In deze zaak heeft Club Sportive Diemen B.V., handelend onder de naam Train More Diemen (verzoekster), op 10 april 2018 een verzoek ingediend bij de kantonrechter in Amsterdam om een bevelschrift af te geven voor de executiekosten die zijn gemaakt na een eerder verstekvonnis van 8 juli 2016. Dit verstekvonnis was uitgesproken tegen de verweerder, die niet op het verzoek heeft gereageerd. De kantonrechter heeft op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in deze procedure. De kern van de zaak draait om de vraag of de gemaakte executiekosten onder artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vallen, dat enkel betrekking heeft op nakosten.
De kantonrechter overweegt dat de kosten die door de verzoekster zijn gemaakt bij het ten uitvoer leggen van het verstekvonnis, gekwalificeerd moeten worden als executiekosten en niet als nakosten. Dit betekent dat het verzoek om een bevelschrift op basis van artikel 237 lid 4 Rv niet kan worden toegewezen. De kantonrechter benadrukt dat de grondslag voor de verschuldigdheid van executiekosten te vinden is in artikel 3:277 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een partij die niet voldoet aan een rechterlijke uitspraak ook de kosten van tenuitvoerlegging moet betalen.
De kantonrechter verklaart de verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek om een bevelschrift voor de executiekosten, omdat zij reeds een executoriale titel heeft voor het verhaal van deze kosten. De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek wordt afgewezen, en er wordt geen kostenveroordeling uitgesproken.