ECLI:NL:RBAMS:2018:4722

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
13-875249-17 en 13-993050-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en belastingontduiking via rechtspersonen met witwassen en valsheid in geschrift

Op 19 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte jarenlang belasting heeft ontdoken via verschillende rechtspersonen. De verdachte werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan belastingontduiking, witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte gebruik maakten van valse inkoopfacturen om invoerrechten en antidumpheffingen te verlagen, wat resulteerde in een schade van ongeveer 2,3 miljoen euro. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte feitelijk leiding gaf aan de frauduleuze activiteiten van de betrokken bedrijven, waarbij hij ook katvangers had geworven om de bedrijven op hun naam te zetten. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank concludeerde dat hij op de hoogte was van de frauduleuze praktijken en actief bijdroeg aan de uitvoering ervan. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een beroepsverbod van 5 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor de belastingontduiking, maar ook voor het witwassen van de onterecht verkregen gelden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een strenge straf om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/875249-17 (A) en 13/993050-18 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 19 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam HvB] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2018. Verdachte was bij de behandeling van de zaak aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.J. Hart, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.F. Ronday, naar voren hebben gebracht.

2.De verdenking

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] via hun bedrijven jarenlang belasting heeft ontdoken, het daarmee bespaarde geld heeft witgewassen en gebruik heeft gemaakt van valse inkoopfacturen zodat [naam B.V. 1] (hierna [naam B.V. 1] ) te lage invoerrechten en antidumpheffing kon betalen. Daarnaast luidt de beschuldiging vervalsing van een overeenkomst en wapen- en munitiebezit (1 revolver en 91 kogels).
Dat is – na wijziging van de tenlasteleggingen ter zitting van 5 juni 2018 – ten laste gelegd als:
Zaak A:
1.
primairfeitelijk leidinggeven aan medeplegen van onjuist of onvolledig aangifte doen, gepleegd door [naam B.V. 2] (hierna: [naam B.V. 2] ), [naam B.V. 3] (hierna: [naam B.V. 3] ), [naam B.V. 4] (hierna: [naam B.V. 4] ) en [naam B.V. 5] (hierna: [naam B.V. 5] );
subsidiairmedeplegen van onjuist of onvolledig aangifte doen;
primairfeitelijk leiding geven aan medeplegen van (gewoonte)witwassen dan wel schuldwitwassen, gepleegd door [naam B.V. 2] , [naam B.V. 3] , [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] ;
2.
subsidiairmedeplegen van (gewoonte)witwassen dan wel schuldwitwassen;
Zaak B:
1.
primairfeitelijk leidinggeven aan medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, gepleegd door [naam B.V. 2] , [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] ;
1.
subsidiairmedeplegen van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften;
2.
primairfeitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift, gepleegd door [naam B.V. 5] ;
2.
subsidiairmedeplegen van valsheid in geschrift;
3. medeplegen van wapen- en munitiebezit.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen in het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden en de daaruit door de rechtbank getrokken conclusies. [1]
