ECLI:NL:RBAMS:2018:3554

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
13/680311-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor meervoudige oplichting en diefstal met valse sleutel

Op 23 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een 20-jarige man veroordeeld tot 365 dagen jeugddetentie, waarvan 171 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De man was betrokken bij een serie oplichtingen waarbij hij zich samen met een medeplichtige voordeed als pakketbezorger. Tussen november 2017 en januari 2018 heeft hij meerdere slachtoffers, voornamelijk ouderen, benaderd met de mededeling dat zij een pakket moesten afhalen en daarvoor een bedrag moesten pinnen. De slachtoffers werden misleid door een niet werkende pinautomaat, waarna hun pinpas en pincode werden afhandig gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting in vereniging en diefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een kwetsbare groep had benadeeld en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de slachtoffers, die zich onveilig voelden in hun eigen woning. De rechtbank besloot tot het opleggen van jeugddetentie en een taakstraf, waarbij ook bijzondere voorwaarden werden gesteld in het kader van reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680311-17 (Promis)
Datum uitspraak: 23 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [vestigingsplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het “ [naam] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Maat, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. oplichting in vereniging op 13 november 2017 in Amsterdam, door zich voor te doen als pakketbezorger waarbij voor ontvangst van het pakket een bedrag moest worden gepind met een (niet werkend) “pinautomaat”, waarbij [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag en/of zijn pinpas;
en/of
diefstal in vereniging middels een valse sleutel op 13 november 2017 in Amsterdam van een geldbedrag van 660,00 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2. oplichting in vereniging op 23 november 2017 in Amsterdam, door zich voor te doen als pakketbezorger waarbij voor ontvangst van het pakket een bedrag moest worden gepind met een (niet werkend) “pinautomaat”, waarbij [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag en/of zijn pinpas;
en/of
diefstal in vereniging middels een valse sleutel op 23 november 2017 in Amsterdam van een geldbedrag van 1.059,46 euro toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
3. oplichting in vereniging in de periode 18 november 2017 tot en met 20 november 2017 in Amsterdam, door zich voor te doen als pakketbezorger waarbij voor ontvangst van het pakket een bedrag moest worden gepind met een (niet werkend) “pinautomaat”, waarbij [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag en/of zijn pinpas;
en/of
poging tot diefstal in vereniging op 20 november 2017 in Amsterdam van een geldbedrag van 2.000,00 euro toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
4. poging tot diefstal in vereniging op 18 november 2017 in Amsterdam van een geldbedrag van 1.000,00 euro toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
5. poging tot oplichting in vereniging op 18 november 2017 in Amsterdam, door zich voor te doen als pakketbezorger waarbij voor ontvangst van het pakket een bedrag moest worden gepind met een (niet werkend) “pinautomaat”, waarbij [slachtoffer 5] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag en/of haar pinpas;
6. oplichting in vereniging op 22 januari 2018 in Amsterdam, door zich voor te doen als pakketbezorger waarbij voor ontvangst van het pakket een bedrag moest worden gepind met een (niet werkend) “pinautomaat”, waarbij [slachtoffer 6] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag en/of haar pinpas;
en/of
diefstal in vereniging middels een valse sleutel op 22 januari 2018 in Amsterdam van een geldbedrag van 650,00 euro toebehorende aan [slachtoffer 6] ;
7. oplichting in vereniging op 7 januari 2018 in Amsterdam, door zich voor te doen als pakketbezorger waarbij voor ontvangst van het pakket een bedrag moest worden gepind met een (niet werkend) “pinautomaat”, waarbij [slachtoffer 7] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag en/of zijn pinpas;
en/of
diefstal in vereniging middels een valse sleutel op 7 januari 2018 in Amsterdam van een geldbedrag van 500,00 euro toebehorende aan [slachtoffer 7] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
De rechtbank leidt uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting met betrekking tot het ten laste gelegde het volgende af.
