In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2018 uitspraak gedaan over een bestuurlijke boete die de gemeente Amsterdam had opgelegd aan een man die zijn woning aan toeristen verhuurde. De man, eiser, was sinds 22 augustus 2013 eigenaar van de woning, die was aangemerkt als een aangewezen woning volgens de Huisvestingswet 2014. De gemeente ontving meldingen dat de woning niet permanent bewoond werd en alleen aan toeristen werd verhuurd. Na een huisbezoek op 30 april 2017, waarbij vier toeristen in de woning werden aangetroffen, legde de gemeente een boete op van € 20.500,-. Na bezwaar van eiser werd de boete verlaagd naar € 13.500,-. Eiser stelde in beroep dat er geen sprake was van woningonttrekking, omdat hij de woning volgens de 60-dagenregeling verhuurde. De rechtbank oordeelde echter dat uit het onderzoek bleek dat eiser en de huurder geen hoofdverblijf in de woning hadden en dat de verhuur niet voldeed aan de voorwaarden van de 60-dagenregeling. De rechtbank concludeerde dat de gemeente bevoegd was om de boete op te leggen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om de boete te matigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.