ECLI:NL:RBAMS:2018:3419

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
6587929 / CV EXPL 18-1556
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een hoofdsom en incassokosten in het kader van een betalingsregeling

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V. (hierna: ICS) betaling van een hoofdsom van € 4.587,82 en incassokosten van € 1.588,17 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De gedaagde heeft een zakelijke creditcardovereenkomst met ICS en heeft bedragen opgenomen die hij niet tijdig heeft terugbetaald. ICS heeft de gedaagde aangemaand om een totaalbedrag van € 12.593,05 te betalen, bestaande uit een hoofdsom, incassokosten, rente en BTW. De gedaagde heeft een betalingsregeling voorgesteld, maar heeft deze niet nageleefd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in totaal € 10.587,82 heeft opgenomen en slechts € 6.000,00 heeft terugbetaald. De kantonrechter wijst de vordering van ICS toe, omdat de gedaagde niet heeft betwist dat hij het resterende bedrag verschuldigd is.

De kantonrechter overweegt dat de overeengekomen rente van 1,5% per maand niet is aangetoond, maar dat er wel een jaarlijkse rente van 14% van toepassing is. De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde incassokosten, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet tijdig heeft betaald en dat ICS recht heeft op de gevorderde incassokosten op basis van de algemene voorwaarden. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot betaling van de hoofdsom, de incassokosten, de rente en de proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 6587929 / CV EXPL 18-1556
vonnis van de kantonrechter van 11 mei 2018 in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.E.C.A. Vlasman,
t e g e n
[gedaagde], h.o.d.n. [naam bedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ICS en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 januari 2018, met producties;
  • het proces-verbaal van mondeling antwoord van 26 januari 2018, met producties;
  • het tussenvonnis van 9 februari 2018, waarbij is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd;
  • de conclusie van repliek, met producties; en,
  • het proces-verbaal van mondeling dupliek van 6 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ICS exploiteert creditcards van onder andere ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO).
2.2.
Op enig moment sluit [gedaagde] een overeenkomst met ICS inzake een zakelijke creditcard en daarbij behorende kredietfaciliteiten van de ABN AMRO. Bedragen die door [gedaagde] worden opgenomen met de zakelijke creditcard moeten binnen drie weken na ontvangst van maandelijkse rekeningoverzichten worden terugbetaald aan ICS. In de van toepassing zijnde algemene voorwaarden staat dat incassokosten worden vastgesteld op 15% over de totale vordering met een minimum van € 115,-.
2.3.
[gedaagde] heeft diverse bedragen opgenomen met de zakelijke creditcard en het krediet laten oplopen tot € 10.587,82. Op 11 oktober 2017 wordt [gedaagde] aangemaand om een bedrag van € 12.593,05 aan ICS te betalen bestaande uit een hoofdsom van € 10.587,82, incassokosten van € 1.588,17, rente tot incasso van € 83,54 en € 333,52 aan BTW.
2.4.
Op 27 november 2017 stelt [gedaagde] een betalingsregeling aan de gemachtigde van ICS voor en gaat hij over tot betaling van € 3.000,00. Op 29 november 2017 schrijft [gedaagde] het volgende per e-mail aan de gemachtigde van ICS: “
(…) please kindly consider in reducing the other costs of over 1200 euros. I can make a payment of 3000 euros next week, 3000 by 18-24 December and the final before end of year.
2.5.
Op 4 december 2017 betaalt [gedaagde] wederom € 3.000,00 aan ICS. Een dag later schrijft de gemachtigde van ICS het volgende per e-mail aan [gedaagde]: “
ICS has agreed to maximize the costs to an amount of EUR 800,-- (…) upon timely payment of the outstanding amount. If payment is not received in a timely matter, the (…) full amount (…) will be due.
2.6.
Op 27 december 2017 vraagt [gedaagde] uitstel van betaling. ICS gaat hier niet mee akkoord.