De feiten maken deel uit van onderzoek 13REDHILL, dat ziet op zogeheten babbeltrucs. Er wordt telefonisch contact opgenomen met een beoogd slachtoffer, vrijwel altijd van gevorderde leeftijd, waarna er wordt gezegd dat er een postpakket bij hem/haar thuis zal worden bezorgd. In het algemeen wordt in dit gesprek medegedeeld dat de bezorging tien à twintig minuten na het telefoontje zal plaatsvinden en dat bij het afleveren een klein bedrag moet worden gepind bij de bezorger. Als een slachtoffer aangeeft contant te willen betalen, wordt gezegd dat dit om veiligheidsredenen niet mogelijk is. Even later belt een persoon aan bij de woning van het slachtoffer en levert een pakketje af. Dit betreffen in het algemeen pakketten die zijn voorzien van het opschrift “Primera”. Hierop moet het slachtoffer zijn pinpas aan de bezorger geven, deze houdt de pinpas tegen zijn telefoon, waarna het slachtoffer zijn pincode moet intoetsen op de telefoon. De bezorger wisselt op dat moment ongemerkt de pinpas om en geeft een soortgelijke (van dezelfde bank afkomstige) pinpas aan het slachtoffer terug, waarop de bezorger vertrekt. De pinpas welke aan het slachtoffer wordt teruggegeven, betreft in het algemeen een pas die bij een eerdere oplichting/babbeltruc in het bezit van de bezorger is gekomen.
Nadat de bezorger in het bezit van de pinpas en de pincode is gekomen, wordt er geld opgenomen (of een poging daartoe ) van de rekening van het betreffende slachtoffer.
In de meeste gevallen zijn de slachtoffers vooraf gebeld met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: # [nummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: # [nummer 2] ). Het nummer # [nummer 2] is van verdachte. Dit heeft verdachte ter terechtzitting bekend. Vlak voor of na de babbeltrucs straalt de telefoon van verdachte paallocaties aan in de omgeving van de woning van het slachtoffer waar op dat moment de babbeltruc plaatsvindt of bij de gebruikte pinautomaten.
Op zitting heeft verdachte een verklaring afgelegd over de handelwijze. Hij weet niet meer precies bij welke en bij hoeveel babbeltrucs hij betrokken was, maar hij geeft wel toe dat hij meerdere babbeltrucs heeft gepleegd. Verdachte deed dit naar eigen zeggen altijd met één ander persoon (hierna: de ander). Van te voren zocht de ander in de telefoongids het telefoonnummer van een ouder persoon, omdat ouderen makkelijkere slachtoffers zouden zijn. De ander belde het slachtoffer, soms met de telefoon van verdachte en soms met een andere telefoon. Als het telefoonnummer van verdachte werd gebruikt bij het inbellen, dan ging verdachte vervolgens zelf naar de woning. Bij de woning vroeg hij de bewoner om voor het pakketje te pinnen. Hij verwisselde de pinpas van de bewoner voor een andere pinpas die hij achter zijn telefoon had verstopt. Hij liet de bewoner de pincode op zijn telefoon intoetsen. Vervolgens gaf hij de bewoner een pakketje. Dit pakketje stelde hij soms zelf samen. Als zijn vingerafdrukken op een pakket zijn aangetroffen, dan heeft hij het pakket ofwel naar de woning gebracht ofwel samengesteld, aldus verdachte. Het gebeurde namelijk ook wel dat de ander naar de woning ging met een door verdachte samengesteld pakket. De ander was sowieso altijd met een scooter in de buurt. Na de oplichting ging verdachte naar een pinautomaat om geld te pinnen. Als verdachte geld ging pinnen, was hij daarvoor altijd zelf bij de bewoner aan de deur geweest. Het kwam niet voor dat hij pinde met een pinpas, die de ander afhandig had gemaakt. Bij het pinnen trok verdachte zijn capuchon over zijn hoofd en droeg hij soms een skimasker om herkenning te voorkomen. Met de ander had hij afgesproken dat ieder de helft kreeg van de opbrengst.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat verdachte op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden veroordeeld voor alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft zich onder meer gebaseerd op de aangiften, de modus operandi, de camerabeelden van de pintransacties, de politieagenten die verdachte onafhankelijk van elkaar op de camerabeelden herkennen, de bij verdachte in beslag genomen kleding die te zien is op de camerabeelden, de dactyloscopische sporen van verdachte die op meerdere pakketten zijn aangetroffen en het feit dat de telefoon van verdachte meerdere malen uitpeilt in de buurt van zowel de woning van aangevers als gebruikte pinautomaten. Dit alles wordt ondersteund door de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd. De officier van justitie is van mening dat sprake is van een dermate specifieke handelwijze van verdachte en zijn mededader(s), dat de bewijsmiddelen in de ene zaak kunnen dienen als schakelbewijs ter ondersteuning van een bewezenverklaring in de andere ten laste gelegde zaken.