ECLI:NL:RBAMS:2018:456

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
AMS 17/5597
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van Wajong-uitkering van 75% naar 70% van het minimumloon na herbeoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Wajong-uitkering ontvangt, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 21 maart 2017, waarin werd vastgesteld dat hij geen arbeidsvermogen had, maar dat hij dit in de toekomst mogelijk zou kunnen ontwikkelen. Dit besluit leidde tot een verlaging van zijn Wajong-uitkering van 75% naar 70% van het minimumloon, ingaande op 1 januari 2018. De rechtbank heeft de processtukken en de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld, evenals de argumenten van eiser en verweerder. Eiser betwistte de beoordeling van zijn arbeidsvermogen en stelde dat de aard en ernst van zijn beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd hadden waarom eiser over basale werknemersvaardigheden beschikte en dat er geen reden was om aan te nemen dat hij geen arbeidsvermogen had. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de verlaging van de Wajong-uitkering rechtmatig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5597

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. E. van den Bogaard),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: Y. Huisman).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dit in de toekomst wel kan ontwikkelen. De uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) van eiser wordt vanaf 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon.
Bij besluit van 15 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2018.
Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser heeft op 14 mei 2010 een Wajong-uitkering aangevraagd in verband met psychische klachten.
1.2.
De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiser onderzocht en hier de rapportages over opgesteld van 19 oktober 2010 en 14 december 2010.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2010 is aan eiser een Wajong-uitkering toegekend ingaande op 7 september 2010.
1.4.
In de brief van 1 november 2016 heeft verweerder meegedeeld dat eiser op grond van de voorlopige beoordeling geen arbeidsvermogen heeft, maar dit wel kan ontwikkelen. Op het reactieformulier heeft eiser geschreven dat hij het hier niet mee eens is.
1.5.
Vervolgens heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden van de medische situatie van eiser om te bepalen of hij behoort tot de groep uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen. De verzekeringsarts schrijft in zijn rapportage van 20 maart 2017 dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, deze situatie is echter niet duurzaam.
1.6.
Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dit in de toekomst wel kan ontwikkelen. De Wajong-uitkering van eiser wordt vanaf 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon.
Eiser heeft hiertegen tijdig bezwaar gemaakt.
1.7.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader onderzoek verricht en zijn bevindingen neergelegd in de rapportage van 27 juni 2017/6 juli 2017. Hij wijkt af van het primaire medische oordeel en concludeert dat eiser wel arbeidsvermogen heeft. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beschrijft in zijn rapportage van 7 augustus 2017 waarom er geen sprake is van een situatie waarin arbeidsvermogen ontbreekt.
1.8.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Standpunt van eiser
2.1.
Eiser stelt dat verweerder bij de beoordeling van het bezwaar een verkeerde toets heeft aangelegd. Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) moet
op de grondslag van het bezwaareen heroverweging plaatsvinden. In het primaire besluit is bepaald dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat dit niet duurzaam is. Eiser heeft de bezwaargronden gericht tegen het oordeel over de duurzaamheid. Hij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eerdere vaststelling dat er geen sprake is van arbeidsvermogen. Het is dan ook onjuist dat verweerder dit laatste wel beoordeeld heeft in de heroverweging.
2.2.
Wat betreft de inhoud van het bestreden besluit stelt eiser dat de aard en ernst van zijn beperkingen zijn onderschat. Eiser heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, omdat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep schrijft in de rapportage van 7 augustus 2017 dat eiser in staat is om arbeidsrelevante handelingen uit te voeren. Hij leidt dit af uit het feit dat eiser in 2009 een opleiding op MBO 1 niveau heeft afgerond. Er kan echter niet vanuit gegaan worden dat de vaardigheden die er waren voor de eerste psychose in 2010 en voor de bipolaire stoornis nog onverkort aanwezig zijn. Verder veronderstelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiser in de arbeidsrelatie werkinstructies kan uitvoeren en werkafspraken kan nakomen. Dit mag echter niet op grond van een veronderstelling worden aangenomen, maar moet worden onderzocht. Eiser heeft bij eerdere banen problemen ondervonden, die zijn gelegen in overschatting van de eigen mogelijkheden, onvoldoende inzicht in hoe hij op anderen overkomt en een verhoogde krenkbaarheid.
Standpunt van verweerder
3.1.