3.Het geschil

3.1.
De kantonrechter begrijpt dat ICS vordert om [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van:
primair een hoofdsom van € 4.587,82, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1,5% per maand vanaf 5 september 2017 over het aanvankelijk verschuldigd bedrag van € 10.587,82 tot aan de dag van algehele betaling en de overeengekomen incassokosten van € 1.588,17;
subsidiair een hoofdsom van € 4.587,82, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 5 september 2017 over het aanvankelijk verschuldigd bedrag van € 10.587,82 tot aan de dag van algehele betaling en de buitengerechtelijke incassokosten van € 880,88; en,
de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
Aan deze vordering legt ICS het volgende ten grondslag. Op grond van de overeenkomst was [gedaagde] gehouden € 10.587,82 binnen de overeengekomen termijn terug te betalen aan ICS. [gedaagde] heeft slechts € 6.000,00 betaald. ICS vordert nakoming van de verbintenis tot betaling van het restant van € 4.587,82, de overeengekomen rente en incassokosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde incassokosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

hoofdsom van € 4.587,82

4.1.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] niet betwist dat hij in totaal een bedrag van € 10.587,82 heeft opgenomen met de door ICS verstrekte creditcard en dat hij € 6.000,00 aan ICS heeft betaald. [gedaagde] is dan ook gehouden om het restant van € 4.587,82 aan ICS te betalen. De kantonrechter wijst de gevorderde hoofdsom toe.
rente
4.2.
ICS stelt dat partijen een maandelijkse rente van 1,5% zijn overeengekomen en vordert primair deze rente over het aanvankelijk verschuldigd bedrag van € 10.587,82 vanaf 5 september 2017 tot aan de dag van algehele betaling. Er is niet gebleken dat voornoemde rente is overeengekomen. In de door ICS overgelegde rekeningoverzichten staat immers dat een jaarlijkse rente van 14% van toepassing is. Daarnaast volgt uit het overgelegde rekeningoverzicht van 4 oktober 2017 dat het aanvankelijk verschuldigd bedrag van € 10.587,82 uiterlijk op 25 oktober 2017 betaald had moeten worden. Dit houdt in dat [gedaagde] vanaf 26 oktober 2017 in verzuim is en dat de overeengekomen rente vanaf die datum is verschuldigd. Verder geldt dat [gedaagde] op 27 november en 4 december 2017 betalingen heeft gedaan van € 3.000,00. Gelet hierop wordt de overeengekomen rente van 14% per jaar toegewezen over € 10.587,82 voor de periode van 26 oktober 2017 tot en met 26 november 2017, over € 7.587,82 voor de periode van 27 november 2017 tot en met 3 december 2017 en over € 4.587,82 voor de periode van 4 december 2017 tot en met de dag van volledige betaling.
incassokosten
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat partijen, beiden handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf, een vergoeding aan incassokosten zijn overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Op grond van de algemene voorwaarden vordert ICS incassokosten van € 1.588,17 (15% van het aanvankelijk verschuldigd bedrag van € 10.587,82). [gedaagde] voert aan dat het niet terecht is dat hij voornoemd bedrag aan incassokosten moet betalen omdat in het kader van de betalingsregeling met ICS een lagere vergoeding aan incassokosten is overeengekomen, namelijk € 800,00. De kantonrechter overweegt dat partijen weliswaar een lagere vergoeding aan incassokosten zijn overeengekomen in het kader van de betalingsregeling, dit was echter onder de voorwaarde dat het verschuldigde bedrag tijdig – oftewel voor eind december 2017 – zou worden betaald. Nu [gedaagde] het verschuldigde bedrag niet tijdig heeft betaald, is niet aan voornoemde voorwaarde voldaan en staat het ICS vrij om incassokosten op grond van haar algemene voorwaarden te vorderen. De kantonrechter wijst de gevorderde incassokosten van € 1.588,17 dan ook toe.
proceskosten
4.4.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van ICS veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 1.065,00, bestaande uit:
  • € 89,00 aan explootkosten;
  • € 476,00 aan griffierecht; en,
  • € 500,00 aan salaris gemachtigde (2,0 punten x tarief van € 250,00 per punt).
nakosten
4.5.
Ook wordt [gedaagde] veroordeeld in de nakosten, op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ICS van een hoofdsom van € 4.587,82 en incassokosten van € 1.588,17;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ICS van de overeengekomen rente van 14% per jaar over € 10.587,82 voor de periode van 26 oktober 2017 tot en met 26 november 2017, over € 7.587,82 voor de periode van 27 november 2017 tot en met 3 december 2017 en over € 4.587,82 voor de periode van 4 december 2017 tot en met de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ICS tot op heden begroot op € 1.065,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten ter hoogte van € 131,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met € 68,00 en de explootkosten van betekening onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis vervolgens wordt betekend;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; en,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Moussaoui, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2018.