Na het faillissement van [naam B.V. 6] (hierna: [naam B.V. 6] ) hebben verdachten opeenvolgend [naam B.V. 2] , [naam B.V. 3] , [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] opgericht. [2] Verdachten hebben die bedrijven niet op hun eigen naam gezet, maar hebben daar anderen voor aangezocht. [3] Naar het oordeel van de rechtbank zijn die anderen stromannen of katvangers. Dat leidt de rechtbank af uit de verklaringen van [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] dat [verdachte] hen had gevraagd bedrijven op hun naam te zetten, terwijl de bedrijven daadwerkelijk werden bestuurd door [verdachte] en [medeverdachte] . [4] [verdachte] zorgde voor de inkoop en exploitatie van de daadwerkelijke winkels, met name van [naam B.V. 4] , terwijl [medeverdachte] de administratie van de bedrijven en de dagelijkse uitvoering verzorgde. [5] Verdachte wist dat er al jarenlang met die administratie werd gesjoemeld, in de zin dat in ieder geval sinds 2011 tot in 2017 niet de volledige BTW werd afgedragen omdat aan de Belastingdienst bij elke aangifte een lagere omzet werd opgegeven. Ook wisten beide verdachten van het gesjoemel met de inkoopfacturen ten behoeve van de lagere antidumpheffing voor [naam B.V. 1] . Door dit gesjoemel, dat begon in 2012 en doorging tot de aanhouding van verdachten in 2017, genereerden de bedrijven van verdachten een hogere omzet, die vervolgens niet of slechts gedeeltelijk werd opgegeven aan de Belastingdienst. Tevens ontvingen de bedrijven een commissie van [naam B.V. 1] [6] Verdachten zijn al geruime tijd partners en wonen samen. [7] [verdachte] heeft verklaard dat zij alles samen doen en bespreken. [8] Beide verdachten waren verweven met elkaar en hun bedrijven. Er werd immers voortdurend geld verschoven van de ene naar de andere bedrijfsrekening of naar privérekeningen. [9] Met het geld dat werd bespaard op de omzetbelasting voorzagen verdachten in hun levensonderhoud en betaalden zij schulden, ook de schulden van [naam B.V. 6] en/of [verdachte] , af. [10]
4.2
Korte weergave van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Verdachte heeft de feiten ontkend. De raadsman heeft bewijsverweren gevoerd ten aanzien de alle fraudefeiten. Verdachte zou daarvan niet zodanige wetenschap hebben gehad of eraan hebben bijgedragen dat hij er verantwoordelijk voor kan worden gehouden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen. In die overwegingen ligt ook de bespreking van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging besloten.
Omzetbelasting, antidumpheffing en witwassen (zaak A, feiten 1 en 2, en zaak B, feit 1)
Verdachte heeft verklaard dat hij wel wist dat er werd gesjoemeld met de omzetbelasting en de antidumpheffing, maar dat hij zich niet bemoeide met de administratie en dus niet écht op de hoogte van was de strafbare feiten.
Vast staat dat belasting is ontdoken, [11] geld is witgewassen [12] en dat de inkoopfacturen van Chinese leveranciers voor [naam B.V. 1] zijn vervalst. [13] Ook staat vast dat [medeverdachte] de administratie van de bedrijven deed [14] en de boekhouder heeft opgedragen de aangiften omzetbelasting niet naar waarheid in te vullen zodat minder omzetbelasting zou worden geheven. [15] De vraag is wie daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
Uit de feitelijke gang van zaken, in het bijzonder de verklaringen van getuigen, dat verdachten als een eenheid fungeerden, en de verwevenheid van vermogen en geldstromen, leidt de rechtbank af dat verdachten allebei evenzeer verantwoordelijk kunnen worden geacht voor de situatie die zij zelf in leven hebben gebracht en gehouden.
Bij de beoordeling van die feiten heeft de rechtbank zich echter te houden aan de in de tenlastelegging gekozen volgorde van de feiten. Bij verdachte is onder 1 en 2 primair telkens het feitelijk leidinggeven aan door rechtspersonen gepleegde feiten ten laste gelegd, terwijl bij medeverdachte primair ten laste is gelegd dat zij de feiten als natuurlijk persoon heeft begaan. De rechtbank zal de feitelijkheden die zij bewezen acht, voor zover mogelijk, kwalificeren als het primair ten laste gelegde, maar hecht eraan op te merken dat zij feitelijk weinig verschil ziet in de rollen die beide verdachten hebben gespeeld.
