ECLI:NL:RBAMS:2018:4685

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7107
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor alleenstaande moeder met schulden en medische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande moeder, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor huisvesting, die door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld in het licht van de geldende huisvestingsverordening en de beleidsregels van de gemeente Amsterdam.

Eiseres, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is en een zoon van zeven jaar heeft, had een urgentieverklaring aangevraagd op basis van medische gronden. De Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) had geadviseerd dat er verhuisurgentie op medische gronden was, maar verweerder weigerde de aanvraag omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de huisvestingsverordening. Verweerder stelde dat eiseres geen urgent huisvestingsprobleem had en dat zij haar situatie had kunnen voorkomen. Eiseres had schulden en stond onder bewind, maar er ontbrak een overzicht van haar schulden en een plan van aanpak van een erkende schuldhulpverlener.

Tijdens de zitting op 17 mei 2018 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was aanwezig. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de aanvraag had afgewezen, omdat eiseres niet in eigen kosten kon voorzien en niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring voldeed. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres niet tot vernietiging van het bestreden besluit leidden en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: N. Hamdach).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring te verlenen, afgewezen
In het besluit van 9 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018.
Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten, medische advisering en besluitvorming
1.1.
Op verzoek van [bedrijf] heeft verweerder eiseres uitgenodigd voor een intake voor een urgentieverklaring. Eiseres heeft vervolgens een urgentieverklaring aangevraagd. Eiseres is een alleenstaande moeder zonder vaste woon-of verblijfplaats. Ze zoekt een zelfstandige woning om met haar zoon van 7 jaar oud in te wonen. Op dit moment woont haar zoon bij de moeder van eiseres in Hoorn. Zelf verblijft eiseres op wisselende adressen. Eiseres is bekend met lang bestaande sociaal-medische problematiek.
1.2.
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag van eiseres advies gevraagd aan de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD). De GGD-arts heeft een adviesrapport uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat een verhuisurgentie op medische gronden wordt geadviseerd.
1.3.
Vervolgens heeft verweerder nogmaals de GGD-arts verzocht om advies te geven. Dit keer over de zelfredzaamheid van eiseres. De GGD-arts heeft in het tweede advies geconcludeerd dat eiseres in staat wordt geacht om zelfstandig te wonen. Per e-mail heeft de GGD-arts daarnaast opgemerkt dat hij een risico ziet op verder afglijden als de situatie onveranderd blijft.
1.4.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen omdat eiseres geen urgent huisvestingsprobleem heeft, eiseres het huisvestingsprobleem had kunnen voorkomen en eiseres niet over voldoende inkomen beschikt om de kosten voor de woning te kunnen voldoen. Eiseres valt daarom onder de algemene weigeringsgronden van artikel 2.6.5, eerste lid van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (de verordening).
1.5.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat inwonen bij iemand anders geen urgentie oplevert. Bovendien woont de zoon van eiseres bij haar moeder. Daarnaast is eiseres haar zelfstandige woning kwijtgeraakt doordat ze zich niet aan de afspraken met haar begeleiders hield. Eiseres had het huisvestingsprobleem dan ook redelijkerwijs kunnen voorkomen. Verder heeft eiseres schulden. Ze staat onder bewind maar een overzicht van haar schulden ontbreekt. Daarnaast zijn haar schulden niet gesaneerd door een erkende schuldhulpverlener. Verder overweegt verweerder dat, hoewel er een verhuisurgentie op medische gronden wordt geadviseerd, verweerder daar vanwege de algemene weigeringsgronden aan voorbij gaat. Tot slot kan een beroep op de hardheidsclausule volgens verweerder niet slagen.
De beoordeling van het geschil
Weigeringsgrond schulden eiseres
2.1.
