ECLI:NL:RBAMS:2018:4592

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
C/13/648477 / FA RK 18-3325
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de zorg voor minderjarige kinderen en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2018 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd zijn geweest en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw, die de Canadese en Britse nationaliteit heeft, verzoekt om de voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan haar, terwijl de man, die de Australische, Britse en Ierse nationaliteit heeft, zich verzet tegen dit verzoek en zelf om toevertrouwing van de kinderen aan hem vraagt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 19 juni 2018, waarbij beide partijen bijgestaan werden door een tolk Engels.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoek om partneralimentatie heeft ingetrokken en dat partijen het erover eens zijn dat het gebruiksrecht van de echtelijke woning aan de man zal worden toegewezen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat partijen een co-ouderschapsregeling hebben getroffen waarbij de kinderen om de week bij de ene ouder en om de week bij de andere ouder verblijven. De rechtbank heeft besloten om de kinderen voorlopig aan beide ouders toe te vertrouwen, waarbij [minderjarige 1] aan de man en [minderjarige 2] aan de vrouw wordt toevertrouwd.

Wat betreft de kinderalimentatie hebben partijen overeenstemming bereikt over de behoefte van de kinderen, maar zijn ze verdeeld over de kosten van kinderopvang. De rechtbank heeft de kosten van kinderopvang buiten beschouwing gelaten en is uitgegaan van een behoefte van € 725,- per kind per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders berekend en geconcludeerd dat de man € 316,- per maand moet betalen aan de vrouw voor de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2], terwijl de vrouw bijdraagt aan de kosten van [minderjarige 1]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/648477 / FA RK 18-3325
Beschikking van 3 juli 2018 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] (voor het huwelijk:
[meisjesnaam]),
wonende te [woonplaats vrouw] ,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.A. Segbedzi te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats man] ,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. E.P. van der Ree te Laren.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek ingekomen op 24 mei 2018;
  • het verweerschrift van de man.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 19 juni 2018.
Ter zitting zijn verschenen:
- partijen en hun advocaten.
Beide partijen zijn ter terechtzitting bijgestaan door een tolk Engels.

2.De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd te Sooke ( Canada) op 7 juli 2009.
Partijen hebben tezamen de navolgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1], hierna te noemen: [minderjarige 1]
    geboren te [geboorteplaats minderjarige 1] ( Australië) op [geboortedatum minderjarige 1] 2010;
  • [minderjarige 2], hierna te noemen: [minderjarige 2]
    geboren te [geboorteplaats minderjarige 2] op [geboortedatum minderjarige 2] 2015.
De vrouw heeft de Canadese en de Britse nationaliteit. De man heeft de Australische, de Britse en Ierse nationaliteit.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen aan haar worden toevertrouwd, dat de man om de week zorg zal dragen voor de kinderen, waarbij hij deze in de even weken op zaterdag om 18.00 uur ophaalt en de vrouw op haar beurt in de oneven weken de kinderen op 18.00 uur bij de man ophaalt, dat de man € 771,- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding en dat hij € 739,- bruto per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De vrouw betwist dat zij teveel zou drinken, zoals de man stelt.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek van de man

De man verweert zich tegen de verzoeken van de vrouw. De man verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoeken te bepalen:
  • dat het gebruiksrecht van de echtelijke woning aan hem wordt toegewezen;
  • dat de kinderen voorlopig aan hem worden toevertrouwd;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijven, waarbij het wisselmoment wordt bepaald op zondag 18.00 uur, waarbij de ouder waar de kinderen dan naar toe gaat, de kinderen ophaalt.
Sinds het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning geldt een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen week op week af bij partijen verblijven. De vrouw verblijft op de bovenste etage van een woonhuis van vrienden. De man werkt grotendeels thuis, kan zijn eigen tijden in kan delen en heeft een au-pair in dienst genomen. De man is daarom in staat om voor de kinderen te zorgen. De man heeft zorgen over de wijze waarop de vrouw met de kinderen omgaat. Volgens de man is sprake van overmatig alcoholgebruik en is de vrouw ten aanzien van de verzorging en opvoeding van de kinderen te makkelijk en te nonchalant. Gelet op de onzekere en afhankelijke woonsituatie van de vrouw, lijkt het de man het meest voor de hand liggend dat de kinderen voorlopig aan hem zullen worden toevertrouwd.
De man werkt als salesmanager en verdient € 90.000,- per jaar bruto, inclusief vakantietoeslag. Er geldt een commissieregeling, de man heeft alleen in de maand mei een commissie ontvangen van
€ 1.046,- bruto maar het is onzeker of er nadere commissies volgen. Hij ontvangt een autokostenvergoeding, maar deze valt weg tegen de gemaakte onkosten. Er dient volgens de man daarom gerekend te worden met een inkomen aan zijn zijde van € 7.500,- bruto per maand.
Volgens de man kan hij naast de verblijfsoverstijgende kosten aan de vrouw € 36,- per kind per maand betalen en heeft hij daarnaast geen ruimte voor partneralimentatie.

