4.3.3De feitelijke toedracht van het schietincident
Verdachte heeft, vanaf het moment dat hij zich op 20 augustus 2017 bij de politie heeft gemeld, consistent verklaard dat hij degene is geweest die [slachtoffer] heeft doodgeschoten. Hij heeft verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft geschoten. Dit is ook telkens verklaard door [medeverdachte] .
De vraag die dan voorligt, is of het scenario, zoals naar voren komt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] over wat zich voor, tijdens en na het schietincident heeft afgespeeld, door de rechtbank als uitgangspunt dient te worden genomen voor de feitelijke vaststelling van wat er is gebeurd en de juridische duiding daarvan. Daartoe stelt de rechtbank voorop dat verdachte en [medeverdachte] , door de handelingen die zij in de dagen na het schietincident hebben verricht, het onderzoek naar het schietincident aanzienlijk hebben bemoeilijkt. Zo is het gehanteerde vuurwapen nooit gevonden. Hetzelfde geldt voor de telefoons van [slachtoffer] . Verdachte heeft zowel het vuurwapen als de telefoons naar eigen zeggen over een brug het water ingegooid op een plek waar ze niet meer te vinden zijn. Ook heeft hij naar eigen zeggen zijn kleding laten verbranden. Hierdoor is het onmogelijk geworden deze voorwerpen technisch of forensisch te onderzoeken. De rechtbank stelt vast dat daardoor bepaalde gegevens, die gewenst waren geweest in het kader van de waarheidsvinding, ontbreken. Ook door niet meteen na het schietincident de politie te alarmeren maar handelingen te verrichten met het lichaam van [slachtoffer] en in de woning en zich pas dagen later te melden bij de politie, hebben zij aan een zo zorgvuldig mogelijk onderzoek in de weg gestaan.
De vraag blijft dan of, ondanks hun handelwijze, die zonder meer als verwijtbaar en respectloos kan worden beoordeeld, de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] betrouwbaar zijn in het licht van de overige bevindingen.
De verklaringen van verdachte en [medeverdachte] zullen daartoe moeten worden onderzocht op helderheid en consistentie in combinatie met de overige resultaten van het opsporingsonderzoek, waaronder de reconstructie, de verklaringen van getuigen en het technisch bewijs dat uit het onderzoek naar voren is gekomen. Daarbij zal de rechtbank ook aandacht schenken aan de persoon van [slachtoffer] en de gezinssituatie, zoals die bestond in de periode kort voor en op 16 augustus 2017 omdat deze, naar het oordeel van de rechtbank, van belang is voor enerzijds de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachten, en anderzijds de duiding van de wijze waarop door verdachte (en [medeverdachte] ) zou zijn gehandeld.
Verdachte en [medeverdachte] over de avond en nacht van 15 augustus 2017 op 16 augustus 2017
In de hierna volgende alinea’s zal de rechtbank allereerst ingaan op hetgeen verdachte en [medeverdachte] hebben verklaard over de avond van 15 augustus en de periode tot de vroege ochtend van 16 augustus 2017.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij in de vooravond van 15 augustus 2017 ruzie kreeg met [slachtoffer] , waarbij hij begon te schoppen en te slaan. [slachtoffer] pakte [medeverdachte] toen bij haar keel waarbij hij zei: “ik heb er al vier vermoord, jij kan de volgende worden”. Ook schopte [slachtoffer] een tafel met glas omver. [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen haar zei dat [naam broer] thuis moest slapen in plaats van bij zijn oma en dat zij in zijn, [slachtoffer] ’s, slaapkamer moest liggen op het moment dat hij thuis zou komen. Vervolgens ging hij weg. Verdachte heeft verklaard dat hij die avond, toen hij na zijn werk thuis kwam, merkte dat er iets aan de hand was omdat hij [slachtoffer] hoorde schreeuwen. Hij kwam [slachtoffer] tegen in de deuropening en toen hij vroeg wat er aan de hand was, antwoordde [slachtoffer] dat er niets was en dat hij naar het café (de rechtbank begrijpt: café [naam café] ) ging. Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte] vervolgens heeft geholpen met het opruimen van het huis en dat hij van haar hoorde dat [naam broer] thuis moest slapen. Hij heeft [naam broer] vervolgens bij hun oma opgehaald. Daarna hebben ze met zijn drieën thuis gezeten en rond middernacht is verdachte buiten een sigaret gaan roken. Hij is toen, omdat [slachtoffer] eerder op de avond gespannen thuis was weggegaan, langs café [naam café] gelopen om te kijken in wat voor staat [slachtoffer] verkeerde.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij in die periode sliep in de kamer van [naam broer] en dat [slachtoffer] sliep in het kleine slaapkamertje. Zij heeft [slachtoffer] diep in de nacht thuis horen komen. De eerste keer dat [slachtoffer] haar slaapkamer binnenkwam, deed zij of ze sliep, terwijl [slachtoffer] met zijn knie tegen haar knie schopte om haar te wekken. Het was voor haar duidelijk dat [slachtoffer] seks met haar wilde. Zij zei tegen [slachtoffer] dat hij rustig moest doen omdat [naam broer] lag te slapen. Vervolgens is [slachtoffer] weggegaan en weer teruggekomen, waarbij hij dreigend voor haar stond terwijl zij deed alsof zij sliep. Hij is weggegaan en toen hij even later opnieuw in haar slaapkamer stond, had hij zijn badjas aangetrokken en zei hij dat hij ging zwerven. Ze hoorde hem naar buiten gaan en even later kwam hij thuis. Zij heeft gehoord – en later ook gezien – dat [slachtoffer] die nacht haar fiets heeft vernield. Tijdens deze nacht heeft [slachtoffer] haar WhatsAppberichten gestuurd die zij als bedreigend heeft ervaren. Toen [slachtoffer] weer haar slaapkamer binnenkwam, had hij een vuurwapen bij zich, wees met het vuurwapen naar de plek waar [naam broer] lag en vervolgens naar de woonkamer, waar verdachte lag, terwijl hij tegen [medeverdachte] zei: “ik heb schijt aan hem, ik heb schijt aan hem, en nu meekomen”. In de hoop dat [slachtoffer] rustig zou blijven, is zij onder bedreiging van het vuurwapen met hem naar zijn slaapkamer gelopen. Daar aangekomen zei hij tegen haar dat zij moest gaan liggen. In plaats daarvan is zij voorovergebogen op het matras gaan zitten en is [slachtoffer] naast haar gaan zitten. Hij had het vuurwapen in zijn rechterhand en toen hij ging zitten, pakte hij met zijn linkerhand een mes. Hij was stomdronken en ze rook aan zijn lichaamsgeur dat hij cocaïne had gebruikt. Hij schold haar uit en zei “ik heb schijt aan jullie, wil je zien dat het echt is?”. Ze begreep dat hij daarmee het vuurwapen bedoelde. Ook zei hij “daarna snijd ik je in stukjes”. Vervolgens schoot [slachtoffer] met het vuurwapen in zijn rechterhand achter haar langs in de muur. Zij is toen angstig ineengedoken en heeft haar handen voor haar gezicht gedaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] rond 04:00 uur ’s nachts thuis hoorde komen. Verdachte sliep in de woonkamer op de grond op kussens van de bank. [slachtoffer] deed de deur met veel lawaai open. [slachtoffer] ging kijken of [naam broer] thuis sliep en in welk bed [medeverdachte] lag, nu hij had gezegd dat zij in zijn bed moest liggen als hij thuiskwam. Via de spiegel in de woonkamer kon verdachte in de slaapkamer kijken waar [medeverdachte] en [naam broer] lagen. Verdachte zag dat [slachtoffer] contact probeerde te krijgen met [medeverdachte] , maar dit verliep niet zoals [slachtoffer] wilde. [slachtoffer] is vervolgens naar de keuken gegaan, waar hij een joint heeft gedraaid en drinken uit de koelkast heeft gepakt. Hij