ECLI:NL:RBAMS:2018:4368

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
KK 18-423
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding vanwege structurele overlast door huurder en diens (ex) vriendin

In deze zaak heeft de stichting De Alliantie een vordering tot ontruiming ingediend tegen de huurder, [gedaagde], vanwege aanhoudende overlast die door hem en zijn (ex) vriendin, [vriendin gedaagde], wordt veroorzaakt. De huurovereenkomst is ingegaan op 21 november 2016, en sindsdien heeft De Alliantie herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden, met name van de bovenbuurvrouw, over geluidsoverlast, dronkenschap en ruzies. Ondanks meerdere huisbezoeken en interventies door de politie en de GGD, heeft [gedaagde] geen hulp gezocht en is de overlast niet gestopt. De Alliantie heeft geprobeerd om de situatie te verbeteren, maar zonder succes. Op 22 juni 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de overlast zodanig structureel is dat de huurovereenkomst waarschijnlijk zal worden ontbonden in een bodemprocedure. Daarom is de vordering tot ontruiming toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6916344 KK EXPL 18-423
vonnis van: 22 juni 2018

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de stichting STICHTING DE ALLIANTIE,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: De Alliantie,
gemachtigde: mr. D.L. van Praag,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.M.E. Schreinemacher.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 24 mei 2018, met producties, heeft De Alliantie een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 15 juni 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens De Alliantie zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, vergezeld door mr. A.B. Blomberg namens de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen in persoon, vergezeld door de gemachtigde. De Alliantie en [gedaagde] hebben op voorhand (nadere) stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. De advocaten hebben een pleitnota voorgedragen. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 21 november 2016 de woning aan de [adres] te [woonplaats] van De Alliantie.
1.2.
Naast [gedaagde] verbleef in ieder geval tot voor kort ook diens vriendin, [vriendin gedaagde] , regelmatig in de woning.
1.3.
Op 29 november 2016 dus binnen twee weken na ingangsdatum van de huurovereenkomst, ontvangt De Alliantie klachten van [buurvrouw] , die met haar echtgenoot en twee jonge kinderen in de woning woont die boven de gehuurde woning van [gedaagde] ligt. De klacht betreft geluidsoverlast en dronkenschap.
1.4.
In maart 2017 meldt [buurvrouw] opnieuw dat er sprake is van geluidsoverlast. De overlast bestaat uit luidruchtige ruzie, schreeuwen en schelden over en weer tussen [gedaagde] en diens vriendin. Er wordt daarnaast op muren gebonkt en met spullen gegooid, aldus de inhoud van de klacht.
1.5.
In een klachtenmelding van 15 juni 2017 is onder meer geschreven:
“’s ochtends om 06.30 uur maakte de buurvrouw ons wakker door op onze voordeur te bonzen. Ze was stomdronken, schreeuwde en eiste dat ik opendeed. Toen ik haar door de deur heen zei dat ik niet open zou doen, werd ze woedend. Ik heb haar gezegd dat ze weg moest gaan, dat ik anders de politie zou bellen. Ze schreeuwde dat wij weg moesten (…) desnoods met geweld. Dat heeft ze verschillende keren gezegd. Ze bleef maar schreeuwen en schelden. (…) Toen ze zei dat ze de deur zou intrappen heb ik 112 gebeld.”
1.6.
De Alliantie heeft na het onder 1.5 bedoelde incident, waarna [vriendin gedaagde] door de politie is meegenomen, een melding gedaan bij het Meldpunt Zorg en Overlast. Een medewerker van de GGD en de wijkagent hebben met [gedaagde] gesproken en hebben gewezen op de mogelijkheid van hulpverlening. [gedaagde] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.7.
De Alliantie legt voorts zelf een huisbezoek af en spreekt [gedaagde] aan op het gedrag van diens vriendin. [gedaagde] meldt De Alliantie dat de relatie over is en dat [vriendin gedaagde] het gehuurde heeft verlaten.
1.8.
Op 14 augustus 2017 ontvangt De Alliantie opnieuw meldingen van overlast. De klachten hebben betrekking op hard praten, schreeuwen en slaan met de deuren.
