Beoordeling
5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Een vordering strekkende tot wedertewerkstelling is naar haar aard spoedeisend. Dat is in dit geval niet anders. Dat het salaris van [eiseres] wordt doorbetaald doet hieraan niet af.
7. Bij schorsing en op non-actiefstelling wordt aan de werknemer een (in dit geval: blijvend) verbod opgelegd zijn werkzaamheden te verrichten. De rechtmatigheid ervan wordt getoetst aan de beginselen van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Kernvraag in onderhavige zaak is dan ook of DCPrime zich als goed werkgever heeft gedragen door [eiseres] op non-actief te stellen. Daarbij geldt dat het recht op (weder)tewerkstelling van de werknemer slechts moet wijken indien de werkgever aannemelijk maakt dat hij een redelijke grond heeft - bijvoorbeeld ernstig wangedrag van de werknemer - voor de op non-actiefstelling, dit afgezet tegen het belang van de werknemer, of dat een bevel tot tewerkstelling tot een onwerkbare situatie zou leiden. Daarbij spelen de bijzondere omstandigheden van het geval een rol. Bij de beoordeling van de vordering tot wedertewerkstelling dient dan ook een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van de werkgever en dat van de werknemer.
8. De kantonrechter stelt voorop dat als niet of onvoldoende betwist is komen vast te staan dat [eiseres] tot de komst van [naam CEO] goed heeft gefunctioneerd. Daarnaar gevraagd is namens DCPrime meegedeeld dat er geen personeelsdossier voorhanden is en functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken, zo deze al plaatsvonden, niet systematisch zijn vastgelegd. Dat [eiseres] goed functioneerde is ook af te leiden uit het feit, eveneens onbetwist, dat zij in de loop der jaren vaker een salarisverhoging heeft gekregen. Hieraan doet het feit dat er bij DCPrime twijfels zijn ontstaan aan de juistheid van de motivering met betrekking tot de laatste salarisverhoging niet af. [eiseres] heeft sinds 2010 de functie van COO, waarmee zij binnen DCPrime de spin in het web is (geweest). Eveneens is van belang dat [eiseres] zich met hart en ziel en ook buiten reguliere werktijden voor DCPrime heeft ingezet.
9. Een tweede belangrijke achtergrond is dat DCPrime de arbeidsovereenkomst met [eiseres] wenst te beëindigen en daartoe een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter in Leiden heeft ingediend.
10. De directe aanleiding voor de op non-actiefstelling vormt het voornemen van [naam CEO] om tot verandering van de organisatie over te gaan. Hij heeft dit voornemen in een gesprek met [eiseres] op vrijdag 23 maart 2018 kenbaar gemaakt en daarin aangegeven dat haar functie zou vervallen en dat er mogelijk een andere functie met een lager salaris tot de mogelijkheden behoorde.
11. De kantonrechter overweegt dat DCPrime in feite een ingrijpende wijziging van de arbeidsovereenkomst voorstelde. Zowel de inhoud van de functie, de bevoegdheden als de salariëring zouden worden gewijzigd. Volgens vaste rechtspraak ( [naam arrest] -arrest) geldt voor een dergelijke ingrijpende wijziging van de arbeidsovereenkomst een zorgvuldig uit te voeren traject, bestaande uit (ten minste) drie stappen, te weten zijn er gewijzigde omstandigheden die tot wijziging nopen, is het gedane voorstel redelijk en kan aanvaarding in redelijkheid van werknemer worden verwacht? Zeker tegen deze achtergrond en gelet op het feit dat [eiseres] jarenlang met succes haar functie heeft uitgeoefend is alleszins begrijpelijk dat [eiseres] vervolgens enkele dagen nodig had om zich hierop te beraden en (juridisch) advies wilde inwinnen.
12. Van de zijde van DCPrime is naar voren gebracht dat de voorgestelde organisatorische veranderingen en de ingreep van de op non-actiefstelling van [eiseres] hoogst noodzakelijk waren in het licht van de precaire situatie waarin DCPrime zich bevond en dat ingrijpen geen uitstel duldde. DCPrime heeft deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. Zij heeft geen inzicht geboden in de noodzaak van de onmiddellijk uit te voeren functiewijziging. Evenmin heeft zij, bijvoorbeeld aan de hand van financiële stukken of een organogram, uitgelegd waarom de nu gekozen oplossing noodzakelijk is en dat er geen minder verstrekkende alternatieven zijn, zoals een minder vergaande aanpassing van de functie dan wel een wijziging waarbij gedurende enige tijd ten minste het niveau van het salaris zou worden gehandhaafd.
