Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
- de schriftelijke kennisgeving van het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer ingekomen bij e-mail van de raadsman van 26 maart 2018;
- de e-mail van de rechter van 27 maart 2018 aan de raadsman (en diens teamvoorzitter) door de rechter doorgestuurd bij e-mail van 28 maart 2018;
- de op verzoek van de secretaris van de wrakingskamer gegeven schriftelijke toelichting bij het wrakingsverzoek door de raadsman ingekomen bij e-mail van 29 maart 2018
- de tweede e-mail van de raadsman ingekomen op 29 maart 2018;
- de raadsman heeft op 26 maart 2018 om 15:46 bij fax een herhaald wrakingsverzoek aan de politierechter toegezonden met aanvulling van de gronden. Deze fax is door de raadsman op verzoek van de secretaris van de wrakingskamer op 16 april 2018 aan de wrakingskamer toegezonden.
2.De feiten
U hebt gelijk dat art. 280 lid 2 dwingend voorschrijft dat het verstek vervallen moet worden verklaard als verdachte alsnog op de terechtzitting verschijnt, ook al is dat zoals gisteren op het allerlaatste moment. Ik had die regeling niet helder voor ogen en heb de wet dus niet juist toegepast, waarvoor ik jegens u en uw cliënt [verzoeker] mijn excuses wil maken. Naar mijn oordeel is de behandeling die gisteren heeft plaatsgevonden nietig geweest. De snelste en zekerste manier om hier te geraken is mijns inziens via hoger beroep; het is in ieder geval niet aan de politierechter zelf om dit oordeel uit te spreken (en waarschijnlijk ook niet aan de wrakingskamer, als deze de wraking al in behandeling neemt).(…)