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, 6 (tweede alternatief) en 7 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 4 en 6 (eerste alternatief) heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte vrij te spreken. Feit 4 onderscheidt zich van de andere zaken, omdat die betreffende pinpas niet afhandig is gemaakt door middel van een babbeltruc. Hierdoor kan de modus operandi niet bijdragen aan het bewijs. Enkel de herkenning van verdachte op de camerabeelden resteert en dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daarbij wordt verdachte op de beelden herkend aan de beschadigingen op zijn pet, maar petten van dit merk hebben meestal dergelijke beschadigingen. Ten aanzien van de oplichting van feit 6 heeft raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat, nu enkel een algemeen signalement wordt gegeven. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij geen witte gympen heeft en niet keurig Nederlands spreekt.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal van 660 euro op
13 november 2017. [slachtoffer 1] is gebeld door # [nummer 1] . Uit historische gegevens van # [nummer 1] is gebleken dat dit nummer contact had met # [nummer 2] , het nummer van verdachte. De telefoon van verdachte heeft paallocaties aangestraald in de directe omgeving van de woning van aangever en van de gebruikte pinautomaat. Op het Primera pakket dat bij [slachtoffer 1] is afgeleverd door de pakketbezorger, zijn vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Op zitting heeft verdachte ten aanzien van dit feit verklaard dat als zijn vingerafdrukken op het pakketje zitten, hij het pakket waarschijnlijk ook wel heeft afgeleverd.
3.4.2.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal van 1.059,46 euro op
23 november 2017. Uit de historische gegevens van # [nummer 2] is gebleken dat aangever [slachtoffer 2] door dit nummer is ingebeld en dat dit nummer paallocaties heeft aangestraald in de directe omgeving van de woning van aangever. Op het afgeleverde Primera pakket zijn de vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij denkt dat hij het pakket heeft afgeleverd, omdat zijn vingerafdrukken daarop zijn aangetroffen.
3.4.3.
Ten aanzien van feiten 3, 4 en 5
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van oplichting in de periode van 18 tot en met 20 november 2017 en van poging tot diefstal van 2.000 euro op 20 november 2017.
[slachtoffer 3] is door # [nummer 2] ingebeld. Ook is uit het dossier gebleken dat # [nummer 2] paallocaties heeft aangestraald in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer 3] en bij de pinautomaat aan de [adres 1] waar gepoogd is 2.000 euro te pinnen.
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van poging diefstal van 1.000 euro op 18 november 2017.
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van poging tot oplichting op 18 november 2017.
[slachtoffer 5] is ingebeld door # [nummer 1] . Uit de aangifte van [slachtoffer 5] is gebleken dat de pakketbezorger tegen haar zoon zei dat hij een vergissing had gemaakt en dat hij later terug zou komen. Verdachte heeft op zitting verklaard een soortgelijke situatie te hebben meegemaakt.
Het camerasysteem dat [slachtoffer 5] bij haar deur heeft gevestigd, heeft een foto gemaakt van de pakketbezorger. Deze foto is vergeleken met de camerabeelden van de pinautomaat aan de [adres 1] . Bij die pinautomaat is op 18 november 2017 gepoogd 1.000 euro te pinnen van de rekening van [slachtoffer 4] en is op 20 november 2017 gepoogd om 2.000 euro te pinnen van de rekening van [slachtoffer 3] . Uit de aangifte van [slachtoffer 3] is gebleken dat hij bij de wisseltruc van de pakketbezorger de pinpas van [slachtoffer 4] heeft gekregen. De kleding van de pakketbezorger die bij [slachtoffer 5] is langsgeweest, komt overeen met de kleding die de man op de camerabeelden van 20 november 2017 van de [adres 1] aan heeft, te weten een Canada Goose jas, een pet met beschadigingen op de klep en zwarte schoenen zonder sokken. Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij die kleding heeft en dat hij de persoon op de beelden is. Verdachte heeft verklaard dat hij de capuchon over zijn hoofd heeft getrokken om herkenning te voorkomen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat feit 4 afwijkt van de andere feiten, omdat de pinpas daarbij niet afhandig is gemaakt middels een babbeltruc en dat daarom de modus operandi niet kan worden gebruikt ten aanzien van dit feit. De rechtbank verwerpt dit verweer. De pinpas van [slachtoffer 4] is gebruikt in de zaak van [slachtoffer 3] , waarbij sprake was van de vorengenoemde modus operandi. Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die de pinpas verwisselde aan de deur. De pintransacties van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben binnen enkele dagen na elkaar en bij dezelfde pinautomaat plaatsgevonden. Bovendien heeft verdachte op zitting verklaard dat hij zichzelf heeft herkend op de camerabeelden van die pinautomaat van 18 november 2017.
