Dit alles maakt dat geen enkel element van de verklaring van [verdachte 6] wordt ondersteund door het dossier en dat deze door de wel bekende feiten en omstandigheden krachtig wordt weersproken. Kort gezegd gelooft de rechtbank helemaal niets van de verklaring van [verdachte 6] dat hij in de Vito heeft gereden.
Nu [verdachte 6] niet heeft gereden in de Vito blijft enkel [verdachte 2] over als logische gebruiker van deze auto. [verdachte 2] is immers de huurder en gebruiker van de auto. De auto beweegt bovendien die dag van de omgeving van [verdachte 2] woning naar de omgeving van de woning van zijn zus (en vervolgens verder door [plaats 5] ) en gaat daarna weer terug naar de omgeving van de woning van [verdachte 2] . De verklaring die ook [verdachte 2] hierover heeft afgelegd, namelijk dat [verdachte 6] de auto bestuurde [80] , volgt het oordeel van de verklaring van [verdachte 6] hierover en is dus ongeloofwaardig. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [verdachte 2] de Vito naar de [adres 3] moet hebben gereden. Nu prepaid 3 om 16:45 uur, drie minuten na aankomst van de Vito aldaar, in de directe omgeving van de [adres 3] uitpeilt, kan het niet anders zijn dan dat [verdachte 2] op dat moment over deze telefoon beschikte. Dit maakt bovendien dat [verdachte 3] deze telefoon in Aalsmeer aan [verdachte 2] moet hebben overgedragen. Hij is immers degene die vanaf de omgeving van het Buikslotermeerplein, waar prepaid 3 voor het laatst uitpeilde rond 15:20 uur, naar Aalsmeer is gereden. [81] Vervolgens peilt prepaid 3 daar om 16:20 uur uit, dus voordat [verdachte 3] en [verdachte 2] afzonderlijk uit Aalsmeer wegrijden.
De sms-berichten tussen prepaid 1, 2 en 3
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte 4] de gebruiker van prepaid 1 was en [verdachte 2] de gebruiker van prepaid 3. [verdachte 4] heeft na zijn aanhouding verteld waar hij zijn prepaid had weggegooid, waarna deze op de door hem genoemde locatie werd aangetroffen. [82] De ontvangen en verzonden sms-berichten tussen prepaid 1 en 2 en tussen prepaid 1 en 3 konden dan ook worden uitgelezen, waarvan de inhoud hieronder staat vermeld [83] :
Prepaid 2 (schutters)
Prepaid 1 ( [verdachte 4] )
Prepaid 3 ( [verdachte 2] )
16:16
Zit achter in die waggie 
16:17
 Ja
16:48
 Zit je goed
16:51
Nee en het is druk 
16:52
 Ok em nu
16:53
Bikkelen 
16:53
 Waar zijndie andere
16:54
Binnen 
16:55
 Hun hebben bereik
16:56
Ja 
16:57
 Ok heb ze gesproken
16:58
Ok 
17:28
 Kan ik me benen ff gaan strekken
17:29
 Krijg kramp
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij, nadat hij de garage uitliep, direct naar de Seat is gelopen. Hier is hij achterin gaan zitten en moest hij wachten. Omdat hij het erg warm had, besloegen de ramen en hij was bang dat het op zou vallen. Hij heeft daarom de Seat verplaatst naar een minder opvallende plek. Ook wilde hij op enig moment weten of het nog lang zou duren, omdat hij heel nodig moest urineren. Nadat hij dat had gedaan, zag hij links van hem een Caddy in brand staan, waarna hij naar de Seat is gerend en is weggereden. [84]
Uit de verschillende sms-berichten over en weer leidt de rechtbank het volgende af. Het gegeven dat met prepaid 2 aan [verdachte 4] het bericht wordt gestuurd of hij “achter in die waggie” zit, geeft aan dat de schutters weten dat [verdachte 4] stand-by is in een tweede vluchtauto. Weliswaar is de inhoud van de sms-berichten tussen prepaid 2 en prepaid 3 niet bekend geworden, maar er is meermalen sms-contact geweest in aanloop naar de moordaanslag. Zo heeft prepaid 3 tussen 16:20 uur en 17:06 uur vijf berichten verzonden naar prepaid 2, terwijl prepaid 2 drie berichten naar prepaid 3 heeft verstuurd. Bovendien is gebleken dat slechts één minuut nadat er telefonisch contact is geweest tussen prepaid 2 en 3, het contact van de Vito aangaat, waarna de schutters (uiteindelijk) met deze auto worden opgehaald. [85]
Bovendien heeft [verdachte 2] (als gebruiker van prepaid 3) de schutters (de gebruikers van prepaid 2), ook gesproken, getuige het sms-bericht van 16:57 uur aan prepaid 1.
Uit voornoemde berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook dat [verdachte 2] een coördinerende rol bekleedde. Zo had hij middels prepaid 3 meermalen contact met zowel prepaid 1 als prepaid 2. Tussen prepaid 1 en 2 was minder contact.
Uit het beperkte contact tussen prepaid 1 en 2 leidt de rechtbank af dat [verdachte 4] wel degelijk wist dat er iets te gebeuren stond. Hij vroeg immers niet aan [verdachte 2] , maar aan de personen in de Caddy of hij zijn benen kon gaan strekken.
Ten slotte blijkt uit de omvang en de inhoud van het sms-contact tussen de drie prepaidtelefoons dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de gebruikers van de telefoons, te weten [verdachte 2] , [verdachte 4] en de twee schutters.
