ECLI:NL:RBAMS:2018:3611
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van de rechter na uitspraak in de hoofdzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2018 een verzoek tot wraking van mr. H.M. Patijn, kantonrechter, behandeld. Het verzoeker, die in een eerdere procedure een beroep had ingesteld tegen een verkeerssanctie, was ingediend na de uitspraak in de hoofdzaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet ontvankelijk is, omdat de wet geen mogelijkheid biedt tot wraking nadat de rechter uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. De procedure begon met een schriftelijk verzoek dat op 6 februari 2018 was ingekomen. De rechter had op 23 november 2017 het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, en de beslissing was op 22 december 2017 aan verzoeker verzonden, met de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. De wrakingskamer oordeelde dat de onpartijdigheid van de rechter niet in het geding was, aangezien er geen procedure meer was waarin de rechter betrokken was. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er aanleiding was voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd uitgesproken op 20 februari 2018, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.