3.4.4.
Ten aanzien van feit 6
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal van 650 euro op 22 januari 2018. In het dossier zitten stills van camerabeelden van één van de pinautomaten waar na de babbeltruc geld is opgenomen van aangever. Vier politieagenten hebben verdachte op de stills herkend als degene die de pintransactie uitvoerde. Op zitting zijn verdachte de stills van pagina 29 26 getoond. Verdachte heeft zichzelf herkend. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de bewezenverklaring enkel op een in de aangifte genoemd algemeen signalement zou zijn gebaseerd.
3.4.5.
Ten aanzien van feit 7
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal van 500 euro op 7 januari 2018. Uit de historische gegevens van # [nummer 2] is gebleken dat aangever [slachtoffer 7] door dit nummer is ingebeld en dat dit nummer paallocaties heeft aangestraald in de directe omgeving van de woning van aangever. De naam [slachtoffer 7] kwam verdachte desgevraagd bekend voor. Het dossier bevat stills van camerabeelden van de pinautomaat op de Gulden Winckelplantsoen 5 waar geld van aangever is opgenomen. Op zitting zijn verdachte de stills van pagina 31 33 getoond. Verdachte heeft zichzelf hierop herkend.
3.4.6.
Conclusie
Gelet op de hiervoor omschreven samenhang tussen de afzonderlijke zaken, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten.
3.4.7.
Medeplegen
Vervolgens is aan de orde de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank stelt dat medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is van oordeel dat – met uitzondering van feit 4 - bij alle ten laste gelegde feiten voldoende is gebleken van een dergelijke samenwerking. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij altijd met een ander heeft samengewerkt. Van te voren hebben zij de uitvoering besproken en een rolverdeling gemaakt. De ander belde het slachtoffer op, soms met de telefoon van verdachte, en verdachte ging daarna doorgaans naar de woning toe met een pakketje dat ofwel door hem, ofwel door iemand anders was samengesteld. Soms ging de ander naar de woning met een door verdachte samengesteld pakketje. Als verdachte bij de woning stond, was de ander altijd in de buurt. Ze gingen samen met de scooter naar de woning toe. Ook gingen zij vaak samen pinnen en waren er afspraken gemaakt over de verdeling van de buit. In het begin kreeg de ander meer, maar later werd de buit door twee gedeeld.