liep vrij snel door het hele huis. Verdachte wilde laten merken dat hij wakker was en heeft [slachtoffer] gegroet en is later ook naar het toilet gegaan. Vervolgens is [slachtoffer] naar zijn eigen slaapkamer gegaan, waarna hij weer naar de slaapkamer van [medeverdachte] is gegaan. Verdachte kon niet horen wat er gezegd werd. Vervolgens is [slachtoffer] weer naar zijn eigen slaapkamer gegaan, waar verdachte hem in zichzelf hoorde schelden. Verdachte is toen naar [slachtoffer] toe gegaan om even met hem te praten en hem rustig te maken. Hij zag dat [slachtoffer] op bed lag en dat hij aan het roken was. Er stonden blikjes bij het bed. [slachtoffer] keek hem met grote ogen aan en leek agressief. Verdachte merkte dat [slachtoffer] onder invloed van alcohol en vrijwel zeker ook van verdovende middelen was. Hij voelde een gespannen sfeer. Hij heeft een natgemaakt handdoekje aan [slachtoffer] gegeven en tegen hem gezegd dat het wel goed komt en dat de boosheid zoals altijd wel weer overgaat. Daarop antwoordde [slachtoffer] dat het helemaal niet goedkomt, dat hij in zijn eentje in zijn slaapkamer zit, dat niemand naar hem omkijkt en dat het zo al jaren gaat. Verdachte heeft daarop geantwoord dat dat niet waar is, en dat hij zijn zoons heeft die er voor hem zijn. Verdachte heeft aangeboden om zijn matras naar de slaapkamer van [slachtoffer] te verplaatsen zodat ze samen een film konden kijken, maar [slachtoffer] sloeg dit aanbod af en zei dat verdachte maar moest gaan slapen. Daarop is verdachte weer naar zijn bed in de woonkamer gegaan. Enkele minuten later hoorde verdachte [slachtoffer] weer naar de slaapkamer van [medeverdachte] lopen. Hij hoorde [slachtoffer] schreeuwen dat hij schijt aan hen allemaal had en dat hij wegging en op straat ging wonen. Daarop is hij naar buiten gegaan. Vervolgens hoorde verdachte dat [slachtoffer] tegen de fiets van [medeverdachte] aan het trappen was. Toen [slachtoffer] weer thuis kwam, is hij naar zijn slaapkamer gegaan en vervolgens weer naar de slaapkamer van [medeverdachte] . Verdachte heeft via de spiegel in de woonkamer gezien dat [medeverdachte] opstond. Hij heeft zich toen omgedraaid en hoorde voetstappen in de richting van de slaapkamer van [slachtoffer] , naar hij aannam van zijn beide ouders. Vervolgens hoorde hij voornamelijk [slachtoffer] praten. Ook hoorde hij [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zeggen dat hij rustig moest doen. Toen hoorde hij een knal. Op dat moment dacht hij: foute boel, er is iets heftigs aan de hand. Hij is opgestaan en heeft handschoenen aangedaan om zichzelf te kunnen verdedigen indien dit nodig zou zijn. Hij is daarna naar de slaapkamer van [naam broer] gelopen, heeft [naam broer] aangegeven dat hij moest blijven waar hij was en is de gang doorgelopen naar de slaapkamer van [slachtoffer] . Toen verdachte de slaapkamer binnenkwam en snel rondkeek, zag hij een vuurwapen liggen. Hij wilde de situatie naar eigen zeggen “veiligstellen” en heeft één grote stap gezet om het vuurwapen van de grond te kunnen pakken. Terwijl verdachte het vuurwapen vasthad en nog, in gebukte toestand, laag bij de grond was, draaide [slachtoffer] zich naar hem toe, waarbij [slachtoffer] met zijn rechterarm omhoog bewoog en met zijn linkerarm een zwaaiende beweging in de richting van verdachte maakte en daarbij “waaaah” riep. Verdachte zag op dat moment dat [slachtoffer] een mes in zijn linkerhand had. Hij is daar enorm van geschrokken en heeft geschoten. Hij heeft het gevoel dat hij maar één keer heeft geschoten. Toen hij weer bij zinnen kwam, was [medeverdachte] niet meer in de slaapkamer van [slachtoffer] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij verdachte kort na het door [slachtoffer] geloste schot binnen heeft zien komen. Zij voelde aan het matras waarop zij en [slachtoffer] zaten dat [slachtoffer] met zijn rechterhand naar het vuurwapen greep. Verdachte was sneller bij het vuurwapen en [slachtoffer] heeft toen met zijn linkerhand met daarin het mes een zwaaiende beweging gemaakt in de richting van verdachte. [medeverdachte] heeft een en ander waargenomen vanuit haar ooghoeken omdat zij, al vanaf het moment dat [slachtoffer] had geschoten, haar handen min of meer voor haar gezicht/hoofd hield. [medeverdachte] is vanuit die positie, met haar handen voor haar gezicht/hoofd, de slaapkamer van [slachtoffer] uit gerend. Zij heeft wisselend verklaard over of zij het schieten door verdachte nu wel of niet heeft gezien. Zij heeft in ieder geval meerdere schoten gehoord maar zij kan zich niet herinneren of ze de schoten heeft gehoord terwijl zij nog in de slaapkamer van [slachtoffer] was, of dat zij toen al net buiten de slaapkamer was.
Aannemelijkheid van de door verdachte en [medeverdachte] geschetste toedracht in de bewuste nacht
- reconstructie
De verklaringen van verdachte en [medeverdachte] , over wat zich in de woning heeft afgespeeld, kunnen allereerst worden getoetst aan de hand van de resultaten van de gehouden reconstructie. Verdachte en [medeverdachte] zijn voor de reconstructie voor het eerst teruggekeerd naar de plaats delict, te weten hun eigen woning, en hebben de gebeurtenissen moeten naspelen met behulp van acteurs. Veelvuldig wordt hen verzocht om tot in detail aan te geven hoe het schietincident volgens hen heeft plaatsgevonden en wat daaraan is voorafgegaan. Ondanks het feit dat hun emoties hen regelmatig de baas worden, blijven zij meewerken om zo goed mogelijk aan te geven hoe het in hun beleving is gegaan. Belangrijker is dat zij ook bij de reconstructie en los van elkaar en niet in elkaars aanwezigheid een nagenoeg identiek scenario schetsen over wat zich die nacht heeft afgespeeld. De reconstructie, waarbij de rechtbank heeft kunnen waarnemen hoe de situatie ter plaatse was, in het bijzonder hoe klein het slaapkamertje was waar zich het schietincident heeft afgespeeld, vormt daarmee een belangrijke ondersteuning voor de door hen afgelegde verklaringen.
- verklaring [naam broer]
Behalve door de reconstructie worden de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] ondersteund door hetgeen [naam broer] tegenover de politie heeft verklaard. Hij wilde die nacht bij zijn oma slapen, maar dat mocht uiteindelijk niet. Toen [slachtoffer] ’s nachts thuiskwam sprak hij raar en boos en toen [slachtoffer] de slaapkamer waar [naam broer] met [medeverdachte] lag binnenkwam, zei hij tegen [medeverdachte] dat zij mee moest komen naar zijn slaapkamer, wat ze toen niet heeft gedaan. [naam broer] is toen weer gaan slapen. Hij hoorde dat [slachtoffer] weg was gegaan, omdat hij de voordeur hard dicht hoorde slaan. Vervolgens hoorde hij een metaalachtig geluid. Later bleek dat [slachtoffer] de fiets van [medeverdachte] kapot had gemaakt. [naam broer] heeft verder verklaard dat [slachtoffer] , toen hij weer thuiskwam, wederom tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat ze mee moest gaan naar zijn slaapkamer. Dat heeft ze toen gedaan. [slachtoffer] was aan het praten en schreeuwen en op een gegeven moment hoorde [naam broer] dat [slachtoffer] zei: “wil je zien dat het echt is ofzo?” Vrij snel daarna hoorde hij een knal. Toen liep verdachte langs de slaapkamer waar hij lag, waarbij verdachte met zijn handen een gebaar maakte dat betekende dat hij in zijn slaapkamer moest blijven. Verdachte is toen naar de slaapkamer van [slachtoffer] gegaan. Later hoorde [naam broer] nog een paar knallen, zonder lange tussenpozen.
