Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Słupsk, II Criminal Department(Polen), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court in Słupsk, met kenmerk XIII K 874/04.
restricted freedom with the obligation to do unpaid, supervised work for public purposes of 20 hours per month. Deze werkstraf is later, bij beslissing van
the Regional Court in Leborkvan 8 april 2009, omgezet in een gevangenisstraf van 165 dagen, waarbij een
conversion rateis gehanteerd van 15 dagen gevangenisstraf voor elke 30 dagen
restricted freedom, conform het Poolse artikel 65, eerste lid, van
the Executive Criminal Code.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
the Regional Court in Leborkniet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt, omdat sprake is van een vervangende gevangenisstraf die is gekoppeld aan de oorspronkelijk opgelegde werkstraf; de aard noch de maat van de aanvankelijk uitgesproken straf is dus gewijzigd [1] .
5.Strafbaarheid
6.Artikel 6, vijfde lid, van de OLW; heropening onderzoek
De stelling van de opgeëiste persoon dat hij gelijkgesteld moet worden met een Nederlander op grond van artikel 6, vijfde lid OLW, is – naast voornoemde verklaring van werkgever [naam werkgever] – niet nader onderbouwd. Uit de opstelling van de raadsman en de gang van zaken op de zitting van 24 april 2018, leidt de rechtbank af dat de raadsman kennelijk niet op de hoogte was van het feit dat een dergelijk verweer met stukken dient te worden onderbouwd, waardoor ook de opgeëiste persoon hier niet van wist. Mede gelet op de verklaring van de werkgever – een eerste aanwijzing dat de stelling van de opgeëiste persoon mogelijk klopt – is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon niet de dupe mag worden van deze uitzonderlijke omstandigheden. De opgeëiste persoon zal daarom, bij hoge uitzondering, alsnog de gelegenheid worden geboden zijn verweer te onderbouwen. De rechtbank verwijst hierbij naar haar uitspraken van 25 juli 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:5317) en 17 september 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2013:5992).
- stukken die ter onderbouwing dienen van het gestelde ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland voorafgaand aan de zitting moeten worden overgelegd;
- het tijdig en gedocumenteerd aantonen van de ononderbroken duur en de rechtmatigheid van het verblijf van de opgeëiste persoon, de verantwoordelijkheid van de verdediging is en;
- de rechtbank er zeer veel waarde aan hecht dat de stukken overzichtelijk geordend en op chronologische volgorde worden overgelegd.
7.Beslissing
2 maandenopnieuw op zitting worden gepland.