ECLI:NL:RBAMS:2018:3595

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
C/13/632724 / HA ZA 17-726
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vervangingswaarde van containers in het kader van vervoersovereenkomst onder het CMR-verdrag

In deze zaak vordert de besloten vennootschap De Verenigde Eigen Vervoerders B.V. (VEV) betaling van de vervangingswaarde van containers (dienen) van de besloten vennootschap Hans Visser Plantenexport B.V. (Hans Visser) op basis van een vervoersovereenkomst. VEV heeft tot 1 november 2013 het vervoer van bloemen en planten voor Hans Visser verzorgd, waarbij gebruik werd gemaakt van een poolsysteem voor de containers. VEV stelt dat Hans Visser een negatief saldo aan containers heeft en dat hij op grond van het CMR-verdrag gehouden is om de vervangingswaarde te vergoeden. Hans Visser betwist de vordering en voert aan dat deze is verjaard op grond van artikel 32 van het CMR-verdrag, dat een verjaringstermijn van één jaar hanteert voor vorderingen die voortvloeien uit het vervoer.

De rechtbank oordeelt dat de vordering van VEV is verjaard. De rechtbank stelt vast dat het CMR-verdrag van toepassing is op de vervoersovereenkomst tussen partijen en dat de verjaringstermijn van één jaar geldt. De rechtbank concludeert dat de vordering van VEV op 29 januari 2015 volledig is verjaard, omdat er geen bewijs is dat de verjaringstermijn is gestuit. De rechtbank wijst de vorderingen van VEV af en veroordeelt VEV in de proceskosten van Hans Visser, die zijn begroot op € 4.072,00. Dit vonnis is gewezen door rechter Y. Moussaoui en openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/632724 / HA ZA 17-726
vonnis van 23 mei 2018 in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VERENIGDE EIGEN VERVOERDERS B.V., h.o.d.n. [eiseres],
gevestigd te Koekange, gemeente De Wolden,
eiseres,
advocaat: mr. L.H. Haarsma te Paterswolde, gemeente Tynaarlo,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANS VISSER PLANTENEXPORT B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna VEV en Hans Visser genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juli 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 18 oktober 2017, waarbij een comparitie van partijen is
bepaald; en,
- het proces-verbaal van de comparitie van 5 april 2018 en de ter zitting namens VEV voorgedragen pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VEV is een internationaal opererend vervoersbedrijf.
2.2.
Hans Visser is een groothandel in bloemen en planten met klanten buiten Nederland.
2.3.
VEV verzorgt tot 1 november 2013 het vervoer van bloemen en planten naar Spanje en Portugal voor Hans Visser. Bij elk vervoer wordt een vervoersovereenkomst gesloten. Het laatste vervoer vindt op 29 oktober 2013 plaats. Vanaf 1 november 2013 neemt VDH Logistics & Transport B.V. (hierna: VDC) het vervoer voor Hans Visser naar Spanje en Portugal over van VEV.
2.4.
Bij het vervoer van bloemen en planten wordt gebruik gemaakt van verschillende container platen en opzetstukken (hierna: denen). Deze denen worden in de bloemenbranche gebruikt en zijn onderdeel van een poolsysteem. Het poolsysteem houdt in dat de denen tegen een huurprijs en met berekening van statiegeld ter beschikking worden gesteld aan vervoersbedrijven. De bij het vervoer van bloemen en planten gebruikte denen worden bij aflevering omgewisseld voor andere denen uit dezelfde categorie. Het saldo ontvangen en geretourneerde denen wordt per categorie (aangeduid met DC, CC, CCRF, Platen en Opzet) geregistreerd op een emballageoverzicht. Bij een negatief saldo denen wordt dat aangevuld of wordt de vervangingswaarde daarvan vergoed. Bij het vervoeren van planten en bloemen voor Hans Visser is door VEV gebruik gemaakt van voornoemd poolsysteem.
2.5.
Het saldo denen van Hans Visser is volgens een emballageoverzicht van VEV van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 als volgt: -1 DC, -32 CC, -418 CCRF, 309 Platen en 1.753 Opzet. Volgens dit overzicht is het saldo denen per 31 december 2013 naar VDC geboekt. Deze overboeking is ook te vinden op een emballageoverzicht van VDC met het saldo denen van Hans Visser.
2.6.
Met een brief van 22 januari 2016 schrijft VEV het volgende aan Hans Visser: "
Middels deze weg, wijzen wij u op een emballage saldo wat stamt uit 2013. Per 1 November 2013 heeft de firma VDC al onze activiteiten overgenomen op Zuid-Europa. Echter zijn de saldo’s van het fust niet overgenomen en aan ons geretourneerd. Dit proces heeft lang geduurd, aangezien men in eerste instantie aangaf het fust WEL aan ons terug te geven. Helaas heeft men verzuimd hieraan gevolg te geven en daar men nu aangeeft de saldo’s NIET te hebben overgenomen, rest ons niets anders dan deze weg te volgen. (…) Bijgaand vind u het saldo, welke u per die datum aan ons verschuldigd bent. (…)”
2.7.
Met een factuur van 12 april 2016 brengt VEV de vervangingswaarde van het saldo denen genoemd in 2.5. à € 38.681,16 bij Hans Visser in rekening. Deze factuur blijft onbetaald.