- verklaring café-eigenaar
Voor de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] dat [slachtoffer] in de nacht van het schietincident onder invloed was van alcohol, wordt ondersteuning gevonden in de verklaring van de eigenaar van café ’ [naam café] . Hij heeft verklaard dat hij van zijn dochter, die in de avond van 15 augustus 2017 achter de bar stond, had gehoord dat [slachtoffer] dronken weg was gegaan.
- toxicologisch onderzoek
Uit toxicologisch onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] onder invloed van verschillende middelen verkeerde namelijk alcohol, verdovende middelen en medicijnen. De conclusie van het toxicologisch onderzoek is dat het bewustzijn/gedrag van [slachtoffer] ten tijde van het overlijden zal zijn beïnvloed (gedempt bewustzijn) door ethanol (alcohol) en diazepam, mogelijk tevens door cannabis. Het toxicologisch onderzoek vormt daarmee een ondersteuning voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte en de medeverdachte, die immers hebben verklaard dat [slachtoffer] onder invloed was van alcohol en verdovende middelen in de bewuste nacht.
- onderzoek telefoon [medeverdachte]
Uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte] is gebleken dat [slachtoffer] op 16 augustus 2017 tussen 03:36 uur en 04:03 uur verschillende bedreigende WhatsAppberichten naar haar heeft gestuurd, waaronder, letterlijk weergegeven: “No body cant stop my fuckt up tegen mij doen zet je poot naar buiten”, “Ik kom je hallen”, “Ik wil dood” en “Neem je mee [naam 2] ”. Deze berichten vormen een ondersteuning voor de verklaring van [medeverdachte] dat zij die nacht berichten heeft ontvangen die zij als bedreigend heeft ervaren.
- vernielde fiets [medeverdachte]
In het dossier bevindt zich een politiefoto van 20 augustus 2017 van de kapotte fiets van [medeverdachte] .
Verklaringen van verdachte en [medeverdachte] over de persoon van [slachtoffer]
Over de persoon van [slachtoffer] hebben verdachte en [medeverdachte] , kort samengevat, het volgende verklaard.
[slachtoffer] wordt neergezet als een agressieve persoon wiens gedrag met de jaren steeds agressiever werd en dit verergerde nog in het bijzonder na zijn terugkeer uit Italië in juni 2017. Naar zijn zoons, verdachte en [naam broer] , gebruikte hij nooit fysiek maar slechts fors verbaal geweld. [medeverdachte] moest het wel lichamelijk ontgelden. Zij is regelmatig mishandeld waarbij zij werd geslagen of aan haar haren werd getrokken. Dit heeft meerdere keren tot letsel geleid zoals brandwonden op haar lichaam en gekneusde ribben. Verdachte beschrijft [slachtoffer] in de periode na juni 2017 als enorm depressief en daardoor agressief. Hij heeft gehoord dat [slachtoffer] tegenover [medeverdachte] heeft gezegd dat hij er geen zin meer in had en dat hij iedereen mee zou nemen, wat verdachte interpreteerde als suïcidaliteit. Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat [slachtoffer] in het verleden in het bezit is geweest van een vuurwapen en dat hij vaak een mes bij zich had. Ook verklaren beiden dat [slachtoffer] in de loop van de tijd steeds meer alcohol en drugs gebruikte en dat dit een negatieve invloed op zijn handelen had. Dit middelengebruik leidde vaak tot gewelddadig gedrag tegen hen maar ook werden regelmatig door hem spullen uit de woning vernield.