5.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw haar verzoek om partneralimentatie ter terechtzitting heeft ingetrokken en dat partijen het erover eens zijn dat het gebruiksrecht van de echtelijke woning aan de man zal worden toegewezen. De rechtbank zal het gebruiksrecht van de echtelijke woning daarom aan de man toewijzen.
Ook over de zorgregeling zijn partijen het eens. Partijen hebben onderling een regeling getroffen waarbij de kinderen in het kader van co-ouderschap een week bij de ene ouder en een week bij de andere ouder verblijven, waarbij het wisselmoment op zondag is. Beide ouders zijn het erover eens dat deze regeling in de beschikking zal worden vastgelegd. De ouders zijn het er over eens dat in de beschikking zal worden vastgelegd dat het wisselmoment in beginsel zondag om lunchtijd is, waarbij partijen in onderling overleg van het tijdstip kunnen afwijken. De rechtbank zal dit vast leggen in deze beschikking.
De toevertrouwing van de kinderen houdt partijen verdeeld, evenals de kinderalimentatie.
Voorlopige toevertrouwing kinderen
De rechtbank neemt in aanmerking dat de ouders het er over eens zijn dat zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk willen delen en dat zij daartoe zelf onderling al een regeling hebben getroffen. De rechtbank acht het in deze situatie niet passend om aan één van beide ouders beide kinderen toe te vertrouwen. De rechtbank zal aan beide ouders daarom ieder een kind (voorlopig) toevertrouwen. De rechtbank is van oordeel dat dit het meest recht doet aan de feitelijke situatie van de kinderen. De zorgen van de man kunnen, mede in het licht van de betwisting door de vrouw en nu partijen tot overeenstemming over de zorgregeling zijn gekomen, niet tot een ander oordeel leiden.
De rechtbank zal in het licht hiervan [minderjarige 1] voorlopig toevertrouwen aan de man en [minderjarige 2] aan de vrouw.
Kinderalimentatie
De ouders zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen volgens de tabellen kosten kinderen
€ 1.450,- per maand bedraagt, of te wel € 725,- per kind per maand. Partijen zijn het er ook over eens dat de kosten van de kinderopvang € 830,- per maand bedragen. Wat partijen verdeeld houdt is of deze kosten de behoefte van de kinderen verhoogt of niet. Volgens de man dienen deze kosten de behoefte te verhogen, volgens de vrouw niet. De rechtbank volgt de vrouw in dezen. De rechtbank zal in onderhavige procedure, die een ordemaatregel betreft, deze kosten buiten beschouwing laten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [minderjarige 1] voorlopig aan de man zal worden toevertrouwd en [minderjarige 2] aan de vrouw en dat onduidelijk is waar de opvangkosten precies op zien. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de vrouw aanspraken zal kunnen maken op kinderopvangtoeslag en ook kindgebonden budget, waarmee (gedeeltelijk) in deze kosten kan worden voorzien. De rechtbank gaat in het licht hiervan in onderhavige procedure uit van een behoefte van de kinderen van € 725,- per kind per maand.
De rechtbank zal vervolgens de draagkracht van partijen berekenen.
De rechtbank gaat aan de zijde van de man uit van een inkomen in loondienst van € 90.000,- per jaar inclusief vakantiegeld, nu dit door de vrouw niet meer is betwist. De rechtbank acht het redelijk om rekening houden met de commissie van € 1.046,- bruto die de man heeft ontvangen. De rechtbank houdt geen rekening met de autokostenvergoeding die de man ontvangt, nu de rechtbank er vanuit gaat dat deze vergoeding geheel wordt aangewend voor de kosten die de man heeft.
De rechtbank gaat aan de zijde van de vrouw, blijkens de overgelegde salarisspecificaties uit van een inkomen van € 1.943,42 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. De rechtbank houdt tevens rekening met de aanspraken van de vrouw op kindgebonden budget.
De rechtbank berekent de draagkracht van de man aan de hand van vorenstaande en zoals blijkt uit bijgaande berekeningen op € 1.650,- per maand en de draagkracht van de vrouw op € 450,- per maand.
Aan ieder van partijen wordt een kind toevertrouwd; [minderjarige 2] wordt toevertrouwd aan de vrouw en [minderjarige 1] aan de man.
De rechtbank houdt rekening met een zorgkortingspercentage van 35, die blijkens de berekening
€ 254,- per maand bedraagt ( 35 % van € 725,-).
Gelet op de onderlinge draagkrachtverhouding van partijen is het aandeel van de man in de kosten van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] € 1.139,- per maand, of te wel € 570,- per kind per maand en het aandeel van de vrouw
€ 311,- per maand, of te wel € 155,- per kind per maand.
De rechtbank concludeert dat rekening houdend met voornoemde zorgkorting de man de vrouw
€ 316,- per maand dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2]
( € 570,- minus € 254,-).
Voor wat betreft de kosten van [minderjarige 1] , concludeert dat de rechtbank dat de man, overeenkomstig zijn aandeel, in zijn kosten voorziet van € 570,- per maand. De vrouw dient overeenkomstig haar aandeel, voor een bedrag van € 155,- per maand, in de kosten van [minderjarige 1] bij te dragen. De rechtbank concludeert dat in dit geval de zorgkorting waar aan de zijde van de vrouw rekening mee wordt gehouden, groter is dan haar aandeel in de kosten. Dit betekent dat de vrouw de volledige zorgkorting niet te gelde kan maken en dat zij reeds overeenkomstig haar aandeel in de kosten van [minderjarige 1] voldoet.
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat er geen aanleiding is om voornoemd bedrag dat de man de vrouw ter zake van [minderjarige 2] dient te voldoen, te weten een bedrag van € 316,- per maand, te corrigeren in verband met de kosten van [minderjarige 1] .
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
- bepaalt dat het minderjarige kind van partijen,
[minderjarige 1], met onmiddellijke ingang aan de man zal worden toevertrouwd;
- bepaalt dat het minderjarige kind van partijen,
[minderjarige 2], met onmiddellijke ingang aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden:
- de kinderen tezamen de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man zullen zijn, waarbij het wisselmoment zondag zal zijn, in beginsel om lunchtijd. Het staat partijen vrij in onderling overleg van dit tijdstip af te wijken.
- bepaalt dat de man met ingang van heden € 316,= (driehonderdzestien euro) per maand zal betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 2] , bij vooruitbetaling te voldoen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van der Weel, griffier, op 3 juli 2018.