1.9.
Begin september 2017 spreekt een medewerkster van De Alliantie in de buurt een buurman van [gedaagde] . Die deelt mee dat er regelmatig allerlei mannen kort bij [gedaagde] op bezoek komen en vaak met ruzie weer vertrekken. De medewerkster constateert zelf dat [gedaagde] in de woning aan het schreeuwen is.
1.10.
Op 15 september 2017 vindt opnieuw een huisbezoek bij [gedaagde] plaats. Afgesproken wordt dat [gedaagde] rekening houdt met de buren en geen geluidsoverlast meer zal veroorzaken.
1.11.
Nadien ontvangt De Alliantie wederom meldingen van geluidsoverlast.
1.12.
Op 7 oktober 2017 vindt opnieuw een huisbezoek plaats. Daarna is het even rustig, maar op 27 oktober 2017 ontvangt De Alliantie weer een melding:
“maandag 16 oktober zijn wij voor 10 dagen vertrokken. Woensdag 25 oktober zijn wij terug gekeerd en de buurman is tijdens onze afwezigheid teruggevallen in zijn oude patroon. Gelijk de eerste avond tot 3 uur ’s nachts veel overlast van slaande deuren, geschreeuw, luidruchtig bezoek (…) de tweede avond stond zijn ex-vriendin op de stoep. Ze heeft langdurig bij ons op de bel staan drukken, net toen de kinderen naar bed waren. (…) Het is haar huis, beweert ze. (…) we hebben haar niet binnen gelaten maar aangezien ze de sleutel heeft is ze niet tegen te houden. Meerdere mensen hebben sleutels van de benedenbuurman. Gisterenavond resulteerde dat erin dat er twee mensen in de woning beneden waren die allebei met een eigen sleutel naar binnen gingen en vervolgens ruzie kregen omdat ze allebei claimen er te wonen. (…).”
1.13.
Voormeld incident wordt door De Alliantie gemeld bij Meldpunt Zorg en Overlast.
1.14.
Begin 2018 ontvangt De Alliantie de volgende melding:
“afgelopen zaterdagavond hebben we tot 3 keer toe de politie beneden aan de deur gehad. De derde keer is, na een telefoontje van ons aan 112, mevrouw gearresteerd en meegenomen. Met meneer hebben ze niets gedaan ondanks dat hij dronken was en vreselijk stond te schreeuwen. Sinds gisterenavond is mevrouw weer terug. Dat heeft ze ons extra laten weten door weer langdurig bij ons op de bel te drukken. De ruzies en het geschreeuw van en met de buurman zijn sindsdien wee in volle gang.”
1.15.
Op 15 januari 2018 vindt wederom een huisbezoek plaats. [gedaagde] wordt gewezen op de overlastmeldingen.
1.16.
In een melding die De Alliantie op 22 januari 2018 ontvangt en die gaat over de periode 15 tot en met 22 januari 2018, is onder meer vermeld dat ’s nachts geluidsoverlast wordt veroorzaakt door geschreeuw, ruzie en slaande deuren. Ook overdag wordt geluidsoverlast ervaren.
1.17.
Op 23 januari 2018 geeft Meldpunt Zorg en Overlast een einde interventieverklaring af. In de brief aan de Alliantie wordt vermeld dat de interventies hebben bestaan uit huisbezoek van politie en GGD, waarbij een zorgaanbod is gedaan dat door [gedaagde] is geweigerd. Verder staat in de brief dat er meerdere huisbezoeken en gesprekken door de woningcorporatie zijn geweest en dat ondanks de inspanningen het Meldpunt er volgens de woningcorporatie en convenantpartners niet in is geslaagd de overlast te doen ophouden of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.
1.18.
Bij brief van 6 maart 2018 stelt De Alliantie [gedaagde] ervan in kennis dat er een juridische procedure zal worden opgestart als [gedaagde] niet stopt met het veroorzaken van overlast. In de brief is voorts vermeld dat [gedaagde] drie maanden geen bezoek zal ontvangen en alleen op de woning zal verblijven om de situatie tot rust te brengen, dat [gedaagde] zich als een goed huurder moet gedragen en dat hij op geen enkele wijze overlast dient te veroorzaken. De brief is ter bevestiging ondertekend door [gedaagde] .
1.19.
Op 26 april 2018 ontvangt De Alliantie een melding, waarin wordt geschreven dat de woning boven [gedaagde] vanuit de tuin van [gedaagde] is bekogeld met tomaten en mandarijnen.
1.20.
Per brief van 30 april 2018 deelt De Alliantie aan [gedaagde] mee dat een procedure tot ontruiming van diens woning zal worden opgestart.
1.21.
Na dagvaarding zijn er door Alliantie nog meldingen ontvangen en in het geding gebracht van geluidsoverlast en ruzie tussen [gedaagde] en [vriendin gedaagde] .

