In deze zaak, die op 25 januari 2018 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit meerdere vennootschappen en personen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een sieradenontwerper. De eisers vorderen onder andere dat gedaagde zich onthoudt van het gebruik van bepaalde merknamen en uitlatingen die schadelijk zijn voor hun reputatie. De achtergrond van het geschil ligt in een eerder bodemvonnis van 8 maart 2017, waarin gedaagde werd veroordeeld tot het staken van het gebruik van bepaalde merknamen en het betalen van dwangsommen bij overtreding. Gedaagde heeft echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aangetoond dat hij zich aan dit vonnis houdt, en de eisers stellen dat hij nieuwe inbreuken pleegt op hun merkrechten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers deels gegrond zijn, maar heeft de verhoging van de dwangsommen afgewezen omdat er onvoldoende bewijs was van overtredingen. Gedaagde is wel veroordeeld om zich te onthouden van bepaalde uitlatingen en om de reeds gedane uitlatingen te verwijderen, met een dwangsom voor elke overtreding. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.