Ten aanzien van feit 7 heeft verdachte verklaard dat hij heeft samengewerkt met de ander en met [naam ander] . Met zijn drieën hadden zij vooraf besproken om te proberen het geld over te maken naar de rekening van [naam ander] . De buit zouden zij delen door drie. Verdachte heeft verklaard dat dit de enige keer was dat hij met twee anderen samenwerkte.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat niet is gebleken van enige betrokkenheid van een ander dan verdachte.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 13 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en de bijbehorende pincode, door voornoemde [slachtoffer 1]
- op te bellen en
- te melden dat een pakket voor hem klaar lag en
- aan te bieden om het pakket aan de deur af te leveren en
- te melden dat 1,50 euro aan de deur gepind moest worden en
- zich met een pakket naar voornoemde [slachtoffer 1] te begeven en
- bij voornoemde [slachtoffer 1] aan te bellen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij 1,50 euro moest pinnen voor de snelle afhandeling en bezorging en
- voornoemde [slachtoffer 1] een telefoon voor te houden waarop hij zijn pincode moest intoetsen en
- voornoemde [slachtoffer 1] ter controle om zijn pinpas te vragen en
- de pinpas van voornoemde [slachtoffer 1] om te wisselen;
en
op 13 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 660,- euro, toebehorend aan [slachtoffer 1] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot dat geld hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
op 23 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en de bijbehorende pincode, door
- zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 2] te begeven en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat hij een pakketje kwam brengen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat alleen nog 1,50 euro gepind moest worden en
- voornoemde [slachtoffer 2] te laten pinnen en
- vervolgens de pinpas van voornoemde [slachtoffer 2] om te wisselen;
en
op meer tijdstippen op 23 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat heeft weggenomen geldbedragen van in totaal 1.059,46 euro, toebehorend aan [slachtoffer 2] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot dat geld hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
in de periode van 18 november 2017 tot en met 20 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en de bijbehorende pincode, door
- naar de woning van voornoemde [slachtoffer 3] op te bellen en
- te melden aan voornoemde [slachtoffer 3] dat getracht was om een pakket te bezorgen maar dat niemand thuis was en vervolgens
- te melden dat het pakket opnieuw bezorgd kon worden maar dat dan 1,50 euro betaald moest worden en vervolgens
- te melden dat dat bedrag gepind moest worden en
- zich met een pakket naar voornoemde [slachtoffer 3] te begeven en
- hij voornoemde [slachtoffer 3] aan te bellen en
- voornoemde [slachtoffer 3] een pakket te overhandigen en
- voornoemde [slachtoffer 3] te melden dat dit het verkeerde pakket was en
- het pakket weer mee terug te nemen en
- opnieuw naar de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te bellen en
- de vrouw van voorkomende [slachtoffer 3] te melden dat ze het pakket nog in hun bezit hadden en
- te vragen of het pakket later bezorgd kon worden en
- zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te begeven en
- voornoemde [slachtoffer 3] een telefoon voor te houden waar hij zijn bankpas in moest steken en
- voornoemde [slachtoffer 3] zijn pincode te laten intoetsen en
- de pinpas van voornoemde [slachtoffer 3] om te wisselen;
en
op 20 november 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat weg te nemen een geldbedrag van 2.000,- euro toebehorend aan [slachtoffer 3] , verdachte en zijn mededader en zich daarbij de toegang tot dat geld te verschaffen en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, opzettelijk met zijn mededader, met de pinpas van voornoemde [slachtoffer 3] naar dat pinautomaat is toegegaan, waarna hij, verdachte, de pinpas van voornoemde [slachtoffer 3] in dat pinautomaat heeft gestopt en de pincode van voornoemde [slachtoffer 3] heeft ingetoetst;
4.
op 18 november 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat weg te nemen een geldbedrag van 1.000,-euro, toebehorend aan [slachtoffer 4] , en zich daarbij de toegang tot dat geld te verschaffen door middel van een valse sleutel, opzettelijk met de pinpas van voornoemde [slachtoffer 4] naar dat pinautomaat is toegegaan, waarna hij, verdachte, de pinpas van voornoemde [slachtoffer 4] in dat pinautomaat heeft gestopt en de pincode van voornoemde [slachtoffer 4] heeft ingetoetst;
5.
op 18 november 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] te bewegen tot de afgifte van een pinpas en de bijbehorende pincode, in elk geval van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s),
- voornoemde [slachtoffer 5] heeft opgebeld en
- voornoemde [slachtoffer 5] heeft gevraagd of zij mevrouw [naam 1] was en
- voornoemde [slachtoffer 5] heeft gemeld dat er een pakket voor haar was en
- zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 5] heeft begeven en
- bij voornoemde [slachtoffer 5] heeft aangebeld en
- tegen de zoon van voornoemde [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij een pakketje kwam langsbrengen voor mevrouw [naam 1] ;
6.
op 22 januari 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en de daarbij bijbehorende pincode, door voornoemde [slachtoffer 6]
- op te bellen en
- te melden dat een pakket bij haar afgeleverd zou worden en
- te melden dat 1 euro gepind moest worden bij aflevering van het pakketje en
- zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 6] te begeven en
- tegen voornoemde [slachtoffer 6] te zeggen dat 1 euro gepind moest worden en
- voornoemde [slachtoffer 6] een telefoon voor te houden om te pinnen en
- voornoemde [slachtoffer 6] te vragen om nogmaals de pincode in te toetsen en
- de bankpas van voornoemde [slachtoffer 6] om te wisselen;
en
op tijdstippen op 22 januari 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal 650,- euro, toebehorend aan [slachtoffer 6] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot dat geld hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
7.
