ECLI:NL:RBAMS:2018:5037

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
13/669013-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkrachtingszaak door gebrek aan overtuigend bewijs

Op 12 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak kwam ter terechtzitting op 28 juni 2018, waar de officier van justitie, mr. H.H. Boersma, de vordering indiende. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van de aangeefster, waarbij geweld en dwang zouden zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte stonden lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank concludeerde dat er te veel vragen onbeantwoord bleven over de omstandigheden van de zaak, zoals de vrijwilligheid van de seksuele handelingen en de interactie tussen de verdachte en de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de kapotte BH en de bult op het hoofd van de aangeefster niet voldoende bewijs boden voor dwang. Gezien de redelijke twijfel over de schuld van de verdachte, werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank hefte ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669013-17
Datum uitspraak: 12 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.H. Boersma, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Huibers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij mevrouw [aangeefster] heeft verkracht.
De volledige tenlastelegging luidt als volgt, verdachte wordt verweten:
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 7 februari 2017 tot en met 08 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handeling(en) die bestonden uit of (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [aangeefster] , hebbende verdachte
- het gezicht, waaronder de mond, en/of de nek, in elk geval het lichaam, van voornoemde [aangeefster] gekust en/of gelikt en/of de borsten/tepels, in elk geval het lichaam, van voornoemde [aangeefster] gekust en/of gelikt en/of gezogen en/of gebeten en/of
- de clitoris van voornoemde [aangeefster] gelikt en/of éénmaal of meermalen zijn tong in de vagina van voornoemde [aangeefster] gebracht en/of geduwd en/of
- de benen van voornoemde [aangeefster] omhoog gebracht en/of vastgehouden en/of éénmaal of meermalen zijn penis in de vagina van voornoemde [aangeefster] gebracht en/of geduwd,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging(en) met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- voornoemde [aangeefster] (indringend) heeft aangekeken en/of de bovenarm(en), in elk geval het lichaam, van voornoemde [aangeefster] (hard en/of met kracht) heeft vastgepakt en/of
- éénmaal of meermalen tegen voornoemde [aangeefster] heeft gezegd 'Ik hou van jou', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) (nadat voornoemde [aangeefster] had gezegd dat zij niet van hem houdt en dat hij dat niet moest doen) agressief/boos en/of verdrietig naar [aangeefster] heeft gekeken en/of (vervolgens) het lichaam van voornoemde [aangeefster] (hard en/of met kracht) naar achteren heeft geduwd en/of
- het lichaam van voornoemde [aangeefster] heeft vastgegrepen en/of geduwd (richting de slaapkamer) waarna voornoemde [aangeefster] haar evenwicht kwijtraakte en met (de achterzijde van) haar hoofd (hard en/of met kracht) tegen een hard object knalde/viel en/of
- ( vervolgens) voornoemde [aangeefster] naar de slaapkamer heeft gebracht/geleid en/of zijn vinger voor zijn mond heeft gehouden en tegen voornoemde [aangeefster] heeft gezegd: 'Sssst' en/of 'stil', althans geluiden en/of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) zijn verdachte's kleding heeft uitgetrokken en/of de kleding van voornoemde [aangeefster] heeft uitgetrokken waarbij hij de BH van voornoemde [aangeefster] stuk/kapot heeft getrokken/gerukt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Het procesdossier bevat voldoende wettig bewijs. De aangifte van mevrouw [aangeefster] wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin de telefonische 112-melding van aangeefster is uitgeschreven, het
intakegesprekvan aangeefster dat plaatsvond twee uur na haar 112-melding en haar aanvullende verklaring van 22 februari 2017. Verder ziet de officier van justitie steun in de verklaring van verbalisanten die ter plaatse kwamen en zagen dat aangeefster hevig geëmotioneerd was en haar direct hoorden verklaren over haar kapotgescheurde BH en over de bult op haar hoofd. Die bult werd ook door de forensisch arts bij het forensisch onderzoek geconstateerd en in het dossier zitten foto’s van een kapotte BH. De officier van justitie heeft ook de overtuiging dat aangeefster door verdachte verkracht is. Hij vindt haar verklaringen geloofwaardig en consequent. Het tegendeel is het geval bij de verklaringen van verdachte. Die zijn volgens de officier van justitie niet alleen inconsequent, maar ook tegenstrijdig. