Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
€ 75,-
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2018, gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de vaststelling van partneralimentatie tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een partnerbijdrage van € 3.018,- per maand, met ingang van de datum van de beschikking. De man heeft zich verweerd tegen de hoogte van deze bijdrage, stellende dat er geen sprake meer is van lotsverbondenheid, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze verbondenheid nog steeds bestaat. De vrouw heeft haar behoefte aan alimentatie onderbouwd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de man voldoende draagkracht heeft om aan deze behoefte te voldoen.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, waarbij de vrouw heeft verzocht om verrekening van de aandelen van een onderneming en de opgepotte winsten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet heeft aangetoond dat de aandelen buiten de verrekening vallen en heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de onroerende zaken en de inboedel behandeld, waarbij partijen om en om inboedelgoederen mogen kiezen en de man de caravan toegewezen krijgt, terwijl de vrouw de auto Renault Espace krijgt met een vergoeding aan de man.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de onroerende zaken getaxeerd moeten worden en dat de man de gelegenheid krijgt om de woningen over te nemen, mits hij de vrouw ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire leningen. Indien dit niet mogelijk is, zullen de woningen verkocht worden. De proceskosten zijn voor iedere partij afzonderlijk, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.