Aannemelijkheid van de door verdachte en [medeverdachte] afgelegde verklaringen over de persoon van [slachtoffer]
Behalve de verklaringen van verdachte, [medeverdachte] en [naam broer] die elkaar op dit onderdeel ondersteunen is in het dossier meer ondersteuning te vinden. Dit betreft verklaringen die zien op de persoon en het gedrag van [slachtoffer] in de periode voorafgaand aan zijn overlijden.
- verklaring [naam 3]
Zo wordt in een opgenomen telefoongesprek op 21 augustus 2017 tussen [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam broer slachtoffer] , een broer van [slachtoffer] , door [naam 3] het volgende gezegd: “Ik heb hem (de rechtbank begrijpt telkens: [slachtoffer] ) nog gewaarschuwd. Raak haar (de rechtbank begrijpt telkens: [medeverdachte] ) niet aan, doe haar niets. Dat verdient ze niet. Hij zegt, ik ga haar onthoofden. Hou je mond, [slachtoffer] , zei ik tegen hem”. In een opgenomen telefoongesprek op 22 augustus 2017 tussen [naam 3] en [naam 1] , een neef van [slachtoffer] , wordt door [naam 3] het volgende gezegd: “Ik heb elke dag [slachtoffer] gewaarschuwd de afgelopen weken. Maar ja als hij wat gaat drinken en hij snuift een beetje en hij rookt wiet dan wordt hij gek he. (…) De afgelopen anderhalf jaar is hij al zo.” Tegenover de politie heeft [naam 3] verklaard dat hij van [slachtoffer] en [medeverdachte] had gehoord dat [slachtoffer] agressief kon worden als hij een combinatie van alcohol, soft- en harddrugs had gebruikt. Hij heeft ook verklaard dat [medeverdachte] hem in 2014 heeft gebeld om te zeggen dat zij bang was voor [slachtoffer] en dat hij alles in huis stukmaakte als ze ruzie hadden. Ze heeft toen tegen [naam 3] gezegd dat ze daar niet tegenin kon gaan en [slachtoffer] niet kon verraden, omdat dat haar dood zou worden. De ruzies tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] bleven tot half augustus 2017 aanhouden. Hij weet dit omdat [slachtoffer] hem elke dag opbelde en daarover sprak, aldus [naam 3] .
- telefoongesprek [naam 1]
In een opgenomen telefoongesprek op 21 augustus 2017 tussen [naam 1] en een onbekend gebleven man wordt door laatstgenoemde man gezegd dat [slachtoffer] toch ook niet goed bij zijn hoofd was, waarop [naam 1] bevestigend antwoordde.
- verklaring [naam 1]
Tegenover de politie heeft [naam 1] verklaard dat drank en drugs de emoties van [slachtoffer] versterkten. Als hij dronk was hij voor de buitenwereld heel gezellig, maar binnenshuis was hij een ander persoon. [naam 1] heeft verder verklaard dat hij meerdere keren tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat zij hem moest bellen als [slachtoffer] haar aanraakte.
- verklaringen [naam 4] en [naam 5]
De getuige [naam 4] , voor wie [medeverdachte] als huishoudelijke hulp werkte, heeft verklaard dat [slachtoffer] een soort bezitterigheid had die eng was en dat hij zich zorgen maakte over [medeverdachte] . Toen [medeverdachte] anderhalf jaar geleden raar liep, heeft zij tegen hem verteld dat [slachtoffer] spullen kapot had gemaakt en geweld tegen haar had gebruikt waardoor zij zwaar gekneusde ribben had en bont en blauw was. Ze heeft haar verwondingen toen aan hem laten zien. Hij heeft voorts verklaard dat verdachte na die mishandeling weer bij [medeverdachte] is ingetrokken om haar te beschermen. Dit wordt bevestigd door de getuige [naam 5] , een vriend van verdachte, die heeft verklaard dat verdachte weer thuis sliep omdat hij bang was dat zijn vader zijn moeder of broertje wat aan zou doen.