De moordaanslag
Om 17:29 uur rijdt het gezin [naam] met hun Mini Cooper de parkeergarage “Oranjekwartier” binnen en de auto wordt geparkeerd op de plek waar zij hun auto altijd neerzetten. [86] [slachtoffer] is de bestuurder, zijn vriendin [benadeelde partij 1] zit op de bijrijdersstoel en achterin zit hun tweejarige dochter, [naam dochter] . Direct nadat de Mini is geparkeerd, komen (om 17:30:11 uur) twee mannen, respectievelijk met lichte broek (NN1) en donkere broek (NN2) van links en rechts uit de Caddy. Beide mannen rennen direct in de richting van de zwarte Mini Cooper, waarna deze veelvuldig, en in een tijdsbestek van slechts enkele seconden, wordt beschoten. [87] Vervolgens keren deze schutters respectievelijk om 17:30:17 (NN2) en 17:30:21 uur (NN1) terug, waarbij zij allebei aan de rechterkant van de Caddy instappen. [88]
Op de plaats delict worden zestien kogelhulzen aangetroffen, wat er op duidt dat (minimaal) zestien keer is geschoten. [89] Veertien van deze hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een (semi)automatisch werkend machinepistool van het kaliber 9mm Parabellum, merk Heckler & Koch, model MP5. Ten aanzien van deze veertien hulzen is het minimaal zeer veel waarschijnlijker dat ze uit één en dezelfde loop zijn afgevuurd. [90]
Twee hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een semiautomatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Browning Kort. [91] In de motorkap van de Mini worden twee schotsbeschadigingen aangetroffen en bij het openen van de motorkap worden twee kogels van het kaliber 9mm Browning Kort aangetroffen in/op het motorblok. [92] Ten aanzien van deze twee kogels is het minimaal zeer veel waarschijnlijker dat ze uit één en dezelfde loop zijn afgevuurd. [93]
De schotsbeschadigingen aan de voorzijde van de Mini impliceren dat één van de schutters van linksvoor het voertuig naar rechtsachter op het voertuig geschoten. Ook is gebleken dat één van de schutters van links, van de kant van de bestuurder, naar rechts op het voertuig geschoten. [94] Gezien de looprichtingen van de schutters en de korte afstand tussen de Caddy en Mini is het waarschijnlijker dat de man met de lichte broek (NN1) aan de bestuurderszijde heeft gestaan en met het (semi-)automatisch werkend machinepistool heeft geschoten op de Mini Cooper en de slachtoffers. De man met de donkere kleding (NN2) heeft waarschijnlijk links voor de Mini Cooper gestaan en geschoten met een semiautomatisch werkend pistool. [95]
Bij dit vuurwapengeweld is [slachtoffer] door acht kogels geraakt, waarvan vier kogels in het hoofd, waardoor hij is overleden. [96] [benadeelde partij 1] wordt door zes kogels geraakt en overleeft de aanslag ternauwernood. [97] De tweejarige [naam dochter] blijft wonderwel ongedeerd [98] . Er is wel een kogel aangetroffen vlak boven haar kinderzitje. [99]
Vlucht met de Caddy naar de Wittgensteinlaan en vlucht met de Seat
Nadat de twee schutters weer in de Caddy zijn gestapt, rijdt deze zo snel mogelijk, met een andere auto mee onder de slagboom door, de garage uit. [100] Vervolgens wordt gezien dat de Caddy met hoge snelheid via het fietspad van de Fregelaan naar het parkeerterrein op de Wittgensteinlaan rijdt. De bestuurder had een donkere huidskleur. Even later wordt op ditzelfde parkeerterrein de Caddy brandend aangetroffen. [101] Vervolgens wordt door verschillende getuigen gezien dat twee mannen in zwarte jassen vanuit de richting van de brandende Caddy langs de flats op de Wittgensteinlaan rennen. Er worden geen andere mensen in de buurt gezien. [102] Eén van deze mannen zou een donkere huidskleur hebben, terwijl de andere man blank of lichtgetint zou zijn. [103] Een andere getuige heeft vanuit zijn woning omstreeks 17:39 uur de twee wegrennende personen gefilmd met zijn mobiele telefoon. Uit deze beelden blijkt dat één persoon een lichte (spijker)broek draagt (NN1), terwijl de andere persoon volledig in het zwart is gekleed (NN2). Deze laatste persoon houdt tijdens het rennen zijn hand bij zijn oor, waarna hij zijn hand weghaalt, voor zich houdt en ernaar kijkt. [104] De rechtbank merkt ten aanzien hiervan op dat prepaid 1 (in gebruik bij [verdachte 4] ) een oproep van prepaid 2 (in gebruik bij de schutters) heeft gemist om 17:38:34 uur, waardoor aannemelijk is dat de schutters hebben geprobeerd [verdachte 4] op dat moment te bereiken. [105]
Een tweede filmopname van deze getuige toont dat aan de linkerzijde van de Wittgensteinlaan een donker gekleurde auto staat geparkeerd met verlichte remlichten. Een persoon met hetzelfde signalement als NN1, namelijk een lichte broek, zwarte jas, donker(blauwe) capuchon en zwarte schoenen met een lichte zijkant van de zool, stapt linksachter in deze auto (achter de bestuurder). [106] De getuige heeft aanvullend verklaard dat de andere persoon (NN2) rechtsachter in de auto (achter de bijrijdersstoel) is ingestapt.
De rechtbank stelt op basis van de beelden en verklaringen, waaronder ook die van [verdachte 4] , vast dat de schutters de Caddy brandend op de parkeerplaats van de Wittgensteinlaan hebben achtergelaten, waarna zij naar de Seat zijn gerend. Vervolgens zijn de schutters bij [verdachte 4] in de Seat gestapt en is [verdachte 4] vervolgens met hen weggereden.
De Caddy en de Seat zijn in juni 2016 opgehaald in Rotterdam en vervolgens enige tijd koudgezet. Op 7 oktober 2016 is de Seat klaargezet nabij de plaats delict en vervolgens, net als de Caddy, gebruikt bij de moordaanslag op 8 oktober 2016. Nu niet is gebleken dat één van de auto’s in de tussentijd een andere bestemming heeft gehad, komt de rechtbank tot de conclusie dat zowel de Caddy als de Seat in Rotterdam zijn opgehaald met het specifieke doel om gebruikt te worden bij het plegen van de moordaanslag.
