In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Field Willow Real Estate Investments B.V. (eiseres) en een voormalige huurster (gedaagde). De eiseres vorderde betaling van kosten die zij had gemaakt voor het verhelpen van een lekkage in het gehuurde appartement en voor het afvoeren van afval uit het trappenhuis. De huurster betwistte de vorderingen en stelde dat zij slechts een plant had achtergelaten en dat de kosten voor de lekkage niet aan haar konden worden toegerekend.
De procedure begon met een dagvaarding op 26 maart 2018, gevolgd door een comparitie op 14 juni 2018. Tijdens de comparitie zijn beide partijen gehoord en hebben zij hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres, Field Willow, de kosten voor de lekkage had gemaakt zonder dat de huurster hiervoor opdracht had gegeven. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de lekkage in de badkamer van de huurster was ontstaan en dat de kosten voor het verhelpen van de lekkage niet op de huurster konden worden verhaald.
Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de kosten voor het afvoeren van afval uit het trappenhuis ook niet konden worden toegewezen, omdat niet was aangetoond dat de huurster meer dan een plant had achtergelaten. De kantonrechter wees de vorderingen van Field Willow af en veroordeelde haar in de proceskosten van de huurster. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in huurgeschillen en de verantwoordelijkheden van huurders en verhuurders.