ECLI:NL:RBAMS:2018:4021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
13/751573-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in Leuven, België, op 19 juni 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1964 en met de Nederlandse nationaliteit, wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de garantie van de Procureur des Konings van Leuven in acht genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland kan terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden, gezien de lange duur van de procedure in België. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat dit verweer niet kan slagen en dat de Belgische autoriteiten het EAB tot dusverre hebben gehandhaafd. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België overwogen, maar deze vormen geen reden om de overlevering te weigeren. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751573-17
RK-nummer: 17/4121
Datum uitspraak: 7 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 juni 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 juni 2017 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg van Leuven (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende op het adres [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 mei 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman, mr. W.J.M. van der Putten, advocaat in Goirle.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een internationaal arrestatiebevel bij verstek van 19 juni 2017 van de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van Eerste Aanleg in Leuven.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings van Leuven heeft op 24 april 2018 de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw vraag van 9/2/2018, herinnerd op 24 april 2018, deel ik u mee dat machtiging wordt verleend met het oog op het geven van de zgn. “terugkeergarantie” in het kader van de overlevering van de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] (°26/2/1964), ingevolge het aan uw gerechtelijke diensten toegezonden Europese Aanhoudingsbevel uitgevaardigd door mevrouw de onderzoeksrechter M. Schoors op 19/6/2017.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees Aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u overgeleverd[e] onderdaan of ingezetene, in case [opgeëiste persoon] (°26/2/1964).
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel zijn veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel daar te ondergaan.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Het onder 4.1 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld van of gevolgd door geweld of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven
of
Gijzeling
Aan deze voorwaarde van dubbele strafbaarheid is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De zaak loopt al een jaar in België en het is naar zijn opvatting schandalig hoe de Belgische justitie te werk gaat. De raadsman en de opgeëiste persoon hebben meerdere malen geprobeerd om met de Belgische onderzoeksrechter in contact te komen. De opgeëiste persoon is bereid om zich vrijwillig bij de Nederlandse politie te melden om door Belgische rechercheurs verhoord te worden. Het lijkt er bovendien op dat het strafrechtelijke onderzoek in België al is afgerond. Er zijn vijf medeverdachten en deze hebben allemaal een korte tijd in België vastgezeten en zijn weer vrij. In januari 2018 heeft het Belgische openbaar ministerie aangegeven dat het onderzoek is afgerond en heeft de zaak naar de raadkamer van de rechtbank gestuurd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet kan slagen en dat dit in de Belgische strafprocedure aangevoerd dient te worden. De procedure duurt inderdaad lang, maar dit heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in deze overleveringsprocedure. De Belgische autoriteiten hebben het EAB tot dusverre gehandhaafd zodat de rechtbank ervan moet uitgaan dat het onderzoek in de zaak van de opgeëiste persoon kennelijk nog niet is afgerond.

7.Detentieomstandigheden in België

Voor zover er door de raadsman en de opgeëiste persoon een beroep is gedaan op de detentieomstandigheden in België verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 29 maart 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:1875) waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in België geen reden vormen de overlevering van de opgeëiste persoon naar België niet toe te staan.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Artikelen 282, 282a en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 van de OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg in Leuven voor het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M.J.J. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.