Vordering

2. De Alliantie vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om:
2.1.
de woning aan de [adres] te [woonplaats] met aan- en toebehoren, dus met inbegrip van de eventueel bij de woning behorende berging en tuin met al het zijne en de zijnen binnen drie dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis te ontruimen en de ruimte met aan- en toebehoren ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen, dit onder afgifte van de sleutels, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm, een en ander als bedoeld in artikel 555Rv en verder in verbinding met artikel 444Rv;
2.2.
de kosten van de ontruiming te voldoen, indien [gedaagde] de woning niet zelf ontruimt, conform en op vertoon van het proces-verbaal van ontruiming van de gerechtsdeurwaarder;
2.3.
de proceskosten te betalen.
3. De Alliantie stelt hiertoe dat [gedaagde] en diens partner stelselmatig overlast veroorzaken aan omwonenden. De meldingen zijn afkomstig van de bovenbuurvrouw van [gedaagde] , maar ook andere bewoners bevestigen dat van overlast sprake is. De Alliantie heeft verschillende huisbezoeken afgelegd en [gedaagde] gewezen op zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst en om geen overlast te veroorzaken. Dat heeft echter niet geholpen. Ook de interventie van de politie, GGD en het Meldpunt Zorg en Overlast heeft niet tot een oplossing geleid. [gedaagde] weigert hulp te zoeken. Gelet op de aard en de duur van de overlast en het feit dat [gedaagde] ondanks waarschuwing overlast blijft veroorzaken, is het te verwachten dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De Alliantie heeft er belang bij om op die procedure vooruit te lopen.
Verweer
4. [gedaagde] voert aan dat vooral zijn vriendin, [vriendin gedaagde] , overlast heeft veroorzaakt, maar dat de relatie in de middag van 14 juni 2018 is beëindigd. [vriendin gedaagde] heeft psychische problemen die zijn ontstaan na het overlijden van haar moeder. [gedaagde] heeft getracht haar te helpen, maar dat lukt niet. [vriendin gedaagde] is niet meer welkom in de woning van [gedaagde] . [gedaagde] betwist niet dat er wel is sprake is geweest van geluidsoverlast en dat hij wel eens wat drinkt. Hij betwist wel de intensiteit ervan en ontkent dat hij alcoholist is. [gedaagde] vindt dat er wordt overdreven. Alleen de bovenbuurvrouw klaagt, de andere buren niet. Daarmee heeft hij ook een goed contact. Ook het contact met de kinderen van de bovenburen is goed. [gedaagde] wil graag in de woning blijven wonen. Van het Meldpunt heeft hij niets meer gehoord na één bezoek. Er is [gedaagde] wel hulp aangeboden.

