ECLI:NL:RBAMS:2018:4303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
6814004
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om bevelschrift voor executiekosten in civiele procedure

In deze zaak heeft Club Sportive Diemen B.V., handelend onder de naam Train More Diemen (verzoekster), op 10 april 2018 een verzoek ingediend bij de kantonrechter in Amsterdam om een bevelschrift af te geven voor de executiekosten die zijn gemaakt na een eerder verstekvonnis van 8 juli 2016. Dit verstekvonnis was uitgesproken tegen de verweerder, die niet op het verzoek heeft gereageerd. De kantonrechter heeft op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in deze procedure. De kern van de zaak draait om de vraag of de gemaakte executiekosten onder artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vallen, dat enkel betrekking heeft op nakosten.

De kantonrechter overweegt dat de kosten die door de verzoekster zijn gemaakt bij het ten uitvoer leggen van het verstekvonnis, gekwalificeerd moeten worden als executiekosten en niet als nakosten. Dit betekent dat het verzoek om een bevelschrift op basis van artikel 237 lid 4 Rv niet kan worden toegewezen. De kantonrechter benadrukt dat de grondslag voor de verschuldigdheid van executiekosten te vinden is in artikel 3:277 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een partij die niet voldoet aan een rechterlijke uitspraak ook de kosten van tenuitvoerlegging moet betalen.

De kantonrechter verklaart de verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek om een bevelschrift voor de executiekosten, omdat zij reeds een executoriale titel heeft voor het verhaal van deze kosten. De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek wordt afgewezen, en er wordt geen kostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6814004 EA VERZ 18-293
beschikking van: 20 juni 2018
func.: 34906

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

Club Sportive Diemen B.V. h.o.d.n. Train More Diemen

gevestigd te Diemen
verzoekster
nader te noemen: TMD
gemachtigde: mr. R.J. Oost
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
niet verschenen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 10 april 2018 heeft TMD een verzoek (met producties) als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv. ingediend. [verweerder] is in de gelegenheid gesteld op het verzoek te reageren. [verweerder] heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

TMD heeft het volgende aangevoerd.
Tussen partijen is op 8 juli 2016 door de kantonrechter in Amsterdam een verstekvonnis uitgesproken. Het dictum van dit vonnis luidt als volgt :
-
veroordeelt de gedaagde partij (= [verweerder] , kantonrechter) aan de eisende partij (= TMD, kantonrechter) te voldoen:
€ 107,90 ter zake van de hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
de dag der dagvaarding tot de voldoening;
€ 40,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten;
€ 18,82 ter zake van vervallen rente;
-
veroordeelt de gedaagde partij in de kosten van het geding, anti de zijde van de
eisende partij tot aan deze uitspraak begroot op: € 79,38 aan explootkosten, € 30,00
aan salaris gemachtigde en € 117,00 aan griffierecht, één en ander, voor zover van
toepassing, inclusief BTW;
-
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van een bedrag van

€ 15,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en de gedaagde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief BTW;

- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit verstekvonnis is op 3 augustus 2016 betekend op het adres van [verweerder] .
[verweerder] voldeed niet aan het bevel tot betaling. Vervolgens zijn executiemaatregelen getroffen. Deze zijn als volgt gespecificeerd:
Datum Omschrijving Kosten
03/08/’16 Betekening vonnis € 76,46
30/08/’16 3e beslag (loon) € 115,99
16/09/’16 Overbetekening beslag € 67,46
14/10/’16 Beslagpoging roerende zaken € 52,77
28/10/’16 Beslag roerende zaken (politie) € 170,35
28/10/’16 Overbetekening beslag € 67,46
18/07/’17 3e beslag (loon) € 119,97
21/07/’17 Overbetekening beslag € 69,65
08/09/’17 3e beslag (bank) € 168,56
15/09/’17 Overbetekening beslag € 69,65
In totaal € 978,32
Bij dagvaarding van 13 oktober 2017 heeft [verweerder] een verzetprocedure tegen voormeld verstekvonnis aanhangig gemaakt bij de kantonrechter in Amsterdam.
Bij vonnis van 20 maart 2018 is in het verzet als volgt beslist:
I. verklaart het verzet gegrond en vernietigt het op 8 juli 2016 door de kantonrechter te Amsterdam gewezen vonnis onder rolnummer 5131377 CV EXPL 16-17751, behoudens de daarin uitgesproken proceskostenveroordeling inclusief nakosten, en opnieuw rechtdoende;
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan Club Sportive van:
- € 107,90 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2016
tot aan de voldoening;
- € 18.82 aan rente, berekend tot 20 mei 2016;
- € 30,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
II. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
III. wijst het meer of anders gevorderde af.