De rechtbank acht bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen de in zaak A 1 en 2, en in zaak B onder 1 ten laste gelegde feiten hebben gepleegd. Die strafbare feiten kunnen aan de rechtspersonen worden toegerekend, omdat ze zij gepleegd in de sfeer van de betreffende rechtspersonen. De door verdachte en medeverdachte verrichte handelingen pasten in de normale bedrijfsvoering en taakuitoefening en zijn de rechtspersonen dienstig geweest. Nu het feitelijk bevoegd gezag van de rechtspersonen, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , van het plegen van de strafbare feiten op de hoogte waren, kan worden gesteld dat de rechtspersonen opzet hebben gehad op het plegen van die feiten. Verdachte kan als feitelijk leidinggever van die rechtspersonen verantwoordelijk worden gehouden omdat hij zowel actief als passief heeft bijgedragen aan de (instandhouding van) die strafbare feiten. Dat verdachte actief heeft bijgedragen blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft katvangers geworven voor de nieuwe bedrijven. Hij was ook degene die naar China ging en leerde over de mogelijkheid om lage inkoopfacturen te gebruiken om invoerrechten en antidumpheffing te omzeilen en die tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat ze met lage inkoopfacturen gingen werken. [16] Ook heeft hij [medeverdachte] toestemming gegeven voor het opnemen van een groot geldbedrag dat afkomstig moet zijn geweest van de BTW-fraude. [17]
Voor de overtuiging van de rechtbank is verder van belang wat verdachte daar zelf over heeft gezegd in verklaringen en in getapte gesprekken. Weliswaar zijn die uitingen achteraf gedaan, maar zij kunnen wel bijdragen aan het bewijs van verdachtes wetenschap en intenties ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte heeft daarin namelijk uit eigen beweging dingen gezegd waaruit de rechtbank afleidt dat hij zelf meent dat hij aan de ten laste gelegde feiten heeft bijgedragen. Zo heeft verdachte onder meer verklaard “toen zijn we gaan frauderen”. Ook de passieve “bijdrage” van verdachte, namelijk dat hij het gevoerde beleid heeft geaccepteerd terwijl hij feitelijk bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om daartegen maatregelen te treffen, blijkt uit het dossier. Verdachte heeft immers in tapgesprekken gezegd dat het niet erg was dat de commissie voor het vervalsen van de inkoopfacturen voor [naam B.V. 1] laag was omdat zij “al de BTW” hadden. Verdachte moet daarom als feitelijk leidinggever verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van de rechtspersonen.
Alle op de tenlastelegging genoemde aangiften omzetbelasting (zaak A, feit 1) en inkoopfacturen (zaak B, feit 1) zijn door de rechtbank teruggevonden in het dossier. [18] Ook de aantallen inkoopfacturen kloppen. [19] Het verweer van de verdediging dat strekt tot vrijspraak van het aantal van 398 facturen in feit 1 van zaak B omdat niet alle facturen in de tenlastelegging zijn opgenomen, althans niet voor alle facturen bewijs is, wordt verworpen. Bij verdachten, maar ook bij [naam B.V. 1] zijn veel “setjes” valse en juiste facturen aangetroffen. Niet altijd zijn beide versies aangetroffen en soms is uitsluitend de betaling van [naam B.V. 1] aan de bedrijven van verdachte teruggevonden. Gelet op de modus operandi, die bij alle inkoopfacturen hetzelfde was, gaat de rechtbank ervan uit dat elke betaling die door [naam B.V. 1] is gedaan en elke juiste inkoopfactuur is gebaseerd op een valse inkoopfactuur. Van de factuur in de tenlastelegging met nummer 12 heeft de rechtbank vastgesteld dat dit geen valse factuur betreft, maar dat het de juiste factuur betreft behorend bij de valse factuur die als nummer 11 in de tenlastelegging is opgenomen. Voor die factuur met nummer 12 zal daarom vrijspraak volgen. Voor de facturen met nummers 14 en 15 zal eveneens vrijspraak volgen, nu deze facturen zijn aangetroffen bij [naam B.V. 1] én deze facturen volgens de bevindingen van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) niet zijn gebruikt. Het aantal van 395 kan daarom worden bewezen zonder dat al die facturen afzonderlijk, met nummer, in de tenlastelegging zijn opgenomen of als bewijsmiddel in het dossier zijn opgenomen.