Eiseres voert aan dat ze een vast inkomen heeft. Haar schulden kunnen echter volgens de bewindvoerder niet gesaneerd worden omdat ze geen woonadres heeft. Verweerder moet daarom de betreffende beleidsregel buiten toepassing laten. Bovendien biedt de beslagvrije voet van artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bescherming. De combinatie van de beslagvrije voet en haar hulpverlening biedt voldoende garantie dat eiseres haar huur zal kunnen betalen.
2.2.
Op grond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef onder h van de verordening mag verweerder geen urgentieverklaring verlenen als de aanvrager niet in eigen bestaan of kosten van de woning kan voorzien. In de Beleidsregels woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad Amsterdam 2017 (de beleidsregels) is dit in beleidsregel 5 – urgenties – onder ‘4. Schulden’, nader uitgewerkt. Daar staat dat de urgentie geweigerd wordt als de aanvrager schulden heeft, tenzij deze maatregelen heeft genomen om de schulden beheersbaar te maken. Hiermee wordt onder andere bedoeld dat de aanvrager beschikt over een bewijs van toelating en een overeenkomst met een door de gemeente Amsterdam erkend bureau voor schuldhulpverlening. Daarnaast moet er een overzicht zijn van de schulden en een plan van aanpak van het schuldhulpverleningsbureau.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is dat eiseres is toegelaten tot een bureau voor schuldhulpverlening. Daarnaast geeft de bewindvoerder van eiseres aan dat een concreet totaaloverzicht van de schulden van eiseres ontbreekt. Hierdoor is niet gebleken dat de schulden van eiseres conform de beleidsregels beheersbaar zijn gemaakt. Dit betekent dat op grond van het beleid de urgentieaanvraag wordt geweigerd. Dit beleid is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk. De beslagvrije voet en hulpverlening zijn tot slot onvoldoende voor het oordeel dat eiseres in de kosten van de woning kan voorzien.
Eiseres valt onder de algemene weigeringsgrond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef onder h van de verordening. Omdat de algemene weigeringsgrond van de verordening geen ruimte laat voor een individuele afweging, moest verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring afwijzen.
2.4.
Nu verweerder gehouden was de urgentieverklaring af te wijzen omdat er sprake was van een algemene weigeringsgrond behoeven de overige algemene weigeringsgronden geen bespreking omdat deze niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
De hardheidsclausule
3.1.
Eiseres voert aan dat verweerder via toepassing van de hardheidsclausule van artikel 2.6.11 van de verordening haar een urgentieverklaring had moeten verlenen omdat de situatie waarin eiseres verkeert buiten haar eigen verantwoordelijkheid om is ontstaan. Ze is niet door eigen toedoen haar woning kwijtgeraakt. Dit kwam door overmacht vanwege de vroeggeboorte en het overlijden van haar tweeling. Daarnaast dient eiseres in aanmerking te komen voor toewijzing op grond van de hardheidsclausule aangezien haar schulden alleen niet gesaneerd kunnen worden omdat ze geen woonadres heeft.
3.2.
Voorop staat dat verweerder bij het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule beoordelings- en beleidsruimte heeft. De rechtbank kan de beslissing van verweerder om geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule daarom slechts terughoudend toetsen. Een beroep op de hardheidsclausule kan om die reden alleen bij uitzondering slagen.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom er in het geval van eiseres geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Alhoewel verweerder onder het kopje ‘hardheidsclausule’ vrij kort en algemeen stelt dat de omstandigheden van eiseres niet dusdanig bijzonder zijn dat deze een uitzondering op de regels rechtvaardigen, blijkt uit de overige motivering in het besluit afdoende dat verweerder in de afweging meeweegt dat eiseres inwoont bij anderen en haar woning door eigen toedoen is kwijtgeraakt, hetgeen ook blijkt uit de brief van [bedrijf] waarin staat dat eiseres met haar zoon op straat is gezet omdat ze zich niet aan de afspraken kon houden. Daarnaast overweegt verweerder dat vanwege de adviezen van de GGD-arts een urgentieverklaring te overwegen is, maar dat eiseres niet voldoende inkomen heeft en haar schulden niet afdoende zijn geregeld. De rechtbank kan met deze motivering volgen waarom verweerder geen bijzondere omstandigheden ziet om op grond van de hardheidsclausule een uitzondering op de regels te rechtvaardigen.
Conclusie
1.
4.1.
De beroepsgronden leiden niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring te verlenen mocht afwijzen.
4.2.
Het beroep is ongegrond.
4.3.
Voor een veroordeling van de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.