Beoordeling

5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van De Alliantie in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Nu het om een diepingrijpende maatregel van ontruiming gaat, met verstrekkende gevolgen voor de huurder, is voor toewijzing eerst plaats wanneer het in hoge mate waarschijnlijk dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, tot toewijzing van de vordering zal komen. Het navolgende behelst zoals gebruikelijk niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Aan het onder 5. bedoelde (strenge) criterium is voldaan. [gedaagde] mag, gelet op het bepaalde in de huurovereenkomst en op artikel 7:213 Burgerlijk Wetboek (BW) geen overlast aan omwonenden te veroorzaken. Weliswaar is een (groot) deel van de overlast veroorzaakt door [vriendin gedaagde] , de (ex) vriendin van [gedaagde] , maar [gedaagde] is als huurder voor haar gedragingen verantwoordelijk. De overlast was zodanig, dat de politie verscheidene keren de woning van [gedaagde] heeft bezocht en [vriendin gedaagde] een aantal keer heeft meegenomen naar het bureau. Daarnaast zijn er ook meldingen van overlast geweest op de momenten dat [vriendin gedaagde] er niet was en er overlast is veroorzaakt door [gedaagde] zelf, veelal onder invloed van alcohol. De meldingen komen allemaal van de bovenburen van [gedaagde] , maar dat betekent nog niet dat er van overlast geen sprake is. De meldingen zijn concreet en als er een paar dagen geen overlast is geweest, wordt dat ook opgetekend in de meldingen. Omwonenden waren ter zitting aanwezig en hebben bevestigd dat van overlast sprake is. Er is dan ook geen sprake van een eenzijdig beeld en het is niet aannemelijk dat de bovenburen [gedaagde] zonder gegronde reden uit het gehuurde proberen te krijgen.
7. Er hebben in de woning van [gedaagde] verschillende gesprekken plaatsgevonden. [gedaagde] is gewezen op de overlast, hem is medegedeeld dat hij met het veroorzaken daarvan moest stoppen en dat hij er ook voor diende te zorgen dat zijn bezoek geen overlast veroorzaakt. Hulpverlening is ingeschakeld, maar [gedaagde] is niet bereid om zich hiervoor open te stellen en heeft steeds het aanbod daartoe afgewezen. Ook ter zitting heeft [gedaagde] niet naar voren gebracht hulp te (willen) zoeken. Daarmee en met het standpunt van [gedaagde] dat het met de overlast “wel mee valt”, miskent hij dat er over een lange periode verscheidene, concrete meldingen van (geluids)overlast zijn gedaan, waarvoor hij verantwoordelijk is. Daarbij komt dat de overlast ook angst veroorzaakt en intimiderend is overgekomen bij de twee jonge kinderen van de bovenburen van [gedaagde] . Op grond van de meldingen die vanaf aanvang van de huur door De Alliantie zijn ontvangen is voorshands aannemelijk geworden dat die overlast zodanig en structureel is geweest, dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden. Verder is van belang dat [gedaagde] door de verschillende interventies en gesprekken die met hem zijn gevoerd een gewaarschuwd man was, maar ook daarna is hij door gegaan met het (laten) veroorzaken van overlast. Vanzelfsprekend is het voor [gedaagde] van groot belang dat hij een woning heeft, maar dit belang weegt thans niet (meer) op tegen het belang van De Alliantie, dat erin is gelegen dat zij er als verhuurder voor moet waken dat andere huurders rustig woongenot kunnen hebben.
8. [gedaagde] heeft aangevoerd dat ook hij van de bovenburen geluidsoverlast ervaart, met name van de kinderen. Hij heeft dat echter niet concreet onderbouwd en dit rechtvaardigt evenmin de mate van overlast die door of vanwege [gedaagde] veroorzaakt is. Hij heeft verder ter zitting aangevoerd dat hij stellig voornemens is geen overlast meer te veroorzaken, maar deze belofte heeft hij blijkens de processtukken vaker gedaan, zodat aan deze toezegging als zodanig weinig vertrouwen kan worden ontleend dat [gedaagde] dit keer wel woord zal houden.
9. Het voorgaande betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen.
10. De vordering ter zake van de ontruimingskosten is niet toewijsbaar. Weliswaar houdt de proceskostenveroordeling een executoriale titel in ten aanzien van alle kosten, ook ten aanzien van verschotten zoals ontruimingskosten, doch het betreft hier kosten die pas na de uitspraak ontstaan en waarvan de omvang en de verschuldigdheid thans nog niet vast staan.
11. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te [woonplaats] binnen 7 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en ter beschikking van De Alliantie te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van De Alliantie begroot op:
exploot € 98,01
salaris € 400,00
griffierecht € 119,00
-----------------
totaal € 617,01
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.