De rechtbank acht dan ook bewezen het in zaak A onder 1 primair en 2 primair, en in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde feitelijk leidinggeven aan medeplegen van belastingontduiking, witwassen en valsheid in geschrift. Vanwege het structurele karakter hiervan, acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte van het medeplegen van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Vrijspraak van vervalsing van de overeenkomst/machtiging (zaak B, feit 2)
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van het in zaak B onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde (doen) vervalsen van die specifieke overeenkomst/machtiging door – onder meer – het namaken van de handtekening van [persoon 3] . Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] dat heeft gedaan en niet dat verdachte daarmee iets van doen heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Wapen- en munitiebezit (zaak B, feit 3)
De rechtbank acht wel het onder 3 ten laste gelegde wapen- en munitiebezit bewezen. Verdachten wisten van het bestaan van het wapen en hadden daar beschikkingsmacht over. [20]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde:
[naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 oktober 2017 te Duivendrecht en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Mijdrecht en/of Apeldoorn en/of Hoorn en/of te Bedburg-Hau
opzettelijk bij de belastingwet voorziene (elektronische) aangiften als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten 91, (elektronische) aangiften voor de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2017, te weten (onder meer)
A. ten name van [naam B.V. 2] ( [naam B.V. 2] )
57 maandaangiften omzetbelasting over de tijdvakken januari 2011 tot en met december 2015 (DOC-051, AMB-020, DOC-040), waaronder de aangiften over de tijdvakken
- februari 2011 (DOC-051, p. 10), en
- oktober 2011 (DOC-051, p. 18), en
- januari 2012 (DOC-051, p. 21), en
- september 2012 (DOC-051, p. 29), en
- mei 2013 (DOC-051, p. 37), en
- december 2013 (DOC-051, p. 44), en
- januari 2014 (DOC-051, p. 45), en
- oktober 2014 (DOC-051, p. 54), en
- mei 2015 (DOC-051, p. 73-75), en
- september 2015 (DOC-051, p. 85-87), en
ten name van [naam B.V. 3] ( [naam B.V. 3] )
28 maandaangiften omzetbelasting en 1 kwartaalaangifte omzetbelasting over de tijdvakken januari 2011 tot en met december 2014 (DOC-050, AMB-021, DOC-041), waaronder de aangiften over de tijdvakken
- vierde kwartaal 2011 (DOC-050, p. 12) en
- februari 2012 (DOC-050, p. 14), en
- december 2012 (DOC-050, p. 24), en
- januari 2013 (DOC-050, p. 25), en
- december 2013 (DOC-050, p. 36), en
- februari 2014 (DOC-050, p. 38), en
- december 2014 (DOC-050, p. 50-52), en
ten name van [naam B.V. 4] ( [naam B.V. 4] )
4 kwartaalaangiften omzetbelasting, te weten de aangiften over de tijdvakken
(DOC-063, AMB-008)
- eerste kwartaal 2016 (DOC-063, p. 5-7), en
- tweede kwartaal 2016 (DOC-063, p. 8-10), en
- derde kwartaal 2016 (DOC-063, p. 11-13), en
- vierde kwartaal 2016 (DOC-63, p. 14-16), en
ten name van [naam B.V. 5] ( [naam B.V. 5] )
1 kwartaalaangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2017 (DOC-092, p. 8-10,
AMB-032),
onjuist hebben laten doen
immers hebben [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] telkens opzettelijk op de bij de belastinginspecteur of de Belastingdienst te Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde/ingestuurde/ingediende aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde kwartalen/maanden in genoemde perioden onjuiste, te lage bedragen aan omzet/belastbaar bedrag/belasting laten , terwijl die feiten telkens er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, telkens aan vorenstaande feiten feitelijk leiding heeft gegeven;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde:
[naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 november 2017 te Duivendrecht en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Mijdrecht en/of Hoorn en/of te Bedburg-Hau
voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal circa € 2.302.823,- (DOC-104), te weten ten aanzien van
- [naam B.V. 2] (1 januari 2011 tot en met 26 november 2017):
Euro 1.547.017,-, en
- [naam B.V. 3] (1 januari 2011 tot en met 26 november 2017): Euro 105.409,-, en
- [naam B.V. 4] (1 januari 2016 tot en met 26 november 2017): Euro 591.987,-, en
- [naam B.V. 5] (1 juli 2017 tot en met 26 november 2017): Euro 58.410,-,
voorhanden hebben gehad en hebben verworven en hebben omgezet en/of van die geldbedragen gebruik hebben gemaakt, en
terwijl [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] , telkens wisten dat dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] daarvan een gewoonte hebben gemaakt,
zulks terwijl hij, verdachte, telkens aan vorenstaande feiten feitelijk leiding heeft gegeven;
ten aanzien van het in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde:
[naam B.V. 2] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] op meer tijdstippen in de periode van 9 april 2012 tot en met 26 november 2017 te Duivendrecht en/of Mijdrecht en/of Hoorn en/of te Bedburg-Hau tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gebruik hebben gemaakt en/of hebben afgeleverd en/of voorhanden hebben gehad
395 (AMB-058a) valse geschriften, te weten inkoopfacturen, waaronder
A) 254 inkoopfacturen gericht aan [naam B.V. 2] ( [naam B.V. 2] ) (AMB-054, zie ook AMB-040 en AMB-040a), waaronder:
