ECLI:NL:RBAMS:2018:3647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
13/751166-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 8 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Trier in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van fraude en oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 24 april 2018, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De verdediging voerde aan dat de Duitse autoriteiten niet voldoende hadden geprobeerd de opgeëiste persoon in Ierland te bereiken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de overlevering te weigeren. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.

De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De zaak benadrukt de samenwerking tussen lidstaten binnen de EU en de toepassing van de Overleveringswet in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751166-18
RK nummer: 18/1709
Datum uitspraak: 8 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 december 2017 door de
StaatsanwaltschaftTrier (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] (Ierland),
zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [plaats detentie],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 april 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Ierse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel ten behoeve van voorlopige hechtenis van 7 maart 2016, uitgevaardigd door het Kantongerecht Trier, met kenmerk:
35a Gs 645/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en de aanvullende e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 28 maart 2018. Gewaarmerkte fotokopieën hiervan zijn als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW.
De raadsman heeft betoogd dat de uitvaardigende justitiële autoriteit ten onrechte het lijstfeit
fraudeheeft aangekruist, in plaats van het lijstfeit
oplichting. De overlevering moet daarom worden geweigerd ten aanzien van de aangekruiste fraude, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder de feiten op deze lijst valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is.
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet daarom achterwege blijven. De feiten vallen op de lijst onder nummer 8, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op de feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Overige verweer / evenredigheid

De raadsman heeft betoogd dat Duitsland een poging had moeten ondernemen om de opgeëiste persoon in Ierland te bereiken, zeker nu er een Iers adres bekend was bij de Duitse autoriteiten. Door dit na te laten, heeft Duitsland in strijd met de goede procesorde gehandeld, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie vat de rechtbank het verweer op als gevoerd in het kader van de evenredigheid. Er dient in beginsel op te worden vertrouwd dat de uitvaardigende autoriteit bij de beslissing tot uitvaardiging van het EAB het evenredigheidsbeginsel in acht heeft genomen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan dat uitgangspunt worden verlaten. Van een dergelijk geval is hier geen sprake. De omstandigheid dat de Duitse autoriteiten hebben beschikt over een (oud) woonadres van de opgeëiste persoon in Ierland, op welk adres de Duitse autoriteiten hem niet hebben geprobeerd te bereiken, is daartoe onvoldoende. De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
StaatsanwaltschaftTrier ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J. Edgar en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2018.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.