ECLI:NL:RBAMS:2018:4900

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
13-684056-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel voor winkeldiefstal met recidive en ongewenst verblijf

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd op 2 februari 2018 twee doosjes scheermesjes van Kruidvat te hebben gestolen. Tijdens de zitting op 11 mei 2018 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Kouwenhoven, en de verdediging door zijn raadsman, mr. H. Loth. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft op basis van de aangifte, het proces-verbaal van aanhouding en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen is.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd zou krijgen voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft echter besloten om de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen, waarbij de verdachte niet in aanmerking komt voor aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder al meerdere keren was uitgezet naar Italië, maar steeds weer terugkeerde naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de samenleving en om de kans op recidive te verkleinen.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel werd opgelegd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684056-18 (Promis)
Datum uitspraak: 25 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Kouwenhoven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H. Loth naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat hij op 2 februari 2018 te Amsterdam twee doosjes scheermesjes van Kruidvat heeft gestolen.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen moet worden verklaard. Het bewijs bestaat uit de aangifte en het proces-verbaal van aanhouding.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen kan achten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de aangifte, het proces-verbaal van aanhouding en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 2 februari 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee doosjes scheermesjes, toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. Verdachte voldoet aan alle voorwaarden van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De veiligheid van goederen eist de oplegging van de maatregel. Verdachte is ongewenst vreemdeling en kan daarom geen aanspraak maken op sociale voorzieningen in Nederland. Omdat hij geen recht heeft op een uitkering, zal elke euro die verdachte uitgeeft afkomstig zijn van misdrijven. De ISD-maatregel voor vreemdelingen dient niet de repatriëring in Nederland, maar biedt wel de mogelijkheid van een intramuraal programma. Zo zijn er gedragsgerichte programma’s, interventies en trainingen mogelijk. Ook kan er een overplaatsing worden gerealiseerd naar een bijzondere zorgvoorziening binnen het gevangeniswezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft als strafmaatverweer naar voren gebracht dat het niet zinvol is om een ISD-maatregel op te leggen. Verdachte is vaak uitgezet naar Italië, maar hij keert telkens terug naar Nederland. In Italië heeft hij geen geld en geen onderdak. Ook bij zijn familie is hij niet welkom. In Nederland heeft verdachte een sociaal netwerk waar hij wel welkom is. In 2012 heeft de officier van justitie ook gevorderd een ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. De raadsman verwijst naar het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BV:0291. De rechtbank was toen kritisch en oordeelde dat de maatregel weliswaar mede dient ter bescherming van de maatschappij, maar dat tevens moet worden bezien of de oplegging van de maatregel zinvol is. De rechtbank achtte de oplegging van de maatregel toen niet zinvol. De officier van justitie heeft verklaard dat er programma’s mogelijk zijn voor ongewenst vreemdelingen, maar de ervaring leert dat die mogelijkheden tegenvallen. Bovendien heeft de reclassering juist verklaard dat er voor vreemdelingen geen mogelijkheden tot behandeling zijn en dat vanuit de ISD-maatregel kan worden toegewerkt naar uitzetting uit Nederland. Het is niet realistisch te verwachten dat verdachte na zijn volgende uitzetting uit Nederland zal wegblijven. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is meer passend voor verdachte dan de ISD-maatregel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 6 februari 2018, opgemaakt door R.P.M. Janssen. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Het verhoor van verdachte geeft geen aanknopingspunten voor de eventuele aanwezigheid van psychische problematiek. Er is geen dringende noodzaak om, alvorens te kunnen adviseren over het eventueel opleggen van een ISD-maatregel, nader onderzoek te verrichten in de vorm van een Pro Justitia rapportage. Eventuele problematiek kan goed binnen de ISD inrichting worden beoordeeld. Er is geen contra-indicatie voor de ISD-maatregel.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van
5 februari 2018, opgemaakt door M. Broere. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte is verslaafd, leeft op straat en mag als ongewenst vreemdeling niet in Nederland verblijven. Hij kan geen aanspraak maken op maatschappelijke voorzieningen waardoor de kans op recidive zeer hoog is. Verdachte is tijdens zijn rechtszitting op 20 oktober 2017 veroordeeld. Na het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van die straf is hij uitgezet naar Italië. Echter voor hij einde van 2017 is hij weer teruggekeerd naar Nederland. Verdachte zou tot op heden al twintig keer zijn uitgezet naar Italië, maar hij komt steeds terug. Zijn drugsverslaving zou hiervan de oorzaak zijn. Verdachte voldoet aan de harde en de zachte eisen van de ISD. Wij denken dat vreemdelingen ISD de enige optie is om de onderhavige zaak af te doen. Ondanks de ISD dreiging waarvan verdachte op de hoogte is, blijft hij recidiveren.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Inforsa van 1 mei 2018, opgemaakt door R. Nuyens. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Stichting AMOC heeft verdachte circa vijftien keer ondersteund bij zijn terugkeer naar Italië. Verdachte keerde elke keer weer terug naar Nederland. Verdachte wil in Nederland werken aan zijn problematiek en zich hier vestigen. Hij heeft echter geen recht op sociale voorzieningen en is ongewenst vreemdeling. Plaatsing in de ISD voor vreemdelingen is geïndiceerd en wordt geadviseerd. Het recidiverisico is hoog. Middels oplegging van de ISD-maatregel voor vreemdelingen kan worden toegewerkt naar uitzetting uit Nederland.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 11 mei 2018 reclasseringswerker, R. Nuyens, verbonden aan Reclassering Inforsa, als deskundige gehoord. De deskundige heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het primaire doel van het opleggen van een vreemdelingen ISD-maatregel is de verdachte terug te laten keren naar het land van herkomst. De reclassering heeft er echter weinig vertrouwen in dat verdachte daar zal blijven. Er is geen ander advies mogelijk dan het opleggen van de vreemdelingen ISD-maatregel. Die maatregel dient een tweeledig doel, waaronder de bescherming van de samenleving. Verdachte zal blijven recidiveren. Verdachte komt niet in aanmerking voor een klinische verslavingssetting omdat hij geen legitieme verblijfstatus in Nederland heeft.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. In de onderhavige zaak is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 10 april 2018 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode van 2 februari 2018 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening meee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de oplegging van de ISD-maatregel niet zinvol is en dat het niet realistisch is dat verdachte na uitzetting uit Nederland zal wegblijven. De eerder aan verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat verdachte zijn gedrag heeft veranderd, en gelet op de door verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade dient het belang van de samenleving voorop te staan. Verdachte liep ten tijde van het begaan van het onderhavige feit in een proeftijd, waarbij hem een flink voorwaardelijk deel aan gevangenisstraf boven het hoofd hing. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te begaan. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel dus zinvol in die zin dat de maatschappij tegen verdachte zal worden beschermd. Bovendien heeft de officier van justitie ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat er binnen de ISD-maatregel ook voor vreemdelingen een intramuraal programma mogelijk is. De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte aan zijn verslavingsproblematiek zal werken, zodat het recidiverisico zal worden verkleind.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van de ISD-maatregel passend en geboden. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Omdat het in de verwachting ligt dat verdachte binnen afzienbare tijd als ongewenst vreemdeling naar Italië uitgezet kan worden, zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de duur van één jaar opleggen. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal de rechtbank niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 februari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/684318-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 3 november 2017 van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte van 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zoals uit dit vonnis blijkt heeft verdachte zich wel binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft daarom gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel wordt bevolen.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de tenuitvoerlegging.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen omdat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
1 (één) jaar.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/684318-17 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 mei 2018.