2.3.Bijdrage in levensonderhoud en verdeling
2.3.1.De rechtbank stelt voorop dat naar Engels recht niet als zodanig een onderscheid wordt gemaakt tussen een uitkering tot het levensonderhoud (hierna: partneralimentatie) en de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime, zodat de desbetreffende verzoeken van partijen tezamen zullen worden behandeld.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.3.2.De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om kennis te nemen van het alimentatieverzoek en het verzoek met betrekking tot het huwelijksvermogensregime.
2.3.3.Nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats heeft in Engeland is op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het Engelse recht van toepassing op het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage.
2.3.4.Met betrekking tot het verdelingsverzoek overweegt de rechtbank als volgt. Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna één gemeenschappelijke nationaliteit in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag, zij zijn namelijk beiden Brits burger. Zij hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd. De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is niet die van een zogenaamd nationaliteitsland.
2.3.5.Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het Engelse recht, van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
2.3.6.De vrouw verzoekt te bepalen dat zij tot 31 december 2017 een bedrag van £ 3.633,- bruto per maand dient te voldoen aan de man als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud, waarna hij geen recht meer heeft op een bijdrage. Voor zover zij na 31 december 2017 nog een bijdrage aan de man heeft voldaan, verzoekt zij te bepalen dat de man deze bijdragen aan haar dient terug te betalen.
2.3.7.De vrouw wenst bij voorkeur de gevolgen van de echtscheiding af te wikkelen door middel van een zogenaamde
clean break. Zij verzoekt de volgende verdeling vast te stellen:
- de overwaarde van de woning van £ 393.698,- wordt bij helfte verdeeld tussen partijen;
- het pensioen van de vrouw van £ 129.426,- wordt aan de vrouw toebedeeld;
- het pensioen van de man van £ 80.364,- wordt aan de man toebedeeld;
- de auto, type Lotus Elise, wordt aan de man toebedeeld tegen een waarde van £ 15.000,-.
2.3.8.Daarnaast wenst zij in het kader van de verdeling een bedrag van £ 863,61 van de man te ontvangen, zijnde 25% van de reiskosten over de periode van 1 september 2017 tot en met heden. Het voorgaande zou ertoe leiden dat van de overwaarde een bedrag van £ 180.682,- aan de vrouw wordt toebedeeld en een bedrag van £ 213.016,- aan de man wordt toebedeeld.
2.3.9.Bij wijze van aanvullend verzoek verzoekt de vrouw te bepalen dat de man een bedrag van € 2.773,50 aan haar dient te voldoen in verband met kosten die zij heeft gemaakt voor de echtelijke woning.
2.3.10.De man verzoekt het huwelijksvermogen van partijen als volgt af te wikkelen:
- de overwaarde van de woning wordt aan de man toebedeeld;
- de door de vrouw en de man opgebouwde pensioenrechten worden bij helfte verdeeld tussen partijen;
- de (waarde van de) auto, type Lotus Elise, wordt bij helfte verdeeld tussen partijen.
2.3.11.Voorts verzoekt hij te bepalen dat de vrouw een bedrag van £ 1.717,- bruto per maand aan hem dient te voldoen als uitkering tot zijn levensonderhoud totdat de minderjarige [naam kind 2] de leeftijd van zestien jaar zal hebben bereikt.
2.3.12.Voor zover de vrouw ontvankelijk is in haar aanvullende verzoek, verzoekt de man te bepalen dat de vrouw de helft van de door hem gemaakte verhuis- en advocaatkosten dient te voldoen.