Eiser heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen). Hiervan is sprake als iemand voldoet aan alle vier de voorwaarden genoemd in artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
3.2.
Er is bij de beoordeling niet buiten de grenzen van de volledige heroverweging in bezwaar gegaan. Allereerst moet worden vastgesteld of er sprake is van arbeidsvermogen. Alleen als er geen arbeidsvermogen is wordt toegekomen aan de vraag of deze situatie duurzaam is. Gezien deze systematiek en de uitgangspunten van de Awb heeft er een juiste beoordeling in bezwaar plaatsgevonden.
De beoordeling
4.1.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag welke toetsingscriteria exact gelden bij de beoordeling om vast te stellen of belanghebbenden met een reeds toegekende Wajong-uitkering arbeidsvermogen hebben. Vervolgens is de vraag of de heroverweging in de bezwaarfase op een juiste manier heeft plaatsgevonden en of binnen de hiervoor geldende grenzen is gebleven. Inhoudelijk is van belang of de medische- en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende deugdelijk is. Waarbij eiser met name de aanwezigheid van basale werknemersvaardigheden betwist.
4.2.
Om te beoordelen of sprake is van arbeidsvermogen is een aantal criteria van belang. In artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit is bepaald dat de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Op grond van artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Bij de beoordeling van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van een betrokkene maakt verweerder gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA-systematiek). Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (het Compendium) vastgesteld. Blijkens de toelichting betreft dit Compendium deels een werkinstructie/naslagwerk en deels een beschrijving van verweerders beleid.
4.3.
De rechtbank overweegt dat er op grond van de geldende criteria, zoals genoemd bij onderdeel 4.2, een duidelijke samenhang is tussen de beoordeling van het arbeidsvermogen en de vraag of de eventuele afwezigheid hiervan duurzaam is. Indien er arbeidsvermogen wordt aangenomen, dan komt de vraag of het arbeidsvermogen duurzaam afwezig is immers niet meer aan de orde.
Daarbij betreft de verlaging van de Wajong-uitkering één besluitonderdeel. Verweerder is terecht in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar ingegaan op de aanwezigheid van het arbeidsvermogen op zich. De hiertegen geformuleerde beroepsgrond slaagt daarom niet.
4.4.
Wat betreft de inhoud van het bestreden besluit geldt dat er maar aan één van de vier criteria uit artikel 1a:1, eerste lid, van het Schattingsbesluit hoeft te worden voldaan voor de afwezigheid van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Voor de medische grondslag van het bestreden besluit is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de medische aspecten van de beoordelingscriteria ingaat en dat er geen discrepantie is met de behandelend sector.
Van de behandelend sector zijn vier stukken aanwezig. De brief van 1 juli 2009 is van de psychiater en arts-assistent, zij nemen als diagnose aan een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, overwegend onoplettendheid type. Als klachten worden genoemd problemen met concentratie en organisatie en een laag zelfbeeld. Ook is er een brief van 1 mei 2010 van de psychiatrisch specialist en de hoofdarts, zij schrijven dat er in de voorgaande vijf maanden een gedragsverandering heeft plaatsgevonden. Als diagnose is aangenomen een bipolaire stemmingsstoornis met psychotische symptomen, momenteel in een manische episode. Daarnaast is er een brief van de psychiater van 18 november 2010, hierin wordt de manische episode met psychotische kenmerken beschreven die zich in januari 2010 heeft voorgedaan. Verder wordt het medicatiegebruik beschreven en staat er dat geen psychotische, noch manische, noch depressieve klachten meer worden waargenomen. De meest recente brief van de behandelend sector dateert van 28 februari 2017 en is van de psychiater en sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Hierin staat dat de laatste manische psychotische episode begin 2012 was, na onregelmatig inname van medicatie. Als diagnosen zijn aangenomen een bipolaire stoornis, laatste episode depressief, ernstig zonder psychotische kenmerken en problemen binnen de primaire steungroep. Bij de prognose staat dat eiser op termijn betaald werk wil en zelfstandig wil gaan wonen. Hij zegt dat hij dit gaat doen als hij zich goed voelt, want de thuissituatie is stressvol.