1.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 20120914 en factuurdatum 14 september 2012, met een totaal bedrag van
$ 12.868,44 (DOC-161, p. 1), en
2.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 0409A en factuurdatum 9 april 2012, met een totaal bedrag van $12.909,24 (DOC-119, p. 1), en
3.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 0409B en factuurdatum 9 april 2012, met een totaal bedrag van $9.059,58 (DOC-119, p. 3), en
4.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 0409C en factuurdatum 9 april 2012, met een totaal bedrag van $16.583,70 (DOC-119, p. 5), en
5.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 2] met factuurnummer LX13311 en factuurdatum 26 september 2013, met een totaal bedrag van $ 10.454,88 (DOC-160,
p. 1), en
6.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 3] met factuurnummer 20130428 en factuurdatum 28 april 2013, met een totaal bedrag van $ 11.529,64 (DOC-162,
p. 2-3), en
7.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 3] met factuurnummer 20130731 en factuurdatum 31 juli 2013, met een totaal bedrag van $10.595,81(DOC-163, p. 2-3), en
8.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 2] met factuurnummer LX14375 en factuurdatum 4 september 2014, met een totaal bedrag van $ 6.520,80 (DOC-164, p. 1), en
9.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 4] met factuurnummer ZB1416L en factuurdatum 26 september 2014, met een totaalbedrag van $ 12.960,00
(DOC-187 p. 1), en
10.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 5] met factuurnummer YK14204 en factuurdatum 6 februari 2015, met een totaalbedrag van $ 5.412,00 (DOC-188,
p. 2), en
11.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 6] met factuurnummer OR306 en factuurdatum 9 november 2015, met een totaalbedrag van $ 15.081,00 (DOC-113, p. 3), en
13.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 7] met factuurnummer FSN211623 en factuurdatum 12 mei 2016, met een totaalbedrag van $ 7.484,64 (DOC-202, p. 2), en
B) 91 inkoopfacturen gericht aan [naam B.V. 4] (AMB-053, zie ook AMB-031 en AMB-031a), waaronder
1.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 20161128, en factuurdatum 28 november 2016, met een totaal bedrag van
$ 10.894,28 (DOC-146, p. 1-3), en
2.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 20170121, en factuurdatum 21 januari november 2017, met een totaal bedrag van $ 11.087,28 (DOC-148, p. 4-6), en
3.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer 20170320, en factuurdatum 20 maart 2017, met een totaal bedrag van $ 11.543,24 (DOC-149, p.4-6), en
4.een factuur afkomstig van [naam bedrijf] met factuurnummer 202538, en factuurdatum 9 augustus 2016, met een totaal bedrag van $ 28.140,00 (DOC-176, p. 1), en
C) 50 inkoopfacturen gericht aan [naam B.V. 5] (AMB-049, AMB-058,
zie ook AMB -041 en AMB-041a), waaronder:
1.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 7] met factuurnummer FSN212324‑4 en factuurdatum 10 oktober 2017, met een totaal bedrag van $5.401,08 (DOC-098c), en
2.een factuur afkomstig van [naam Ltd. 1] met factuurnummer LX17512, en factuurdatum 18 oktober 2017, met een totaal bedrag van $7.006,00 (DOC-145, p. 3), en
3.een factuur afkomstig van [naam bedrijf] met factuurnummer 205540, en factuurdatum 30 september 2017, met een totaal bedrag van
$ 33.316,32 (DOC-173, p. 2),
zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
terwijl [naam B.V. 2] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] en hun mededaders telkens wisten dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst
en bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben van voornoemde valse of vervalste facturen hierin dat [naam B.V. 2] en [naam B.V. 4] en [naam B.V. 5] hun mededaders telkens voornoemde valse facturen als basis hebben laten dienen voor de berekening van invoerrechten en antidumpingheffing en telkens voornoemde facturen per mail hebben toegezonden aan expediteurs/expeditieondernemingen/direct vertegenwoordigers en telkens voornoemde facturen hebben opgenomen in de administratie van voornoemde vennootschappen (AMB-043),
en bestaande die valsheid telkens hierin dat in die facturen een lagere inkoopprijs is opgenomen dan in werkelijkheid was overeengekomen tussen [naam B.V. 1] en de betreffende Chinese leveranciers en dat in die facturen is opgenomen/voorgewend dat [naam B.V. 2] BV of [naam B.V. 4] of [naam B.V. 5] de inkoper van de goederen is, terwijl die goederen in werkelijkheid door [naam B.V. 1] ingekocht werden bij de betreffende Chinese leveranciers,
zulks terwijl hij, verdachte, telkens aan vorenstaande feiten feitelijk leiding heeft gegeven;
ten aanzien van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde:
verdachte op 27 november 2017 te Duivendrecht tezamen en in vereniging met een ander
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Ruger, model GP100, kaliber .357 Magnum,
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten negentig kogelpatronen van het kaliber .357 Magnum en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 4º, te weten 1 kogelpatroon van het kaliber .357 Magnum, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Dat verdachte zou zijn vergeten dat het wapen in de opslag lag, kan – anders dan de raadsman stelt - niet tot ontslag van alle rechtsvervolging leiden. Het verweer wordt verworpen.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde een beroepsverbod.