op 7 januari 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en de bijbehorende pincode, door voornoemde [slachtoffer 7]
- te bellen en vervolgens
- tegen voornoemde [slachtoffer 7] te zeggen dat er een pakketje voor hem was en
- bij hem afgeleverd zou worden en
- hij de woning van voornoemde [slachtoffer 7] aan te bellen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 7] te zeggen dat hij 1 euro moest pinnen omdat hij de portokosten moest betalen en
- voornoemde [slachtoffer 7] op een telefoon te laten pinnen en
- de pinpas van voornoemde [slachtoffer 7] om te wisselen;
en
op 7 januari 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500,- euro, toebehorend aan [slachtoffer 7] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot dat geld hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat alle feiten worden afgedaan met toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zij heeft voorts verzocht om een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast oplegging van een taakstraf van 240 uur, zodat verdachte vanaf volgend studiejaar weer een opleiding kan volgen.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in de periode 13 november 2017 tot en met 22 januari 2018 door middel van een babbeltruc van vijf slachtoffers (waarvan de meeste op hoge leeftijd zijn) de pincode en pinpas afhandig gemaakt. Bij één slachtoffer is het gebleven bij een poging tot oplichting en bij een ander slachtoffer bij een poging tot diefstal. Verdachte heeft zich bij deze delicten voorgedaan als pakketbezorger en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij in die hoedanigheid van de slachtoffers wist te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal heeft hij de slachtoffers bewogen tot het afgeven van de pincode van hun pinpas , welke pinpas ook tijdens de babbeltruc is ontvreemd. Vervolgens zijn de slachtoffers kort hierna door verdachte bestolen, doordat met de ontvreemde pinpassen en de verkregen pincodes geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers zijn opgenomen, waardoor verdachte zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. Dit zijn ernstige feiten, die naast (financiële) schade vaak veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweegbrengen. Daarbij komt dat verdachte bij het plegen van deze feiten kennelijk steeds doelbewust ouderen als slachtoffer heeft uitgekozen. Deze kwetsbare personen zijn doorgaans in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk en derhalve in het bijzonder genoodzaakt om op anderen te vertrouwen. Verdachte heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de uitwerking van zijn handelen op – juist – deze slachtoffers. Van een aantal slachtoffers is hun oude dag plotseling getekend door angst en wantrouwen jegens de medemens. Ook neemt de rechtbank mee dat de oplichting bij de slachtoffers aan de deur heeft plaatsgevonden, waardoor verdachte bij de slachtoffers hun gevoel van veiligheid in en rond hun eigen woning ernstig heeft aangetast.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 maart 2018 niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 26 april 2018 door reclasseringswerker M. Haltman, waarin onder meer het volgende is vermeld:
De heer [verdachte] verkeert in een neerwaartse spiraal. Betrokkene behoort sinds kort tot de Top 600, heeft geen dagbesteding of inkomsten. Hierdoor is er sprake van financiële problemen die deels het delictgedrag in stand houden. Eerdergenoemde leefgebieden kunnen dan ook als risicofactoren worden beschouwd. Hoewel de heer [verdachte] altijd bij zijn ouders woonde, is het noodzakelijk dat betrokkene deel zal nemen aan een traject voor begeleid wonen vanwege de kwetsbare thuissituatie. De ouders van betrokkene zijn ondanks hun goede intenties onvoldoende in staat om hun gezag uit te oefenen en hem de nodige zorg te bieden. Daarnaast zijn er aanwijzingen van een negatief sociaal netwerk. Betrokkene is zowel in de onderhavige zaak als eerder met kennissen in de problemen geraakt. Hierdoor concluderen wij dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te spreken van een ondersteunend sociaal netwerk. Wij zien dan ook een kwetsbare jongen die zijn problemen niet overziet. Momenteel is zijn draaglast groter dan zijn draagkracht. Een eerder begeleidingstraject van de reclassering verliep moeizaam, omdat betrokkene zich onvoldoende had ingezet en hij gedurende de begeleiding is gerecidiveerd. Desondanks vinden wij een reclasseringstraject wenselijk gezien de problemen op bijna alle leefgebieden.