13. DCPrime heeft naast voormelde (organisatorische) redenen ernstige kritiek geuit op het functioneren van [eiseres] . Kort samengevat zou zij informatie hebben afgeschermd, falende productie hebben verzwegen en tekort zijn geschoten in informatieverstrekking rond onder meer de vertraging van klinische studies.
14. [eiseres] heeft ten aanzien van het eerste punt uiteengezet dat zij doende was het systeem van toegankelijkheid van informatie te veranderen, maar dat dit nogal wat voeten in de aarde had, omdat verschillende niveau’s van toegankelijkheid moesten worden gecreëerd en het een wijziging betrof van betekenende omvang en daarom enige tijd in beslag nam. [eiseres] heeft daarbij verwezen naar een door haar opgesteld document (productie 9). Naar het oordeel van de kantonrechter is van de zijde van DCPrime onvoldoende onderbouwd, anders dan dat [naam CEO] vond dat het niet snel genoeg ging, dat de aanpak van [eiseres] niet naar behoren was.
15. Wat de andere verwijten betreft is allereerst van belang dat de onderbouwing daarvan eerst heeft plaatsgevonden nadat [eiseres] op non-actief is gesteld en dat deze niet de directe aanleiding daarvoor vormden. Blijkens de brief van 28 maart 2018 was dat immers: een vermeend gebrek aan progressie en communicatie in diverse projecten en het verval van de functie van COO. Voorts heeft [eiseres] de verwijten die op deze punten aan haar adres zijn gemaakt gedetailleerd betwist. Een kort geding leent zich niet voor verdere bewijsvoering, zodat het er voorshands voor moet worden gehouden dat de juistheid van deze feiten nog niet vaststaan.
16. Namens DCPrime is met verwijzing naar de stukken in de ontbindingsprocedure voorts aangevoerd dat er van haar zijde en die van de Supervisory Board geen enkel vertrouwen meer in [eiseres] is en dat ook dit een reden is om haar niet te laten terugkeren naar de werkvloer. De kantonrechter overweegt dat uit de stukken in de ontbindingsprocedure is op te maken dat het verzoek tot ontbinding is gebaseerd op (en/of) de d- e- ,g- en h-grond van artikel 7:669 lid 3 BW. Uiteraard kan de kantonrechter in deze procedure niet vooruitlopen op de uitkomst van de ontbindingsprocedure, maar zoals ter zitting al besproken is hij wel voorshands van oordeel dat toewijzing van het verzoek nog geen gelopen koers is en dat daarbij, los van de vraag of de aan het adres van [eiseres] gemaakte verwijten inhoudelijk voldoende zwaar voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zullen worden bevonden, het ook de vraag is of de arbeidsrechtelijke “spelregels” voldoende in acht zijn genomen, waarbij dan met name wordt gedoeld op de regel dat een werknemer bij kritiek op zijn handelen voldoende gelegenheid moet worden geboden zijn handelen aan te passen en de voorwaarde (die alleen bij verwijtbaar handelen of nalaten niet geldt) dat voldoende inspanning is gepleegd om de werknemer te herplaatsen.
17. Het belang van [eiseres] bij wedertewerkstelling is evident. Zij staat sinds eind maart 2018 op non actief. Een dergelijke maatregel is voor haar diffamerend. Naarmate dit langer duurt, zal hervatting van de werkzaamheden moeilijker worden, onder meer omdat zij bij de collega’s op de werkvloer uit het zicht is verdwenen. Hetzelfde geldt voor de externe relaties met wie zij gedurende langere tijd te maken heeft gehad. Voorts zal bij afwezigheid van [eiseres] de organisatie de facto worden of zijn aangepast in de zin als door DCPrime gewenst. In die zin is de eenzijdige maatregel van DCPrime (meer dan) een voorschot op de door haar gewenste situatie. DCPrime heeft een nieuwe situatie gerealiseerd zonder eerst de toetsing door de rechter af te wachten. Hoe langer deze situatie duurt, hoe lastiger het zal zijn om deze ongedaan te maken. Verder is [eiseres] elke toegang tot de vestiging en het bedrijfsnetwerk ontzegd en daarmee wordt zij bemoeilijkt in haar mogelijkheden haar belangen te behartigen in de ontbindingsprocedure. Ook in geval de ontbindingsprocedure voor haar negatief zou aflopen heeft [eiseres] belang bij werkhervatting, nu de ervaring leert dat het zoeken naar ander werk in de regel soepeler verloopt wanneer dat gebeurt vanuit een werkende situatie dan wanneer men thuis zit.
18. Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de weging van belangen in het voordeel van [eiseres] dient uit te vallen. De vordering tot tewerkstelling c.a. en de tevens gevorderde dwangsom zullen als na te melden worden toegewezen.
19. DCPrime dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.