De verdediging acht de strafeis buitenproportioneel. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de leeftijd van de feiten en van verdachte, het blanco strafblad en het feit dat door verdachten geen financieel voordeel is genoten.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan een complex van fraudefeiten waarmee zij zichzelf voor een bedrag van meer dan 2,3 miljoen euro hebben verrijkt. Verdachte heeft dat kennelijk niet zo ervaren, gelet op het feit dat hij ten overstaan van de politie en ter zitting telkens heeft herhaald dat het geld is benut om andere financiële gaten mee te dichten. De rechtbank wijst verdachte erop dat ook als het geld is gebruikt om schulden af te betalen verdachten voordeel hebben genoten, bijvoorbeeld het voordeel dat de bedrijven niet failliet zijn gegaan. Daarnaast constateert de rechtbank dat het dossier het standpunt van verdachten dat zij geen luxeleven zouden hebben geleid niet ondersteunt. Zo beschikten verdachten over twee woningen, twee auto’s en dineerden zij volgens getuigen in (dure) restaurants.
Bij het bepalen van de straf is de rechtbank uitgegaan van de nadeelsberekening in plaats van de voordeelsberekening. De rechtbank acht voor de strafbepaling namelijk relevant welke mate van financiële schade verdachten hebben aangericht. Die schade, bestaande uit de niet afgedragen omzetbelasting en de ontdoken invoerrechten en antidumpingheffingen, is geschat op ongeveer 4,5 miljoen. Vervolgens is aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op basis daarvan is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele jaren de enige passende straf. Dat [verdachte] niet wordt veroordeeld voor de vervalsing van de handtekening van [persoon 3] maakt daarbij geen verschil, omdat dat een druppel op een gloeiende plaat in het geheel is. Het wapenbezit draagt, waarvoor de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden voorschrijft, weegt mee. Het al dan niet “vergeten” van het bezit van een wapen is geen reden om geen straf op te leggen.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het strafblad (uittreksel dat ter zitting aan de rechtbank is over gelegd), heeft de rechtbank geen redenen gevonden om die straf naar boven of naar beneden bij te stellen.
Beroepsverbod
Alleen al het gewoontewitwassen, en dus zeker het feitencomplex in het geheel, is reden om aan verdachte een beroepsverbod op te leggen. Verdachten hebben namelijk gedurende een lange periode, op grote schaal en op verschillende fronten gefraudeerd via hun bedrijven. De fraudeleuze gedragingen zijn bij boekencontroles telkens verlegd zodat verdachten daarmee door konden blijven gaan. De rechtbank wordt gesterkt in de overtuiging dat een beroepsverbod passend en geboden is door de inhoud van tapgesprekken die [verdachte] vanuit de PI met [persoon 3] heeft gevoerd. Daarin heeft [verdachte] gezegd dat [medeverdachte] “3 tot 5 jaar” zou krijgen en dat hij met [persoon 3] in Duitsland zou kunnen wonen terwijl [persoon 3] werkte in de winkel en dat ze dan wat zouden “afromen”. De uitleg die verdachte daarover ter zitting heeft gegeven, namelijk dat hij met ‘afromen’ bedoelde dat [persoon 3] “wat centjes kon verdienen” acht de rechtbank, gelet op de bewezen verklaarde feiten waarbij verdachten jarenlang omzet hebben afgeroomd, volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht daarom tevens een beroepsverbod ex artikel 28 jo 420quinquies van het Wetboek van Strafrecht (in plaats van als bijzondere voorwaarde) passend. Het verbod zal gelden voor 5 jaar nadat de gevangenisstraf is uitgezeten.