2.3.13.De rechter dient allereerst te beoordelen of een zogenaamde
clean breaktot de mogelijkheden behoort, hetgeen inhoudt dat partijen na de echtscheiding niet langer financieel afhankelijk zijn van elkaar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.3.14.Vast staat dat de vrouw momenteel £ 3.633,- bruto per maand aan partneralimentatie voldoet aan de man. De rechtbank zal de behoefte van de man op dit bedrag bepalen, nu hij daarmee kennelijk de afgelopen periode in staat is geweest in zijn levensonderhoud te voorzien en de man anderszins onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd hoe hoog zijn behoefte is. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen in hoeverre de man in staat is zelf in voornoemde behoefte te voorzien. De man heeft gesteld dat zijn kennis op ICT-gebied is verouderd en dat hij daardoor moeilijk een baan kan vinden in deze branche. Hij is thans werkzaam in de sportindustrie, waarmee hij naar eigen zeggen een inkomen van £ 1.000,- per jaar genereert. Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het opleidingsniveau van de man en de hoeveelheid zorg die de kinderen nodig hebben gezien hun leeftijd, acht de rechtbank het redelijk uit te gaan van een eigen verdiencapaciteit van de man ter hoogte van £ 1.000,- bruto per maand. Na aftrek hiervan resteert een aanvullende behoefte van circa £ 2.600,- bruto per maand.
2.3.15.Ten aanzien van de termijn van de onderhoudsplicht van de vrouw jegens de man, ziet de rechtbank aanleiding uit te gaan van een periode van zes jaar, derhalve totdat beide kinderen de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, zoals ook door de man is verzocht. Gedurende deze zes jaar is de man dan behoeftig voor een bedrag van in totaal £ 187.200,-, zijnde tweeënzeventig maanden maal £ 2.600,- per maand. De rechtbank zal thans beoordelen of het vermogen van partijen toereikend is om dit bedrag in een keer aan de man te doen toekomen, naast hetgeen aan partijen in het kader van de verdeling wordt toebedeeld, teneinde situatie gelijkend op een
clean breakte bewerkstelligen.
2.3.16.Tussen partijen is niet in geschil dat zij een aantal vermogensbestanddelen reeds hebben verdeeld en dat de verdeling thans nog ziet op de volgende bestanddelen:
De overwaarde van de woning;
Het pensioen van de vrouw;
Het pensioen van de man;
De auto, type Lotus Elise.
2.3.17.Ook bij de verdeling dienen de omstandigheden van het geval te worden meegewogen bij wat een redelijke oplossing is voor partijen, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van een gelijke verdeling. Bepalend zijn onder meer het inkomen en de uitgaven van partijen, het welstandsniveau tijdens het huwelijk, de leeftijd van partijen en de duur van het huwelijk.
2.3.18.Ten aanzien van de auto, type Lotus Elise, zal de rechtbank bepalen dat deze aan de man wordt toebedeeld tegen een waarde van £ 15.000,-, zoals door de vrouw is verzocht en waartegen de man zich niet heeft verweerd. De man is gehouden de helft van deze waarde, zijnde een bedrag van £ 7.500,-, aan de vrouw te voldoen.
2.3.19.Vast staat dat de overwaarde van de woning £ 393.698,- bedraagt. De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de overwaarde bij helfte wordt verdeeld tussen partijen en de man heeft verzocht te bepalen dat de volledige overwaarde aan hem wordt toebedeeld. De rechtbank overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening welk bedrag afdoende is voor de man om een geschikte woning voor hem en de kinderen te kunnen kopen in Engeland, welke woning hij wenst te financieren vanuit (zijn aandeel in) de overwaarde van de woning van partijen. Gelet op de door de vrouw overgelegde voorbeelden van te koop staande woningen in de omgeving van de school van de kinderen, waarvan de man onvoldoende onderbouwd heeft weersproken dat deze woningen niet geschikt zijn, is de rechtbank van oordeel dat de man met een bedrag van circa £ 200.000,- in staat moet zijn een woning voor hem en de kinderen te financieren. Dit brengt mee dat hierin geen reden ligt hem een groter aandeel van de overwaarde van de woning toe te delen dan de vrouw – temeer nu de man ook reeds een deel van de spaartegoeden van partijen heeft ontvangen – en zij derhalve ieder gerechtigd zouden zijn tot de helft van de overwaarde ter hoogte van ruim £ 196.000,-. De rechtbank acht het evenwel redelijk, mede teneinde een situatie gelijkend op een
clean breaktussen partijen te bewerkstelligen, de volledige overwaarde aan de man toe te delen. In dat geval kan de man het resterende bedrag de komende jaren aanwenden om in zijn kosten van levensonderhoud te voorzien, zodat de vrouw geen maandelijkse bijdrage aan hem is verschuldigd.