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in de rapportage van 27 juni 2017/6 juli 2017 bij de beschouwing dat er sprake is van een bipolaire stoornis maar dat de laatste psychotische episode in 2012 is geweest. Daarna is eiser redelijk stabiel gebleven, getuige ook de GAF-score van 60. Ook al is dit slechts een globale inschatting van het functioneren van eiser, het duidt op lichte tot matige beperkingen. Er is geen sprake van een uitzonderingssituatie conform het Schattingsbesluit. Er is sprake van een chronische psychiatrische aandoening die met beperkingen gepaard gaat, maar stabiel is zolang eiser zijn medicatie blijft gebruiken. Voor de (nieuwe) Wajong en het aannemen van arbeidsvermogen is het al voldoende als iemand vier uur per dag “iets” kan doen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen argumenten waarom eiser dat niet zou kunnen, waarmee hij niet beweert dat eiser direct fulltime inzetbaar is. Eiser slaapt niet structureel overdag. Ook is op geen enkele wijze hier te motiveren waarom eiser niet één uur aaneen bezig zou kunnen zijn. Eiser gaat immers ook naar de sportschool en onderneemt nog activiteiten. Dat er aan de taak die eiser kan doen bepaalde voorwaarden moeten worden gesteld, betekent echter niet dat eiser continue toezicht of begeleiding nodig zou moeten hebben. Eiser heeft een chronisch psychiatrische aandoening die hem verhoogd kwetsbaar maakt. Ook zijn er beperkingen in intellectuele functies, ten aanzien van energie en driften en problemen in het samenwerken.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beschouwing is ingegaan op de medische aspecten van de beoordelingscriteria uit artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit. Hij heeft hierbij op grond van concrete voorbeelden van eisers situatie beargumenteerd waarom eiser wel degelijk beperkt is, maar er geen reden is om in medische zin uit te gaan van de afwezigheid van arbeidsvermogen. Daarbij is hij ingegaan op de informatie van de behandelend sector.
De rechtbank ziet geen discrepantie tussen de gegevens van de behandelend sector en de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er is geen aanleiding om het verzekeringsgeneeskundig onvoldoende of onjuist te achten.
4.5.
Voor de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is van belang dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingaat op de criteria over het niet kunnen uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie en het niet over basale werknemersvaardigheden beschikken, deze hebben immers een deels arbeidskundig karakter. Eiser stelt dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, omdat hij in eerdere banen in de problemen is gekomen doordat hij zijn eigen mogelijkheden overschat, onvoldoende inzicht heeft in hoe hij op andere overkomt en een verhoogde krenkbaarheid heeft. Er kan verder niet vanuit gegaan worden dat eiser nog steeds de vaardigheden heeft van voor de eerste psychose en bipolaire stoornis.
De rechtbank overweegt dat er op grond van de aanwezige informatie geen aanleiding is om de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit ondeugdelijk te achten. Bij de beoordeling over het kunnen uitvoeren van een taak op grond van artikel 1a, tweede lid, Schattingsbesluit gaat het om de kleinste eenheid van een functie die bestaat uit één of meer handelingen. Het gaat er dus niet om dat eiser alle aspecten in een bepaalde functie bij een werkgever moet kunnen uitvoeren. Wat betreft de basale werknemersvaardigheden gaat het erom dat de werknemer instructies van de werkgever begrijpt, instructies kan onthouden en uitvoeren. Daarnaast moet hij afspraken met de werkgever kunnen nakomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gaat in de rapportage van 7 augustus 2017 onder het kopje ‘toetsing’ in op wat de genoemde criteria precies inhouden en waarom eiser hier gezien zijn medische situatie, zoals beoordeeld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, aan kan voldoen. Bij de beoordeling van de basale werknemersvaardigheden gaat hij in op de gevolgde MBO 1 opleiding in 2009 en de voorwaarden hiervoor, maar ook op de specifieke voorwaarden/begeleiding, zoals in de analyse arbeidsvermogen onder punt 7.1 weergegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 27 juni 2017/6 juli 2017 bij de beschouwing geschreven dat sprake is van een bipolaire stoornis maar dat de laatste psychotische episode in 2012 is geweest. Ook schrijft hij aan het eind van de beschouwing dat de arbeidsdeskundige zich ook nog dient uit te spreken over de basale werknemersvaardigheden, alhoewel dit laatste hier feitelijk evident is.
De rechtbank komt tot de conclusie dat voldoende deugdelijk is gemotiveerd waarom eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt. Het argument dat het in eerdere banen mis is gegaan slaagt niet, omdat onduidelijk is of in deze eerdere banen met de vastgestelde beperkingen van eiser rekening is gehouden.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.