Vlucht met en het stranden van de Seat
De Seat rijdt richting Rijksweg A10 [107] en om 17:43 uur belt prepaid 2 (de schutters) met prepaid 3 ( [verdachte 2] ), waarbij een zendmast in de buurt van de A10 wordt aangestraald. Prepaid 3 is dan nog in de buurt van de [adres 3] . Direct daarna, om 17:44 uur, gaat het contact van de Vito aan en de Vito maakt een rit van vijf minuten. [108]
Om 17:48 uur strandt de Seat op de N196 in Hoofddorp, waarna de drie inzittenden, waaronder [verdachte 4] , uitstappen en de Seat achterlaten. [109] De drie inzittenden van de Seat zijn te voet verder gegaan, waarbij hun route door middel van verschillende camerabeelden inzichtelijk is gemaakt. [110]
Tijdens deze looproute probeert prepaid 2 meerdere malen te bellen met prepaid 3 (namelijk om 17:52 en om 17:53 uur). Beide keren wordt niet opgenomen. Prepaid 2 straalt op dat moment een mast aan op het adres [adres 4] . [111] Uit camerabeelden blijkt dat NN2 (de donkere schutter) rond 17:52 uur zijn hand aan zijn oor heeft. [112] De derde poging, om 17:54:35 uur, is succesvol en het gesprek duurt 318 seconden. Uit camerabeelden blijkt dat NN2 (de donkere schutter) rond 17:54 uur zijn hand aan zijn oor heeft. [113] Prepaid 3 bevindt zich op dat moment nabij de Paviljoenlaan in Hoofddorp. Een halve minuut nadat het gesprek is afgelopen komt de Vito in beweging vanaf de Paviljoenlaan. Vervolgens vindt om 18:09 uur nogmaals een telefooncontact plaats tussen prepaid 2 en 3, waarbij zij dezelfde paal aanstralen en dus in elkaars nabijheid zijn. Dit telefoongesprek duurt tot ongeveer 18:16 uur. [114] In deze omgeving heeft [verdachte 4] prepaid 1 weggegooid. [115] Om 18:20 uur rijdt de Vito over de Burgemeester van Pabstlaan en enkele minuten later parkeert de Vito op de [adres 3] . Om 18:28 uur rijdt de Vito naar [plaats 2] , waar uiteindelijk bij de woning van [verdachte 2] wordt geparkeerd. [116]
Op hetzelfde tijdstip wordt de achtergelaten Seat op de N196 aangetroffen met vier lege banden. Bovendien wordt op de voetenplank voor de bijrijdersstoel een PET-fles aangetroffen die is gevuld met een gele vloeistof, die later benzine blijkt te zijn. [117]
Al eerder heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte 2] gebruik maakte van de Vito en van prepaid 3. Direct nadat hij door de schutters wordt gebeld om 17:43 uur, vertrekt hij met de Vito naar de kennelijk afgesproken plaats om de drie personen op te pikken, te weten de Paviljoenlaan in Hoofddorp. Het ligt voor de hand dat door niemand was voorzien dat de Seat met pech langs de kant van de weg kwam te staan. De inzittenden van de Seat hadden dan ook plotseling en onmiddellijk vervangend vervoer nodig, waarop [verdachte 2] werd gebeld, die direct met de Vito in actie is gekomen. [verdachte 4] , de twee schutters en [verdachte 2] treffen elkaar, hetgeen blijkt uit het bij elkaar komen van de drie prepaidtelefoons, waarna in de Vito wordt teruggereden naar de [adres 3] (en uiteindelijk naar de woning van [verdachte 2] in [plaats 2] ).
Forensisch onderzoek aan en in de Seat
Het forensisch onderzoek heeft bevestigd dat [verdachte 4] de Seat heeft bestuurd. Zijn DNA is immers, met een matchkans kleiner dan één op één miljard, aangetroffen op een deel van de handgreep van het portier linksvoor. [118]
De rechtbank brengt in herinnering dat is vastgesteld dat de twee schutters achter in de Seat zijn ingestapt, waarbij NN1 links achter de bestuurder plaatsnam, terwijl NN2 rechts achter de bijrijdersstoel instapte. [119]
Nadat de Seat op de N196 verlaten was aangetroffen is deze onderzocht. Hierbij is een DNA-spoor aangetroffen op de armsteun rechtsachter dat matcht met [verdachte 6] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [120] Op de binnenkant van de dop van de met benzine gevulde colafles werd eveneens DNA van [verdachte 6] aangetroffen, met wederom een matchkans kleiner dan één op één miljard [121] .
De rechtbank hecht geen geloof aan de eerst ter terechtzitting door [verdachte 6] afgelegde verklaring.
Kijkend naar de plekken waar het DNA van [verdachte 6] is aangetroffen, te weten op de plek waar de donkere schutter moet hebben gezeten en op de binnenkant van de dop van een met benzine gevulde colafles, is de rechtbank van oordeel dat beide DNA-sporen zijn aan te merken als dadersporen. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat [verdachte 6] degene is die achter de bijrijdersstoel is ingestapt in de Seat die op 8 oktober 2016 stond geparkeerd op de Wittgensteinlaan.
Dit betekent dat [verdachte 6] ook degene is geweest die van de Caddy naar de Seat is gerend en de persoon die de Caddy heeft gereden vanuit de parkeergarage naar het parkeerterrein op de Wittgensteinlaan. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] de hierboven als NN2 beschreven man is geweest die in de parkeergarage uit de Caddy is gerend en samen met NN1 de Mini Cooper onder vuur heeft genomen.
Het voorgaande onderstreept de eerdere conclusie van de rechtbank dat niet [verdachte 6] maar [verdachte 2] de persoon is geweest die de Vito naar Hoofddorp heeft gereden, de prepaid 3 in gebruik heeft gehad en die [verdachte 4] , [verdachte 6] en de tweede schutter heeft opgehaald in Hoofddorp.
De groep gaat uit elkaar
Vanaf de woning van [verdachte 2] rijdt de Vito rond 19:15 uur naar de woning van [verdachte 6] in [plaats 4] . Ongeveer twintig minuten na aankomst rijdt de Vito naar een garagebox op de Klipperstraat, waarna wordt doorgereden naar de [adres 2] , waar op dat moment het verjaardagsfeest van de dochter van [verdachte 5] nog gaande is. Hier komt de Vito om 20:27 uur aan. Een klein kwartier later vertrekt de Vito naar het adres van een vriendin van [verdachte 6] , waar hij, gelet op zijn telecomgegevens, de rest van de avond doorbrengt. Vervolgens is de Vito bijna de gehele nacht actief in de weer, waarbij de telefoon van [verdachte 6] meebeweegt. [122]
Direct nadat de Vito is vertrokken vanaf de woning van [verdachte 2] , vertrekt ook een op naam van de zus van [verdachte 2] gehuurde Volkswagen Passat (met kenteken [kenteken] ) uit Aalsmeer. Een nota voor de huur van deze Volkswagen Passat is in [verdachte 2] woning aangetroffen [123] . Nadat deze Passat verschillende keren van en naar Aalsmeer is gereden (steeds richting of komende uit de richting Hoofddorp), rijdt deze richting de [adres 2] in [plaats 4] . De telefoon van [verdachte 2] beweegt mee en hij is volgens getuigenverklaringen ook op het feestje geweest. [124] Aan het eind van de avond beweegt de Passat weer terug naar de woning van [verdachte 2] . [125]
De Bora wordt om 20:46 uur geregistreerd, rijdende vanaf de omgeving van de woning van de dochter van [verdachte 5] richting de woning van [verdachte 4] in [plaats 1] . [126] Dit is de eerste registratie sinds de reisbeweging vanuit Aalsmeer om 16:37 uur (nadat [verdachte 3] prepaid 3 aan [verdachte 2] had overgedragen).