Wij adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen en het toezicht te laten uitvoeren door de volwassenenreclassering. De heer [verdachte] is zowel in zijn kalender- als zijn ontwikkelingsleeftijd nog relatief jong. Het is van belang dat betrokkene leert om zijn inzichten te vergroten en leert omgaan met het creëren van oplossingsvaardigheden die niet tot problemen leiden. Daarnaast is het behalen van een diploma belangrijk om de arbeidsmarkt voor betrokkene op langere termijn toegankelijk te maken.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar, maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze groep in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het adolescentenstrafrecht een uitzondering is.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de rapporteur voor zover dit het toepassen van het adolescentenstrafrecht betreft. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en om zijn behandeling en begeleiding zeker te stellen, zal de rechtbank tevens de door de reclassering in vorengenoemd rapport en ter terechtzitting van 9 mei 2018 geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de leeftijd van verdachte wenselijk is om snel met de door de reclassering geadviseerde behandeling en begeleiding te beginnen. Het is ook belangrijk dat verdachte binnen korte termijn aan zijn opleiding kan beginnen. De door de officier van justitie gevorderde jeugddetentie zou een opleiding in het komend studiejaar doorkruisen. Om deze redenen ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie en een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, eindigend één week voor het nieuwe studiejaar begint. Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten acht de rechtbank daarnaast een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden. Hierbij merkt de rechtbank op dat de duur van de taakstraf ten hoogste tweehonderd uren is (artikel 77m, tweede lid, Wetboek van Strafrecht).

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. 1 STK Postpakket Primera (5490403)
2. 2 STK Kerstballen (5490605)
3. 1 STK Moncler jas (5527970)
4. 1 STK Louis Vuitton schoenen (5527435)
5. 1 STK Moose Knuckles jas (5551393)
6. 1 STK Post NL Jas (5527405)
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van nummers 1, 2 en 6 het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Niet kan worden vastgesteld dat nummers 3, 4, en 5 zijn verkregen door het ten laste gelegde. Niet staat immers vast dat verdachte de goederen heeft gekocht met het geld dat hij uit het onder 1, 2, 6 en 7 bewezen verklaarde heeft verkregen. Nu er geen conservatoir beslag op deze goederen rust, dienen deze goederen te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert 150 euro aan materiële schadevergoeding en 450 euro aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is voldoende onderbouwd. Deze zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 13 november 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert 500 euro aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de ABN AMRO voornoemd bedrag reeds heeft betaald. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag reeds door de ABN AMRO bank is vergoed. Hierdoor heeft de benadeelde partij geen schade meer. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, 2, 6 en 7 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting
en
poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
poging tot medeplegen van oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 171 (honderdéénenzeventig) dagen,van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland zodra hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde dient mee te werken aan het realiseren van een plaatsing voor begeleid wonen. Gedurende zijn verblijf binnen de maatschappelijke opvang dient hij zich meewerkend op te stellen;
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
- Beschikken over een structurele dagbesteding in de vorm school en/of werk. Veroordeelde zal hiervoor eventueel worden aangemeld bij het Jongerenloket van WPI;
- Veroordeelde werkt mee aan het in beeld brengen van zijn financiële situatie en hij accepteert indien nodig begeleiding vanuit de schuldhulpverlening;
- Veroordeelde houdt zich aan de afspraken met Indaad;
- Veroordeelde verleent zijn medewerking aan de Top 600 aanpak en de daaruit vloeiende afspraken;
- Indien nodig neemt veroordeelde deel aan behandeling/een gedragsinterventie geïndiceerd door de reclassering.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 (honderd) dagen.
Verklaart verbeurd:nummers 1, 2 en 6 genoemd onder rubriek 9.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van: nummers 3, 4 en 5 genoemd onder rubriek 9.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 7] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Wijst toede vordering van
[slachtoffer 1], tot het bedrag van
€ 600,00 (zegge zeshonderd euro),
te vermeerderen met de wettelijke rentedaarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 13 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , € 600,- (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 13 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 12 (twaalf) dagen.
De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2018.