3.Het geschil

3.1.
VEV vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Hans Visser veroordeelt tot betaling aan haar van:
een hoofdsom van € 38.681,16, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 3 mei 2017;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.161,18 en dossierkosten van € 78,65;
de wettelijke handelsrente tot en met 2 mei 2017 van € 3.900,35; en,
e proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan deze vordering legt VEV – samengevat – het volgende ten grondslag. Tot 1 november 2013 heeft VEV op grond van een vervoersovereenkomst in de zin van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: CMR-verdrag) het vervoer voor Hans Visser verzorgd. Het poolsysteem van denen is onderdeel van deze overeenkomst. Hans Visser is op grond van het poolsysteem gehouden om het negatieve saldo denen aan te vullen of de vervangingswaarde daarvan te vergoeden. Hans Visser heeft dit nagelaten. VEV vordert daarom nakoming van de verbintenis tot vergoeding van de vervangingswaarde van de denen.
3.3.
Primair voert Hans Visser aan dat de vordering op grond van artikel 32 van het CMR-verdrag is verjaard. Subsidiair voert Hans Visser aan dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat het saldo denen is overgenomen door VDC.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

is de vordering verjaard?

4.1.
Hans Visser voert aan dat de vordering van VEV is verjaard. Op het vervoer naar Spanje en Portugal en het daarbij gebruikte poolsysteem van denen is het CMR-verdrag van toepassing. Op grond van artikel 32 van het CMR-verdrag verjaren de rechtsvorderingen waartoe het vervoer aanleiding geeft door verloop van één jaar. Het laatste vervoer van VEV heeft plaatsgevonden vóór 1 november 2013. Pas op 22 januari 2016 is Hans Visser voor het eerst door VEV benaderd over haar vordering. Toen was de vordering al verjaard. Verder is geen sprake van opzet dan wel schuld aan de zijde van Hans Visser waardoor de langere verjaringstermijn van drie jaar zou moeten gelden. Er is niet buiten VEV om iets afgesproken met VDC. Het negatieve saldo denen is gewoon door VDC overgenomen. Het maakt voor Hans Visser ook niet uit aan wie zij de denen is verschuldigd, aldus Hans Visser.
4.2.
VEV voert aan dat de vordering niet is verjaard. Primair stelt zij zich op het standpunt dat artikel 32 van het CMR-verdrag ziet op het verhaal tussen vervoerders onderling en niet op het vervoer tussen een vervoerder en opdrachtgever, zoals in het geval met Hans Visser. Bovendien vallen enkel de vervoerde goederen en niet de denen onder het CMR-verdrag. Subsidiair stelt VEV zich op het standpunt dat als artikel 32 van het CMR-verdrag wel van toepassing is, de verjaringstermijn van drie jaar geldt omdat sprake is van opzet dan wel schuld aan de zijde van Hans Visser vanwege het volgende. VEV en VDC werkten samen en laatstgenoemde had toegang tot het systeem van VEV. VDC en VEV voerden in de periode van eind 2013 tot en met eind 2015 gesprekken over een overname van VEV door VDC. De overname is niet doorgegaan, wel is het vervoer naar Spanje en Portugal per 1 november 2013 overgenomen door VDC. In juli 2014 kwam VEV er achter dat het saldo denen – zonder toestemming van VEV – door VDC naar haarzelf is geboekt. VEV vermoedt samenspanning tussen Hans Visser en VDC. Kennelijk is buiten VEV om iets afgesproken met VDC zodat de denen niet aan VEV worden geretourneerd, aldus VEV.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat het CMR-verdrag dwingendrechtelijk van toepassing is tussen partijen omdat VEV het vervoer van Nederland naar Spanje en Portugal voor Hans Visser heeft verzorgd. Artikel 32, eerste lid, aanhef, van het CMR-verdrag bepaalt dat de rechtsvorderingen waartoe een aan dit verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, in beginsel verjaren door verloop van één jaar. De verjaringstermijn is drie jaar in het geval sprake is van opzet dan wel schuld. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder c, van voornoemde bepaling vangt de verjaringstermijn aan – in het geval de vordering niet ziet op verlies, beschadiging of vertraging – na afloop van een termijn van drie maanden na het sluiten van een vervoersovereenkomst. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad heeft artikel 32 van het CMR-verdrag een ruime werkingssfeer en ziet deze bepaling op alle vorderingen van bij een CMR-vervoersovereenkomst betrokken personen die met die overeenkomst voldoende samenhang vertonen (zie bijvoorbeeld het arrest van 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6315).