[verdachte 5] heeft verklaard dat hij, nadat hij in het begin van de middag op de [adres 2] was afgezet, daar de hele dag en avond is gebleven. Later op de avond kwamen, afzonderlijk van elkaar, achtereenvolgens [verdachte 3] , [verdachte 4] en [verdachte 2] langs. [verdachte 6] is niet langsgekomen. [verdachte 4] is maar kort gebleven en hij is door [verdachte 3] thuisgebracht met de Bora, waarna [verdachte 3] is teruggekomen. Tussen 24:00 en 01:00 uur is [verdachte 5] vervolgens met de Bora thuisgebracht door [verdachte 3] . [127]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat drie auto’s naar de [adres 2] zijn gereden, te weten de Vito, de Bora en de Passat. Ook stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] , [verdachte 3] en [verdachte 2] pas in de avond op het feestje van de dochter van [verdachte 5] aanwezig zijn geweest. Kijkend naar de reisbewegingen van de Vito kan het niet anders dan dat [verdachte 6] de Vito tot zijn beschikking heeft gehad en dat [verdachte 4] door [verdachte 6] is afgezet in de [adres 2] . [verdachte 4] is immers op het feestje aanwezig geweest en [verdachte 6] niet, terwijl de Vito daar wel heeft stilgestaan.
De Bora is door [verdachte 3] bestuurd en hij heeft [verdachte 4] naar huis gebracht. Dit volgt uit de reisbewegingen en wordt bevestigd door de verklaring van [verdachte 5] .
Uit de bekend geworden informatie omtrent de Passat leidt de rechtbank af dat [verdachte 2] daarmee op deze avond heeft gereden.
Later die nacht wordt een Suzuki Alto met kenteken [kenteken] om 01:28 uur geregistreerd, rijdend richting Wormerveer. [128] Deze auto staat op naam van de moeder van [verdachte] en hij gaat ervan uit dat hij de auto op dat moment heeft bestuurd, al heeft hij daaraan geen concrete herinnering. [129] De rechtbank kan geen andere reisbewegingen vaststellen in relatie tot deze registratie van de Alto.
11 oktober 2016
Reisbeweging Alto naar Aalsmeer
Op 11 oktober 2016, om 06:52 uur, wordt de Alto geregistreerd, rijdende richting Aalsmeer. Een uur later, om 07:52 uur rijdt de Alto weer Aalsmeer uit, richting Hoofddorp. [verdachte] heeft verklaard dat hij een afspraak had, maar dat hij daar niks meer over had gehoord. Daarom is hij op de bonnefooi naar Aalsmeer gereden, maar kreeg daar geen gehoor. [130] De rechtbank kan slechts vaststellen dat [verdachte] op die dag met de Alto naar en uit Aalsmeer is gereden.
3.4.4
Overweging ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde
De rechtbank heeft onder 3.4.3 vastgesteld dat verdachte op 29 september en op 2, 4, 6, 7 en 11 oktober 2016 met de Jetta of de Alto naar Aalsmeer dan wel Hoofddorp is gereden, waarna hij ook weer naar huis is gegaan.
De officier van justitie heeft deze reisbewegingen geplaatst in het kader van de voorbereiding van de liquidatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de nacht van 29 op 30 september 2016 en op 2 en 7 oktober 2016 een ontmoeting tussen verdachte en [verdachte 2] heeft plaatsgehad. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er op die data sprake was van een voorverkenning en/of voorbereiding van de moordaanslag. Evenmin is vast komen te staan dat op 4 oktober 2016 een voorverkenning is uitgevoerd met de V-Klasse, terwijl bovendien niet is komen vast te staan dat verdachte de betreffende rit met de V-klasse met [verdachte 2] en [verdachte 6] heeft gemaakt. Verder staat vast dat de Seat in de nacht van 6 op 7 oktober 2016 is klaargezet met behulp van de Vito. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat verdachte hieraan een bijdrage heeft geleverd.
De reisbewegingen van verdachte op de vermelde data dwingen op zichzelf dan ook niet tot de conclusie dat de door hem gemaakte autoritten in relatie stonden tot de moordaanslag.
De vraag is of de rechtbank uit het geheel van omstandigheden in onderlinge samenhang bezien bij nadere beschouwing alsnog de conclusie moet trekken dat verdachte medepleger is van de moord en dat de reisbewegingen op de genoemde data wel zijn gemaakt in dat kader.
Verder is gebleken dat er een al langer durende relatie bestaat tussen verdachte en [verdachte 6] , zoals blijkt uit de navigatieapparatuur in een auto van [verdachte 6] . Ook hebben verdachte en de medeverdachten [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 3] , [verdachte 7] en [verdachte 5] een gezamenlijk contact. [131]
Voorts zijn er camerabeelden van de vluchtroute van de daders waarop te zien is dat NN1 een lichte huidskleur heeft en een kaal(geschoren) hoofd. Het looppatroon van verdachte en NN1 op de beelden vertoont zodanige overeenkomst dat verdachte niet is uitgesloten.
Ten slotte blijkt uit de inhoud van een in februari 2016 onder verdachte in beslag genomen PGP telefoon dat deze telefoon uitsluitend werd gebruikt voor contact tussen verdachte, [verdachte 2] en [verdachte 6] en dat kort na de aanhouding van verdachte toen, door een derde een zogenoemd wipe-verzoek is gedaan.
Al deze omstandigheden maken dat verdachte de schijn tegen zich heeft.
