ECLI:NL:RBAMS:2018:334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
AMS 18_140
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor bouwplan met dakterras en kozijnenwijzigingen

Op 24 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Levelt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam, dat op 18 april 2017 een omgevingsvergunning had verleend aan vergunninghouder voor het veranderen van een pand aan de [adres] in Amsterdam. De vergunning betrof het plaatsen van een dakterras en het wijzigen van de kozijnen in de voorgevel. Verzoeker stelde dat de aanvraag niet alleen betrekking had op de vergunde onderdelen, maar ook op een aanbouw die in de bouwtekeningen was opgenomen, maar niet als onderdeel van de aanvraag was gemarkeerd.

Tijdens de zitting op 10 januari 2018 werd het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter overwoog dat de aanvraag van vergunninghouder in twee delen was gesplitst: een omgevingsvergunningplichtig deel en een niet-omgevingsvergunningplichtig deel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de splitsing van het bouwplan rechtmatig was, omdat de aanbouw in functioneel en bouwkundig opzicht kon worden onderscheiden van de overige onderdelen van het bouwplan. Verzoeker had geen kans van slagen in zijn bezwaar, omdat het bestreden besluit niet over de aanbouw ging.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de werking van het bestreden besluit te schorsen. Tevens werd er geen veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/140

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2018 in de zaak tussen

[verzoeker], te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Levelt),
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J. van den Berg).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder],te Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. J.C. Ellerman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van het pand aan de [adres], te Amsterdam, door het plaatsen van een dakterras en het wijzigen van de kozijnen in de voorgevel.
Verzoeker heeft bij brief van 29 mei 2017 tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij, bij verzoek van 13 december 2017, de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018. Verzoeker er vergunninghouder zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft bij deze rechtbank twee verzoeken om voorlopige voorziening aanhangig gemaakt. Eén verzoek is gedaan hangende het beroep tegen het uitblijven van een beslissing van verweerder op een handhavingsverzoek van verzoeker (AMS 17/7129 en AMS 17/7130). Op dat verzoek is heden bij afzonderlijke uitspraak beslist. Het tweede verzoek is gedaan hangende het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning. Op dat verzoek wordt in deze uitspraak beslist.
2. De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Zij let daarbij op de belangen van partijen en maakt daarbij een afweging tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Er is in de regel geen reden een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het besluit rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend in een eventuele beroepsprocedure.
3. Vergunninghouder heeft op 9 december 2016 een aanvraag ingediend voor verlening van een omgevingsvergunning. Het bouwplan van vergunninghouder bestaat er uit dat hij een dakterras wenst te realiseren op het dak van zijn woning aan de [adres], te Amsterdam, het veranderen van de kozijnen en het inpandig wijzigen van (de indeling van) de verschillende bouwlagen. Op de bouwtekeningen is tevens een aanbouw ingetekend, maar deze is in de bouwtekening grijs gemaakt en in de getekende aanbouw is – voor zover relevant – de volgende tekst opgenomen: “Behoort niet tot de aanvraag. Vergunningsvrije uitbouw volgens: besluit omgevingsrecht, bijlage 2, artikel 2.” Verzoeker heeft hiermee willen aangeven dat de aanvraag niet mede ziet op de aanbouw.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo), aan vergunninghouder omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van het souterrain, de beletage en de eerste tot en met de derde verdieping van het gebouw [adres], met behoud van de bestemming daarvan tot één woning, het plaatsen van een dakterras op het bovendak en het wijzigen van de kozijnen in de voorgevel.
5. Verzoeker is het met het bestreden besluit niet eens. Hij stelt dat verweerder ten onrechte het bouwplan heeft gesplitst in een omgevingsvergunningplichtig en een niet-omgevingsvergunningplichtig deel. Het bouwplan dient als een ondeelbaar plan te worden beoordeeld, zoals ook blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Daarnaast is door verweerder ten onrechte aangenomen dat de aanbouw niet-omgevingsvergunningplichtig is. Verder voldoet het bouwproject blijkens het door verzoeker overgelegd rapport van 16 augustus 2017 van dr. P.K.M. van Roosmalen niet aan de redelijke eisen van welstand.
6. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
7. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling is splitsing van een bouwplan dat uit verschillende onderdelen bestaat in beginsel niet mogelijk. Het bouwplan dient als één geheel te worden beschouwd. Een bouwplan kan alleen worden gesplitst indien het bestaat uit onderdelen die in functioneel en bouwkundig opzicht van elkaar kunnen worden onderscheiden. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1770.
8. Anders dan verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder het bouwplan van vergunninghouder heeft kunnen splitsen, omdat de aanbouw aan de woning in functioneel en bouwkundig opzicht kan worden onderscheiden van de overige onderdelen uit het bouwplan van verzoeker. De kozijnen in de voorgevel kunnen immers zonder meer worden vervangen. Het vervangen van de kozijnen in die gevels is immers niet afhankelijk van de aan- of afwezigheid van de aanbouw die aan de achter- en rechterzijde (bezien vanuit de straat) van de woning wordt gerealiseerd en de betreffende kozijnen zitten niet in de aan- of uitbouw. Ook is het vergunde dakterras is in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden van de overige onderdelen uit het bouwplan, daar die zal worden gerealiseerd op het dak bovenop de derde verdieping en dus niet op de aanbouw. Ter zitting is voorts gebleken dat de inpandige wijzigingen van de verschillende bouwlagen eveneens in functioneel en bouwkundig los staan van de aanbouw.
9. Voor zover verzoeker stelt dat de aanbouw omgevingsvergunningplichtig is, kunnen die gronden het bestreden besluit niet aantasten. Het bestreden besluit gaat daar niet over. Verweerder heeft beslist op de door vergunninghouder ingediende aanvraag, die niet ziet op de aanbouw. Het bouwplan is niet ten onrechte gesplitst, zodat verweerder op goede gronden geen beslissing over de aanbouw heeft genomen.
10. Het door verzoeker overgelegd rapport van 16 augustus 2017 van dr. P.K.M. van Roosmalen kan evenmin tot aantasting van de verleende omgevingsvergunning leiden. Het rapport gaat immers over het bouwplan voor de uitbreiding aan zij- en achtergevel, de aanbouw, en niet over het vergunde bouwplan.
11. Uit het voorgaande volgt dat het bezwaar van verzoeker waarschijnlijk geen kans van slagen heeft. Bij die stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de werking van het bestreden besluit te schorsen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt derhalve afgewezen.
12. Voor veroordeling van verweerder in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Wal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.