4.4.
Omdat artikel 32 van het CMR-verdrag een ruime werkingssfeer heeft en ziet op bij een vervoersovereenkomst betrokken personen, kan VEV niet worden gevolgd in haar uitleg dat deze bepaling enkel ziet op vervoerders onderling. Ditzelfde geldt voor het standpunt van VEV dat de denen niet onder het CMR-verdrag vallen. Bij het vervoer dat VEV voor Hans Visser verzorgde, is gebruik gemaakt van denen. Een vordering met betrekking tot deze denen, vertoont voldoende samenhang met de tussen partijen gesloten vervoersovereenkomst en is dan ook een vordering waartoe het vervoer aanleiding heeft gegeven. Dit houdt in dat artikel 32 van het CMR-verdrag wel degelijk van toepassing is op de vordering.
4.5.
De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken van opzet dan wel schuld aan de zijde van Hans Visser. Hans Visser betwist dat buiten medeweten van VEV om iets met VDC is afgesproken zodat de denen niet aan VEV worden geretourneerd. Uit het emballageoverzicht van VDC volgt verder dat het negatieve saldo denen door VDC is overgenomen. De rechtbank ziet bij deze stand van zaken niet in welk voordeel Hans Visser zou hebben bij de gestelde samenspanning met VDC. Het vermoeden van VEV dat er wel sprake is van samenspanning, is onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat de kortere verjaringstermijn van één jaar van toepassing is op de vordering van VEV.
4.6.
De vordering van VEV is gebaseerd op het negatieve saldo denen dat in de loop van 2013 door verschillende vervoeren is ontstaan. Bij elk vervoer hebben partijen een nieuwe vervoersovereenkomst gesloten. Hierdoor vangt de verjaringstermijn voor delen van de vordering op verschillende momenten aan. In beginsel zou voor elk deel van de vordering moeten worden nagegaan wanneer de verjaringstermijn aanvangt en of dat deel van de vordering is verjaard. De rechtbank overweegt dat VEV op 29 oktober 2013 het laatste vervoer voor Hans Visser heeft verzorgd. Dit houdt in dat de verjaringstermijn van één jaar voor het laatste deel van de vordering op 29 januari 2014 (drie maanden na het vervoer) aanvangt. Het gevolg hiervan is dat de vordering in ieder geval op 29 januari 2015 volledig verjaard is, tenzij de verjaring daarvoor is gestuit. Niet is gebleken dat de vordering voor 29 januari 2015 is gestuit. Zo volgt uit de stukken dat Hans Visser op 22 januari 2016 voor het eerst door VEV is aangeschreven over het saldo denen. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van VEV volledig is verjaard en daarom moet worden afgewezen.
ten overvloede: gerechtvaardigd vertrouwen?
4.7.
Nu het beroep op verjaring slaagt, hoeft de rechtbank niet in te gaan op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd. Ten overvloede merkt de rechtbank echter op dat de vordering van VEV ook zou zijn afgewezen als Hans Visser zich niet op verjaring had kunnen beroepen. Hans Visser heeft emballageoverzichten van zowel VEV als VDC ontvangen waaruit volgt dat het saldo denen van VEV naar VDC is geboekt. Gelet hierop heeft Hans Visser er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat het negatieve saldo denen door VDC is overgenomen. Het niet onderbouwde standpunt van VEV dat voornoemd emballageoverzicht van VEV valselijk zou zijn opgesteld door VDC, doet daar niets aan af (zie ook 4.5.). Het verweer van Hans Visser dat zij gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de overname van het negatieve saldo denen door VDC, zou daarom zijn geslaagd.
proceskosten
4.8.
VEV wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hans Visser worden begroot op € 4.072,00 bestaande uit:
  • € 1.924,00 aan griffierecht; en,
  • € 2.148,00 aan salaris advocaat (2 x 1 punt à tarief van € 1.074,00).
nakosten
4.9.
Ook wordt VEV veroordeeld in de nakosten, op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van VEV af; en,
5.2.
veroordeelt VEV in de proceskosten, aan de zijde van Hans Visser begroot op € 4.072,00, te vermeerderen met nasalaris begroot op een bedrag van € 157,00, te verhogen met een bedrag van € 82,00 onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Moussaoui, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.