2.3.20.Nu de man aan de vrouw een bedrag van £ 7.500,- aan de vrouw is verschuldigd in het kader van de verdeling van de auto, alsmede een bedrag van € 925,-, zijnde omgerekend £ 819,-, in verband met de reiskosten in het kader van de zorgregeling, zal de rechtbank bepalen dat van de overwaarde van de woning een bedrag van in totaal £ 8.319,- aan de vrouw wordt toebedeeld en dat het restant, te weten £ 385.379,- aan de man wordt toebedeeld. Op deze wijze hebben partijen in zoverre over en weer geen vorderingen meer op elkaar.
2.3.21.Op de verzoeken ten aanzien van pensioen is ingevolge artikel 10:51 BW hetzelfde rechtsstelsel toepasselijk, als dat van toepassing is op het huwelijksvermogen, derhalve Engels recht. Volgens Engels recht komt ook het pensioen dat is opgebouwd vóór het huwelijk voor verdeling in aanmerking. Met betrekking tot de pensioenen van partijen is tussen hen niet in geschil dat de waarde van de door de man opgebouwde pensioenrechten £ 80.364,- bedraagt. In geschil is wel de waarde van de door de vrouw opgebouwde pensioenrechten. In haar reactie van 19 maart 2018 heeft de vrouw naar voren gebracht dat zij tot de ontdekking is gekomen dat zij bij twee pensioenfondsen pensioen opbouwt. Haar pensioen bij Solvay is overgeheveld naar het Boehringer Ingelheim Trustee Buy Out Plan. Hiervoor betaalt zij geen premie meer, zodat de waarde hiervan enkel nog wijzigt vanwege behaald rendement. Op dit moment bouwt zij derhalve alleen pensioen op bij het BI Horizon Pension Plan. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat de waarde van het Boehringer Ingelheim Trustee Buy Out Plan per februari 2018 £ 139.811,21 bedroeg en de waarde van het BI Horizon Pension Plan per februari 2018 £ 136.628,01 bedroeg.
2.3.22.De man heeft daartegen ingebracht dat de vrouw in ieder geval pensioen opbouwt bij het Boehringer Ingelheim Trustee Buy Out Plan, waarvan de waarde op 5 februari 2017 £ 132.483,23 bedroeg, alsmede bij het BI Horizon Pension Plan, waarvan de waarde op 1 september 2017 £ 129.436,22 bedroeg. Daarnaast stelt hij dat de vrouw ook pensioen heeft opgebouwd bij haar eerdere werkgevers, te weten Innovex, Organon en Solvay.
2.3.23.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw met de door haar overgelegde stukken onvoldoende inzage gegeven in de totaal door haar opgebouwde pensioenrechten per datum ontbinding huwelijk, dus op 12 juni 2017. Vast staat wel dat dit op 5 februari 2017 respectievelijk 1 september 2017 in ieder geval £ 132.483,23 plus £ 129.436,22 bedroeg en er derhalve een wezenlijk verschil is in de waarde van de door de man en de door de vrouw opgebouwde pensioenrechten. Gelet hierop acht de rechtbank het redelijk dat alle door partijen opgebouwde pensioenrechten bij helfte worden verdeeld tussen partijen. De vrouw dient de man daartoe zo volledig mogelijk inzicht te verschaffen, uiterlijk op het moment dat zij zelf aanspraak maakt op een pensioenuitkering.
2.3.24.De rechtbank gaat voorbij aan de verzoeken van partijen met betrekking tot de door hen over en weer gestelde kosten die zij hebben moeten maken voor (onderhoud van) de echtelijke woning, advocaatkosten en de kosten van de man voor zijn verhuizing naar Engeland, nu partijen niet hebben onderbouwd waarop deze vorderingen – naar Engels recht – zijn gegrond en het merendeel van deze kosten, voor zover daadwerkelijk gemaakt, met elkaar verrekend via het lump sum bedrag dat in rechtsoverweging 2.3.20 is vastgesteld, zodat partijen over en weer niets te vorderen hebben. Dit brengt mee dat de aanvullende en voorwaardelijke verzoeken van partijen met betrekking tot bovenstaande kosten zullen worden afgewezen.