Op 8 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 15 november 2017 door het Openbaar Ministerie Ingolstadt is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen, is verdacht van betrokkenheid bij georganiseerde autodiefstallen. Tijdens de openbare zitting op 24 april 2018 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. J. Sietsma, voerde verweer tegen de overlevering. De raadsman betoogde dat het EAB niet voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet en dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon onvoldoende was aangetoond. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon mededader was van twee gevallen van autodiefstal en dat de overlevering moest worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, bijgestaan door mrs. J. Edgar en A.W.C.M. van Emmerik, en griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.