9. Beslag
Onder verdachte is in beslag genomen:
Geld: EUR 73.040,--
Revolver: RUGER Gp100
Munitie: 91 stuks munitie .357
Doos: Dynamit Nobel .357 Mag
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het geldbedrag als bijkomende straf moet worden verbeurd verklaard. Dat is immers een voorwerp als bedoeld in artikel 33a Sr, dat geheel ten bate van verdachte kan worden aangewend en is verkregen door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde vermogensfeiten. Het verweer dat een derde een vordering zou hebben op (de bedrijven van) verdachten en het bedrag daarom niet verbeurd verklaard zou mogen worden, is geenszins concreet gemaakt en wordt reeds daarom verworpen.
De revolver, munitie en bijbehorende door dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het in zaak B onder 3 bewezen verklaarde feit is begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 28, 31, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 51, 57, 225, 420ter, 420quinquies van het Wetboek van Strafrecht;
  • 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 primair en 2 primair en het in zaak B onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde:
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair bewezen verklaarde:
feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van het in zaak B onder 1 primair bewezen verklaarde:
feitelijk leidinggeven aan medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd en/of feitelijk leiding geven aan medeplegen van voorhanden hebben en/of afleveren van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht terwijl verdachte weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik van dit geschrift als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak B onder 3 bewezen verklaarde:
medeplegen van overtreding van artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
6 (zes) maandenvan deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Ontzet verdachte van de uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoonals bedoeld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van
5 (vijf) jaren, ingaande nadat verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten.
Verklaart verbeurd: geld, totaal € 73.040,--.
Onttrekt aan het verkeer: revolver (RUGER Gp100), munitie (91 stuks .357) en een doos.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R.E. Evans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2018.
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Geschriften, te weten:
3.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 18 april 2018, genummerd V-08-07 (pag. 11).
4.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 1] van 28 november 2017, genummerd V-03-01 (pag. 4 en 6), een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 2] van 4 december 2017, genummerd V-04-01 (pag. 2) en een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 3] van 5 december 2017, genummerd G-03-02 (pag. 2).
5.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 1] van 18 april 2018, genummerd V-03-01 (pag. 3 en 6) en een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 4] van 28 november 2017, genummerd V-06-01 (pag. 3).
6.Een proces-verbaal ter zitting van 5 juni 2018, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
7.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 27 november 2017, genummerd V-05-01 (pag. 2).
8.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 27 november 2017, genummerd V-08-01 (pag. 3 en 4).
9.Een proces-verbaal van ambtshandelingen van 19 april 2018, genummerd AMB-055, en bijbehorend geschrift, te weten een overzicht van verschuivingen van geld tussen rekeningen van verdachten en de betreffende bedrijven, genummerd AMB-055A een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 17 april 2018, genummerd V-05-10 (pag. 9).
10.Processen-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 18 april 2018, genummerd V-08-07 (pag. 5) en van 19 april 2018, genummerd V-08-08 (pag. 4), en processen-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 4 december 2017, genummerd V-05-06 (pag. 5).
11.Processen-verbaal van ambtshandelingen van 23 april 2018, genummerd AMB-046A en AMB-047A, en alle in de tenlastelegging van zaak A onder 1 primair genoemde documenten.
12.Een proces-verbaal van ambtshandelingen van 15 februari 2018, genummerd AMB-044.
13.Een proces-verbaal van ambtshandelingen:
14.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 1] van 18 april 2018, genummerd V-03-01 (pag. 3 en 6) en een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 4] van 28 november 2017, genummerd V-06-01 (pag. 3).
15.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 4 december 2017, genummerd V-05-06 (pag. 2) en een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 4] van 28 november 2017, genummerd V-06-01 (pag. 14).
16.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 19 april 2018, genummerd V-08-08 (pag. 2).
17.Een geschrift, te weten een uitgewerkt tapgesprek waarin verdachte [verdachte] te horen is, gedateerd op
18.Zie daarvoor de bewijsmiddelen bij voetnoot 13.
19.Idem.
20.Een proces-verbaal ter zitting van 5 juni 2018, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte en een proces-verbaal van wapenonderzoek van 18 december 2017, genummerd DOC-100.