Verdachte heeft over de genoemde reisbewegingen verklaard dat deze in verband staan met (de handel in) softdrugs. Dit door verdachte gestelde alternatieve scenario, namelijk dat hij naar Aalsmeer en Hoofddorp is gegaan om softdrugs te halen bij [verdachte 2] en/of [verdachte 6] en dat hij hierop moest wachten, is niet op voorhand geheel onwaarschijnlijk of ongeloofwaardig. Het dossier bevat immers aanknopingspunten dat alle drie op enig moment betrokken waren bij de handel in softdrugs. De rechtbank kan verder niet vaststellen dat verdachte op enig moment tussen juni 2016 en 8 oktober 2016 contact heeft gehad met één van de andere verdachten dan [verdachte 2] of [verdachte 6] . Ondanks dat zij zich soms in dezelfde omgeving bevinden, zoals de woning van [verdachte 2] in [plaats 2] , kan niet worden bewezen dat verdachte [verdachte 3] of [verdachte 4] heeft of moet hebben gezien, laat staan dat hij daar ook daadwerkelijk contact mee heeft gehad. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij altijd buiten heeft gewacht en nooit in een woning van (de zus of moeder van) [verdachte 2] is geweest. [132] Verdachte heeft om hem moverende redenen niet concreter en verifieerbaar willen verklaren met betrekking tot de door hem gestelde, en door [verdachte 2] en [verdachte 6] erkende, handel in softdrugs. Daarmee laadt hij de schijn nog verder op zich. Dat kan echter niet wegnemen dat de rechtbank op geen enkel moment op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting verdachte kan plaatsen op de plaats delict, noch als deelnemer aan vastgestelde (voor)activiteiten zoals bijvoorbeeld het klaarzetten van de Seat, als gebruiker van een van de 3 prepaid telefoons dan wel als de schutter NN1 op de vluchtroute. Daaromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens de officier van justitie draagt het feit dat verdachte een crimineel contact is van [verdachte 2] en [verdachte 6] bij aan het bewijs dat hij de schutter NN1 is. Bovendien lijkt hij op de schutter NN1 en is in het netwerk van [verdachte 2] of [verdachte 6] geen andere kale, blanke man bekend geworden. Naar het oordeel van de rechtbank is de veronderstelling dat het (criminele) netwerk van zowel [verdachte 2] als [verdachte 6] volledig in kaart is gebracht een riskant uitgangspunt. Het is immers mogelijk dat andere contacten van [verdachte 2] of [verdachte 6] , die qua uiterlijk (ook) goed kunnen passen bij schutter NN1, niet in beeld zijn gekomen. Op verschillende camerabeelden is een dader te zien die dezelfde uiterlijke kenmerken heeft als verdachte. De rechtbank maakt hierbij de aantekening dat de camerabeelden van hooguit matige kwaliteit zijn en dat dan ook alleen een paar zeer algemene kenmerken (zoals huidskleur en haardracht) slechts tot op zekere hoogte kunnen worden beoordeeld. Op basis van deze camerabeelden kan dan ook niet meer worden vastgesteld dan dat verdachte lijkt op NN1. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking, zoals ook door de raadsvrouw naar voren is gebracht, dat niet kan worden uitgesloten dat de persoon op de camerabeelden (NN1) in werkelijkheid lichtgetint is, waardoor mogelijk een hele groep aan personen die aan het signalement van de dader zou voldoen niet in het onderzoek is betrokken.
Op deze zelfde camerabeelden is de vlucht van de daders te zien en het Openbaar Ministerie heeft een bewegingswetenschapper het looppatroon van NN1 laten vergelijken met het looppatroon van verdachte. Uit het door de deskundige opgemaakte rapport blijkt naar het oordeel van de rechtbank slechts dat verdachte, op basis van zijn looppatroon, niet kan worden uitgesloten als dader. [133] Een andere, verderstrekkende, conclusie kan de rechtbank niet trekken.
Verdachte had een PGP-telefoon in zijn bezit en van dit soort telefoons is bekend dat deze vaak worden(werden) gebruikt door criminelen om op een veilige manier met elkaar te kunnen communiceren. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bezig zou houden met de handel in softdrugs en in contact stond met [verdachte 2] en [verdachte 6] .
De PGP-telefoon van verdachte is enkele uren nadat hij in februari 2016 is aangehouden op verzoek van een derde ‘gewiped’. [134] Dit verzoek zou, volgens het Openbaar Ministerie, afkomstig zijn van de vermoedelijke opdrachtgever van de moordaanslag.
Niet alleen kan de rechtbank niet vaststellen wie deze opdrachtgever is, tevens kan niet worden vastgesteld wie precies het ‘wipe’-verzoek heeft gedaan. Met deze PGP-telefoon is volgens onderzoek uitsluitend contact geweest met [verdachte 2] en [verdachte 6] , waardoor ook zij belang hebben bij het ‘wipen’ van de PGP-telefoon van verdachte. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat dit alles ruim vóór de moordaanslag heeft plaatsgevonden. Deze omstandigheid kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte medepleger is van de moordaanslag.
Bij verdachte is een wapen, munitie, een geluiddemper en een kogelvrij vest aangetroffen. Dit zou volgens het Openbaar Ministerie er op wijzen dat hij bekend is met het gebruik van een vuurwapen en dat de vondst daarom kan bijdragen aan het bewijs van betrokkenheid bij de moordaanslag. De rechtbank stelt vast dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad, maar uit verschillende OVC-gesprekken kan worden afgeleid dat verdachte dit wapen heeft gebruikt om op blikjes en ganzen te schieten. [135] Bovendien is het wapen dat hij in bezit had, kijkend naar het kaliber (.22) van een heel andere orde dan het vuurwapen waarmee de moordaanslag is gepleegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze omstandigheid niet kan bijdragen aan het bewijs van betrokkenheid bij de moordaanslag.
Ook het vele forensisch onderzoek dat ten aanzien van verdachte is uitgevoerd heeft hem op geen enkele manier aan de moordaanslag kunnen koppelen. Het schotrestenonderzoek ten aanzien van de kleren van verdachte en ook uitvoerig glasonderzoek in de Jetta en de Alto heeft niets opgeleverd.
Twee agenten, werkend onder dekmantel, hebben zich tegenover de vriendin van verdachte voorgedaan als leden van een motorclub. Zij zouden willen weten wie er rondom de dag van de moordaanslag in de Jetta had gereden. Nadat de vriendin van verdachte dit aan verdachte had verteld zijn zij direct naar de politie gegaan. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte daadwerkelijk bang moet zijn geworden en dat hij geen andere uitweg zag dan zich te wenden tot de politie. Hij had bovendien een jaar de tijd om zijn sporen zoveel mogelijk uit te wissen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte direct naar de politie is gegaan in elk geval niet kan bijdragen aan het schuldscenario. Immers, dat ligt geheel in lijn van de verwachting van een onschuldige burger die door twee motorclubleden wordt aangesproken en waarbij betrokkenheid bij een moordaanslag wordt geïnsinueerd.
In het onderzoek zijn een aantal verdachten bij elkaar gezet, in de hoop dat zij iets prijs zouden geven over hun betrokkenheid bij de liquidatie. Zo zijn verdachte en [verdachte 4] bij elkaar gezet [136] en zijn verdachte en [verdachte 6] bij elkaar gezet, terwijl een hulpofficier van justitie verdachte mededeelde dat hij vastzat voor betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] . [137] Naar het oordeel van de rechtbank is uit dit gedeelte van het onderzoek niets naar voren gekomen dat daadwerkelijk belastend is voor verdachte.