Aannemelijkheid van de verklaringen van verdachte en de medeverdachte over wapens bij [slachtoffer]
- verklaringen [naam broer] en [naam 1]
Ook voor de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] dat [slachtoffer] eerder in het bezit is geweest van een vuurwapen en vaak een mes bij zich had, wordt ondersteuning gevonden in het dossier. [naam broer] heeft verklaard dat [slachtoffer] hem zo’n twee jaar geleden een vuurwapen heeft laten zien en dat hij altijd een mes bij zich had. Ook [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] wel eens een vuurwapen heeft gehad. [slachtoffer] heeft hem bovendien in de maanden voorafgaand aan zijn dood om een vuurwapen gevraagd, maar dat heeft hij niet geleverd. ‘De [familienaam] zijn meer mensen die steken’, aldus [naam 1] .
In een opgenomen telefoongesprek op 21 augustus 2018 tussen [naam 1] en een onbekend gebleven man, waarin gesproken wordt over het vuurwapen dat bij het schietincident zou zijn gebruikt, wordt door de onbekend gebleven man gezegd dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) een 9 mm heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het op grond van het voorgaande aannemelijk is dat [slachtoffer] over een vuurwapen beschikte
De rechtbank concludeert dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] inhoudende dat [slachtoffer] agressief was, dat dit erger werd door alcohol- en drugsgebruik, dat hij de bewuste avond ook agressief en onder invloed was, dat hij vaak een mes bij zich droeg en dat hij ook heeft beschikt over een vuurwapen, in zodanige mate worden ondersteund door alle bovengenoemde resultaten van het onderzoek, dat tot het oordeel kan worden gekomen dat deze verklaringen op voornoemde punten als betrouwbaar kunnen worden beschouwd.
Aannemelijkheid van de geschetste feitelijke toedracht van het schietincident gelet op de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek
In het kader van het verder beoordelen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] is de volgende vraag of de door hen geschetste gang van zaken rondom het schieten aannemelijk is gelet op de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat de door verdachte en [medeverdachte] geschetste toedracht gelet op de uitkomsten van het technisch en forensisch onderzoek niet aannemelijk is. Zij heeft erop gewezen dat uit het sporenonderzoek blijkt dat er maximaal zes keer met een vuurwapen is geschoten, dat [slachtoffer] drie keer in zijn hoofd is geraakt en dat er drie inslagen in de muur zijn. Tevens heeft zij gewezen op het in de slaapkamer van [slachtoffer] aangetroffen matras, dat het meest bebloed was bij het hoofdeinde. Ook heeft zij melding gemaakt van de perforaties die in het matras, een bebloed laken en twee bebloede kussens zijn aangetroffen en van de manteldelen die tussen het laken en in een van de kussens zijn aangetroffen.
Volgens de officier van justitie zijn voornoemde perforaties niet te verklaren als het is gegaan zoals verdachte en [medeverdachte] hebben verklaard. De perforaties kunnen niet zijn ontstaan door het eerste schot van verdachte in reactie op een aanval van [slachtoffer] met een mes, omdat de kogel van het eerste schot van verdachte in het lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen. In haar repliek heeft de officier van justitie hieraan toegevoegd dat het eerste schot van verdachte het schotkanaal aan de kin, de hals en de romp moet hebben veroorzaakt. Immers, als het eerste schot van verdachte het schotkanaal aan het hoofd rechts of het schotkanaal aan het hoofd links had veroorzaakt, dan moet [slachtoffer] als gevolg daarvan op de grond terechtgekomen zijn. Dan zou verdachte, om het schotkanaal aan de kin, de hals en de romp te bewerkstelligen, aan de kant van het hoofd van [slachtoffer] moeten zijn gaan staan en vervolgens in zijn kin hebben geschoten. Dit is zeer onaannemelijk, aldus de officier van justitie.
