Op 8 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Trier in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van fraude en oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 24 april 2018, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De verdediging voerde aan dat de Duitse autoriteiten niet voldoende hadden geprobeerd de opgeëiste persoon in Ierland te bereiken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de overlevering te weigeren. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.
De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De zaak benadrukt de samenwerking tussen lidstaten binnen de EU en de toepassing van de Overleveringswet in Nederland.