Alles, ook in onderlinge samenhang, beschouwend kan slechts worden vastgesteld dat verdachte enkele reisbewegingen heeft gemaakt naar Aalsmeer en Hoofddorp waarbij hij contact heeft gehad met [verdachte 2] en [verdachte 6] en dat enkele uiterlijke kenmerken en het looppatroon overeenkomst vertonen met de camerabeelden van de schutter, NN1. Hiertegenover staan bevindingen die ook passen bij een scenario waarin verdachte niet de dader is. Nu ondanks diepgravend en zeer uitgebreid onderzoek, van enige betrokkenheid van verdachte bij het feit niets is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat niet is aangetoond dat verdachte de man NN1 op de camerabeelden is en dat dus niet is bewezen dat hij betrokken is geweest bij de moordaanslag. Verdachte zal van deze feiten (1, 2 en 3) dan ook worden vrijgesproken.
3.4.7
Het onder 4. ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs
Gedurende het onderzoek is verdachte meerdere keren geobserveerd. Tijdens deze observaties is geconstateerd dat verdachte regelmatig gebruikmaakte van de Jetta en de Alto. Uit deze observaties is het volgende gebleken:
- Op 21 augustus 2017 reed verdachte als bestuurder van de Jetta op de Durgerdammergouw en de Rijksweg A10 te Amsterdam. [138]
- Op 22 augustus 2017 reed verdachte als bestuurder van de Jetta op de Liergouw en Durgerdammerdijk te Amsterdam. [139]
- Op 20 september 2017 reed verdachte als bestuurder van de Jetta op de Slijckershorn te Oostknollendam. [140]
- Op 21 september 2017 reed verdachte als bestuurder van de Alto op de Meteorenweg te Amsterdam. [141]
- Op 25 oktober 2017 reed verdachte als bestuurder van de Alto op de Bankakade te Wormerveer. [142]
Tevens is komen vast te staan dat verdachte nooit in het bezit is geweest van een rijbewijs. [143] Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij voornoemde reisbewegingen heeft gemaakt, zonder in het bezit te zijn geweest van een (geldig) rijbewijs. De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.8
Het onder 5. en 6. ten laste gelegde wapenbezit
Bij een doorzoeking van de (vakantie)woning van verdachte op [adres 5] werd een vuurwapen, te weten een Walther G22, kaliber .22 Long Rifle, aangetroffen. Tevens werd (onder meer in twee patroonmagazijnen) bijbehorende munitie en een geluiddemper aangetroffen. [144] Het vuurwapen was weliswaar doorgeladen, maar de patroon zat halverwege de kamer. Na onderzoek blijkt het te gaan om een wapen en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. De geluiddemper is een wapen van categorie I van deze wet. [145] Verdachte heeft het bezit van deze wapens bekend. Bij de politie heeft hij bovendien verklaard dat hij deze wapens ongeveer acht tot negen maanden voor zijn aanhouding op 30 oktober 2017 in bezit heeft gehad [146] , hetgeen wordt ondersteund door OVC-gesprekken waaruit blijkt dat verdachte daarmee op ganzen heeft geschoten. [147] De rechtbank acht het onder 5. en 6. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

Hierboven heeft de rechtbank onder 3.4.7 en 3.4.8 aangeduid welke bewijsmiddelen gebruikt worden voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht op grond van de daar aangeduide bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde:
op meerdere tijdstippen gelegen omstreeks de periode van 22 augustus 2017 tot en met 25 oktober 2017 te Amsterdam en Oostknollendam en Wormerveer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, te weten een Volkswagen Jetta voorzien van kenteken [kenteken] en een Suzuki Alto voorzien van kenteken [kenteken] ) heeft gereden op de weg, onder meer op de Durgerdammergouw en op de Rijksweg A10 en op de Liergouw en op de Durgerdammerdijk en op de Slijckershorn en op de Meteorenweg en op de Bankakade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe die motorrijtuigen behoorden;
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde:
in de periode van 1 februari 2017 tot en met 30 oktober 2017 te Amsterdam
  • een doorgeladen wapen van categorie III, te weten een geweer (merk Walther, model G22, kaliber .22 Long Rifle) en
  • meerdere patroonmagazijnen met munitie van categorie III, te weten meerdere patronen (kaliber .22 Long Rifle, merk CCI),

voorhanden heeft gehad;

Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde:
in de periode van 1 februari 2017 tot en met 30 oktober 2017 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper (kaliber .22 Long Rifle) voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbare feiten. Ook kan verdachte worden verweten dat hij deze feiten heeft gepleegd.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1., 2., 3., 4., 5. en 6. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 21 februari 2018. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 februari 2018. Hieruit blijkt dat de reclassering, gelet op de ontkennende houding van betrokkene, geen zicht heeft kunnen krijgen op de risicofactoren. Desondanks worden vraagtekens gezet bij zijn sociaal netwerk en de wijze waarop hij een vuurwapen in bezit kreeg. Daarnaast had hij geen eigen inkomen ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene heeft een gezin met twee jonge kinderen, maar er kan niet worden gesproken
van een beschermende factor. De reclassering ziet, gelet op de mogelijk lange stafverwachting en het feit dat er geen factoren kunnen worden verbonden aan het ten laste gelegde, geen aanknopingspunten voor reclasseringsinterventies.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde.
De veroordeling van verdachte en de op te leggen straf zien uitsluitend op vuurwapenbezit (inclusief munitie en geluiddemper), een misdrijf, en het rijden zonder rijbewijs, een overtreding. Dit betekent dat de rechtbank twee afzonderlijke straffen moet opleggen.
Ten aanzien van het vuurwapenbezit
Verdachte heeft een vuurwapen, munitie en een geluiddemper in zijn bezit gehad. Een dergelijk wapen vormt een gevaar voor de veiligheid van personen. Mede gelet op het strafblad van verdachte en de omstandigheid dat de munitie bij het wapen paste, in combinatie met het bezit van een geluiddemper zal de rechtbank ten aanzien van het onder 5. en 6 bewezen verklaarde een gevangenisstraf van vier maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het rijden zonder rijbewijs
In de periode dat verdachte object van onderzoek was is een aantal keer vastgesteld dat hij in een auto reed, terwijl hij niet in het bezit was, en bovendien nooit in het bezit is geweest, van een geldig rijbewijs. Aan een ieder die met een auto aan het verkeer wil deelnemen kan een rijbewijs worden afgegeven, als diegene voldoet aan de eisen die aan dit rijbewijs worden gesteld. Zo moet iedereen, door middel van rijlessen en een theorie- en praktijkexamen, bewijzen dat hij op een verantwoordelijke manier kan deelnemen aan het verkeer. Verdachte heeft dit nagelaten en is desondanks zonder rijbewijs als bestuurder van een auto de weg op gegaan. Hiermee heeft hij zich onverantwoordelijk en gevaarlijk gedragen, zeker ook ten opzichte van andere weggebruikers, die hier geen enkele weet van kunnen hebben. Nu hij hier eerder voor is veroordeeld en hij het feit vaker heeft gepleegd, zal de rechtbank voor het onder 4. bewezen verklaarde een hechtenis van twee weken opleggen, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Doos Kl: zwart
5475542
doos waarin wapen zat
2. 1.00 STK Geluiddemper
5475519
3. 1.00 STK Geweer
Walther C22
5475493
4. 1.00 STK Wapen
DEMPER
5475642
5. 1.00 STK Wapen
5475525
6. 2.00 STK Wapen
VIZIER
5475514
7. 7.00 STK Patroon
5475505
8. 1.00 STK Vest
kogel/steekwerend vest
5475505
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer. De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van al deze voorwerpen het onder 5. en 6. bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vorderingen
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 1.057.709,80 aan materiële schadevergoeding, € 70.200,- aan immateriële schadevergoeding en € 34,69 aan proceskosten.
De benadeelde partij [naam dochter] vordert € 90.767,01 aan materiële schadevergoeding en € 50.000,- aan immateriële schadevergoeding.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 23.561,96 aan materiële schadevergoeding en € 37.500,- aan immateriële schadevergoeding.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert € 37.500,- aan immateriële schadevergoeding.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten ten aanzien waarvan schadevergoeding wordt gevorderd, en omdat evenmin een rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen de schade en hetgeen wél bewezen is verklaard, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 4., 5. en 6. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 4. bewezen verklaarde:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 5. bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
Handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij art. 55, derde lid, onder a van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 6. bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het onder 4. bewezen verklaarde tot een
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Veroordeelt verdachte voor het onder 5. en 6. bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straffen in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Doos Kl: zwart
5475542
doos waarin wapen zat
2. 1.00 STK Geluiddemper
5475519
3. 1.00 STK Geweer
Walther C22
5475493
4. 1.00 STK Wapen
DEMPER
5475642
5. 1.00 STK Wapen
5475525
6. 2.00 STK Wapen
VIZIER
5475514
7. 7.00 STK Patroon
5475505
8. 1.00 STK Vest
kogel/steekwerend vest
5475505
Verklaart niet-ontvankelijkde benadeelde partij
[benadeelde partij 1]in haar vordering.
Verklaart niet-ontvankelijkde benadeelde partij
[naam dochter]in haar vordering.
Verklaart niet-ontvankelijkde benadeelde partij
[benadeelde partij 2]in zijn vordering.
Verklaart niet-ontvankelijkde benadeelde partij
[benadeelde partij 3]in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 mei 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PD 1, Rub. 2.1, p. 001-028
3.PD 2, Rub. 2.1, p. 001-008
4.PD 3, Rub. 2.1, p. 001-011
5.PD 4, Rub. 2.1, p. 001-017
6.PD 5, Rub. 2.1, p. 001-009
7.PD 6, Rub. 2.1, p. 001-003
8.PD 7, Rub. 8, p. 8001-8010
9.ZD I, Rub. 5, p. 0265-0284 en PD 4, Rub. 3, p. 015.
10.PD 2, Rub. 3, p. 009
11.PD 4, Rub. 3, p. 015-016
12.ZD I, Rub 4.1, p. 242-243 en ZD I, Rub. 5, p. 0816-0823
13.ZD I, Rub 4.1, p. 242-243 en ZD I, Rub. 5, p. 0816-0823
14.ZD VI, p. 001-020
15.ZD I, Rub. 5, p. 27-29 en 120-126
16.ZD I, Rub. 2, p. 4-7
17.ZD I, Rub. 2, p. 8-9
18.PD 2, Rub. 3, p. 040-041
19.PD 4, Rub. 3, p. 055-061
20.ZD I, Rub. 5, p. 0357-0359 en Rub 4.1, p. 165 en 211-215
21.Op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310
22.ZD I, Rub. 5, p. 0359-0363
23.PD 4, Rub. 3, p. 055-056
24.Zoals ter terechtzitting verklaard door [verdachte 3] , [verdachte 5] én [verdachte 7]
25.ZD I, Rub. 5, p. 0363-0369
26.Op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310; PD 2, Rub. 3, p. 040-041 en PD 4, Rub 3, p. 055-056
27.ZD I, Rub. 5, p. 0370-0372
28.ZD I, Rub. 5, p. 0373-0378
29.PD 2, Rub. 3, p. 041-043
30.PD 4, Rub. 3, p. 057-061
31.Op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310
32.ZD I, Rub. 5, p. 0379-0381
33.ZD I, Rub. 02, p. 010-013
34.ZD I, Rub. 5, p. 0379-0381
35.ZD I, Rub. 5, p. 0382-0383
36.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0020-0022
37.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0135-0149
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 2] bij de rechter-commissaris van 15 december 2017 en proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris van 16 februari 2017.
39.PD 7, Rub. 7, p. 7256
40.ZD I, Rub 4.1, p. 242-243 en ZD I, Rub. 5, p. 0816-0823
41.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0026-0063
42.PD 7, Rub. 7, p. 7252-7253
43.ZD I, Rub 4.1, p. 242-243 en ZD I, Rub. 5, p. 0816-0823
44.ZD I, Rub. 5, p. 0391-0398 en Verhoor van getuige [verdachte 2] bij de rechter-commissaris op 1 september 2017.
45.ZD I, Rub. 5, p. 0398-0400
46.ZD I, Rub. 5, p. 0401-0402
47.ZD I, Rub. 5, p. 0403-0404
48.ZD I, Rub. 5, p. 0405 ZD I B, Rub. B 5.1, p. 008-009
49.ZD I, Rub. 3, p. 0151-0152
50.PD 1, Rub. 3, p. 058-060
51.PD 1, Rub. 3, p. 093-095
52.Verhoor van getuige [verdachte 2] bij de rechter-commissaris op 1 september 2017.
53.PD 5, Rub.3, p. 039-042
54.PD 5 Rub. 3, p. 143-144
55.PD 5, Rub.3, p. 039-042
56.Verhoor van getuige [verdachte 6] bij de rechter-commissaris op 1 september 2017.