Het verzoek

TMD verzoekt de kantonrechter de gemaakte executiekosten die na de uitspraak zijn ontstaan te begroten op voormeld bedrag van € 978,32 en verzoekt voorts voor deze kosten een voor grosse uitgegeven uitvoerbaar bij voorraad verklaard bevelschrift af te geven. TMD verzoekt verder om [verweerder] op de voet van artikel 289 Rv te veroordelen in de kosten van het verzoek.

De beoordeling

De kantonrechter overweegt dat volgens vaste jurisprudentie uitgangspunt is dat het bevelschrift van art. 237 lid 4 Rv slechts ziet op nakosten en niet op executiekosten.
De kosten waarop het verzochte bevelschrift betrekking heeft zijn gemaakt bij het ten uitvoer leggen van het verstekvonnis van 8 juli 2016. Deze kosten zijn, gezien de omschrijving daarvan in het verzoekschrift te kwalificeren als executiekosten. In de beslissing op het verzet is bepaald dat de proceskostenveroordeling in het verstekvonnis ( inclusief nakosten) in stand blijft. Dat betekent dat TMD een executoriale titel heeft (gehouden) voor het verhaal van de executiekosten en zij niet in haar verzoek om hiervoor een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv af te geven kan worden ontvangen. In geval over de executiekosten een verschil van mening bestaat, dient dit in een executiegeschil te worden beslecht.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter het volgende. De grondslag voor verschuldigdheid van executiekosten is te vinden in art. 3:277 BW. Indien een partij niet voldoet aan een veroordeling in een rechterlijke uitspraak, volgt uit het systeem van de wet dat deze partij ook de kosten van tenuitvoerlegging dient te voldoen, indien deze kosten worden gemaakt. Zo dienen bijvoorbeeld explootkosten in verband met beslaglegging en overige executiekosten betaald te worden door de partij, die in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen.
Ten aanzien van de “echte” nakosten stelt de kantonrechter het volgende voorop. Artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in de mogelijkheid om een bevelschrift aan te vragen voor de zogenaamde “nakosten”. Dit zijn kosten, die nog niet waren gemaakt ten tijde van het uitspreken van de beslissing door de rechter, maar die ook niet vallen onder de executiekosten. Een dergelijk bevelschrift kan echter slechts worden aangevraagd door de partij die aantoont die nakosten te hebben gemaakt en in het voordeel van wie in de uitspraak een kostenveroordeling is uitgesproken.
Voor zover TMD verzocht heeft om een bevelschrift voor de “echte” nakosten van het eerste verstekvonnis, kan zij hierin evenmin worden ontvangen, nu zij ook hiervoor in het in stand gebleven gedeelte van het verstekvonnis al een titel heeft. Daarom kan ook op dit punt niet een bevelschrift als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv worden afgegeven.
Voor zover uit het verzoekschrift is op te maken is van nakosten uit hoofde van het vonnis in de verzetprocedure (nog) geen sprake, zodat hiervoor evenmin een bevelschrift kan worden afgegeven.
Gezien deze uitkomst ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een kostenveroordeling zoals door TMD verzocht.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart TMD niet ontvankelijk in het door haar gedane verzoek.
Aldus gegeven door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.