In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een fietsenwinkel, vertegenwoordigd door verzoeker en zijn gemachtigde H. Yildirim, tegen de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. E. van Brandwijk. De gemeente had op 15 februari 2018 een besluit genomen waarin verzoeker werd gelast de exploitatie van zijn winkel te staken, omdat deze in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij de winkel open wilde houden en doorgaan met de verhuur van fietsen.
Tijdens de zitting op 8 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter de belangen van beide partijen afgewogen. De gemeente stelde dat de winkel in strijd met het Voorbereidingsbesluit werd geëxploiteerd, terwijl verzoeker aanvoerde dat de winkel al voor de inwerkingtreding van dit besluit geopend was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bewijslast bij de gemeente lag en dat er onvoldoende bewijs was dat de winkel niet al voor de inwerkingtreding van het Voorbereidingsbesluit geopend was. Gezien de onzekerheid over de uitkomst van de bezwaarprocedure en de mogelijke schade voor verzoeker, heeft de voorzieningenrechter besloten het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.