De perforaties kunnen volgens de officier van justitie ook niet verklaard worden door het door [slachtoffer] geloste schot, omdat hij in de door [medeverdachte] geschetste toedracht in de muur zou hebben geschoten. Ook geeft de geschetste toedracht geen verklaring voor het doorschot door de rechterbovenarm van [slachtoffer] , nu [slachtoffer] verdachte zou hebben aangevallen met een mes in zijn linkerhand.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de conclusies die de officier van justitie op basis van de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek trekt speculatief zijn. Hij heeft benadrukt dat er geen deskundige van het NFI is geweest die zich over de volgorde van de schoten heeft uitgelaten. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek de toedracht zoals geschetst door verdachte niet uitsluiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek kan worden vastgesteld dat er in totaal maximaal zes keer met een vuurwapen, te weten een revolver, is geschoten. Hoeveel schoten er exact zijn gelost, kan niet worden vastgesteld. Ook kan op grond van de onderzoeksbevindingen niet worden vastgesteld welk schot waar is terechtgekomen. Dit geldt in de door verdachten geschetste gang van zaken zowel voor het schot door [slachtoffer] , als voor de schoten door verdachte. Verder kan niet worden vastgesteld in welke volgorde de letsels bij [slachtoffer] zijn veroorzaakt, zodat evenmin kan worden vastgesteld welke schotverwonding door het eerste schot van verdachte is veroorzaakt. De vaststelling van de officier van justitie dat het inschot aan de kin, de hals en de romp het eerste schot moet zijn geweest, vindt geen steun in het dossier en deelt de rechtbank dan ook niet. De stelling van de officier van justitie dat de doorschotverwonding aan de rechterarm van [slachtoffer] niet in de geschetste toedracht past omdat [slachtoffer] verdachte met een mes in zijn linkerhand zou hebben aangevallen, kan de rechtbank bij gebrek aan ondersteuning daarvan in het dossier ook niet volgen. Verdachte heeft tijdens de reconstructie zeer gedetailleerd aangegeven hoe [slachtoffer] zich volgens hem naar hem toe draaide, waarbij [slachtoffer] zijn rechterarm omhoog bewoog. De rechtbank is van oordeel dat het niet onaannemelijk is dat [slachtoffer] vervolgens in zijn rechterarm is geraakt.
De rechtbank stelt verder vast dat niet van alle door de politie geconstateerde perforaties in het matras, de matrashoes, het laken en de kussens blijkt of dit schotperforaties zijn of dat die perforaties op andere wijze kunnen zijn ontstaan. Als het schotperforaties zijn, dan kan op grond van het dossier bovendien niet worden vastgesteld door welk schot of door welke schoten die perforaties zijn ontstaan, laat staan in welke chronologische volgorde ze zijn ontstaan. Hoewel voor de aangetroffen manteldelen geldt dat het aannemelijk is dat die in relatie staan tot het schietincident, kunnen ook hier geen conclusies worden getrokken over de gang van zaken rondom het schieten en de volgorde van de schoten.
De rechtbank is van oordeel dat enerzijds de conclusies die de officier van justitie trekt als gevolg van de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek weliswaar niet kunnen worden uitgesloten, maar dat deze niet dwingend volgen uit die onderzoeksbevindingen. Anderzijds sluiten de resultaten van het technisch en forensisch onderzoek de door verdachte en [medeverdachte] geschetste toedracht niet uit.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de mogelijkheid bestaat dat verdachte en [medeverdachte] een scenario hebben bedacht dat niet in overeenstemming is met de waarheid. Zij hebben immers, door zich niet direct na het schietincident bij de politie te melden, een aantal dagen de tijd gehad om een scenario te bedenken en hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt echter tot de conclusie dat de rechtbank hun verklaringen betrouwbaar vindt omdat zij in voldoende mate worden ondersteund door de resultaten van het onderzoek en er geen sprake is van contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De rechtbank zal dan ook de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] als uitgangspunt nemen voor de feitelijke vaststelling van wat zich in de woning heeft afgespeeld in de betreffende nacht.