57.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 008-009 en ZD I, Rub. 5, p. 0404
58.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0175-0177
59.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0011
60.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0177
61.ZD I, Rub. 5, p. 0414-0417, PD 2, Rub. 3, p. 042-045 en op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310-0313
62.PD 2, Rub. 3, p. 045
63.ZD 1, Rub. 3, p. 0203 en p. 0205-0207
64.ZD I, Rub. 5, p. 0413-0417
65.Op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310-0313
66.ZD I, Rub. 5, p. 032-082 en 338-342
67.Op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310-0313
68.ZD I, Rub. 5, p. 0418
69.ZD I, Rub. 5, p. 032-082 en ZD I, Rub. 2, p. 001-003
70.ZD I, Rub. 5, p. 0419-0427
71.ZD I, Rub. 5, p. 0436
72.ZD 1, Rub. 3, p. 0205-0207 en p. 203
73.PD 5, Rub. 3, p. 036-053
74.PD 5, Rub. 3, p. 152-156
75.ZD 1, Rub. 5, p. 0419-0429
76.PD 5, Rub. 3, p. 036
77.PD 5, Rub. 3, p. 146-147
78.PD 5, Rub. 3, p. 036-053
79.PD 5, Rub. 3, p. 036-043
80.Verhoor van getuige [verdachte 2] bij de rechter-commissaris op 1 september 2017.
81.ZD I, Rub. 5, p. 0414-0417, PD 2, Rub. 3, p. 042-045 en op schrift gestelde verklaring van [verdachte 4] , PD 3, Rub. 3, p. 0310-0313
82.ZD I, Rub. 5, p. 0742-0758
83.ZD I, Rub. 5, p. 0792-0795
84.Op schrift gestelde verklaring [verdachte 4] , ZD I, Rub. 5, p. 0749-0758
85.ZD I, Rub. 5, p. 0421-0429
86.ZD I, Rub. 5, p. 032-082 en ZD I, Rub. 2, p. 001-003
87.ZD I B, Rub. B5, p. 0144-0150
88.ZD I, Rub. 5, p. 032-082
89.ZD I, Rub. 10, p. 046-112
90.Een verslag, inhoudende een Munitieonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 2 november 2016, opgemaakt door ing. P.J.M. Pauw-Vugts, ZD I B, Rub. B 5, p. 0160-0171
91.ZD I B, Rub. B5, p. 0144-0150
92.ZD I, Rub. 10, p. 053-054
93.Een verslag, inhoudende een Munitieonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 december 2016, opgemaakt door ing. M.E. Bestebreurtje, ZD I B, Rub. B 5, p. 0172-0177
94.ZD I B, Rub. B5, p. 0151-0159
95.ZD I B, Rub. B5, p. 0150
96.Een verslag, inhoudende een Schouwverslag van de GGD Amsterdam van 8 oktober 2016, opgemaakt door forensisch arts D. Rijken, ZD I, Rub. 5, p. 016-018 en een verslag, inhoudende een Voorlopig Sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 oktober 2016, opgemaakt door arts en patholoog dr. V. Soerdjbalie-Malkoe, ZD I, Rub. 5, p. 019-024.
97.Een verslag, inhoudende een Letselrapportage van de GGD Amsterdam van 10 oktober 2016, opgemaakt door forensisch arts A. Beijering, ZD I, Rub. 10, p. 015-018
98.ZD I, Rub. 10, p. 047.
99.ZD I, Rub. 5, p. 706-708
100.ZD I, Rub. 5, p. 032-082
101.ZD I, Rub. 3, p. 0050-0054
102.ZD I, Rub. 3, p. 0014-0015 en p. 0027-0030
103.ZD I, Rub. 5, p. 0014-0015
104.ZD I, Rub. 5, p. 895-910
105.ZD I, Rub. 5, p. 0792-0793
106.ZD I, Rub. 5, p. 895-910
107.ZD I, Rub. 5, p. 102-103
108.ZD I, Rub. 5, p. 0426-0427
109.ZD I, Rub. 5, p. 106
110.ZD I, Rub. 5, p. 146-160
111.ZD I, Rub. 5, p. 0426-0427
112.ZD I, Rub. 5, p. 147-151
113.ZD I, Rub. 5, p. 147-155
114.ZD I, Rub. 5, p. 0426-0429
115.ZD I, Rub. 5, p. 0742-0758
116.ZD I, Rub. 5, p. 0429-0430
117.ZD I, Rub. 5, p. 007-008 en ZD I, Rub. 10 B, p. 010-018
118.Een verslag, inhoudende een Forensisch DNA Rapport van Verilabs van 8 december 2016, opgemaakt door DNA-deskundige M. Hidding, ZD I, Rub. 10, p. 023-028 + 206
119.ZD I, Rub. 5, p. 895-910 en ZD I, Rub. 3, p. 0024-0026
120.Een verslag, inhoudende een Forensisch DNA Rapport van Verilabs van 8 december 2016, opgemaakt door DNA-deskundige M. Hidding, ZD I, Rub. 10, p. 023-028 + 043
121.Een verslag, inhoudende een Forensisch DNA Rapport van Verilabs van 8 december 2016, opgemaakt door DNA-deskundige M. Hidding, ZD I, Rub. 10, p. 023-028
122.ZD I, Rub. 5, p. 0432-0439
123.ZD IV, p. 0463-0464 en 0470
124.ZD I, Rub. 3, p. 202-204 en 205-213
125.ZD I, Rub. 5, p. 0432-0440
126.ZD I, Rub. 5, p. 0436-0437
127.PD 4, Rub. 3, p. 093-099
128.ZD I B, Rub. B 5.1, p. 0023-0025
129.ZD VI, p. 001-002 + 005
130.PD 7, Rub. 7, p. 7277-7278
131.ZD 1B, Rub. B5 p. 001-010
132.PD 7, Rub. 7.1, p. 7241-7242
133.ZD I, Rub. 10, p. 266-277
134.ZD I B, Rub. B 5.3, p. 0036
135.ZD V, p. 092-095
136.PD 7, Rub. 9, p. 9000-9001
137.PD 7, Rub. 9, p. 9003-9010
138.ZD VI, p. 006
139.ZD VI, p. 007
140.ZD VI, p. 008
141.ZD VI, p. 010-011
142.ZD VI, p. 015-016
143.ZD VI, p. 019-020
144.ZD V, p. 019-024
145.ZD V, p. 072-078 en 114-116
146.ZD V, p. 058-059
147.ZD V, p. 092-095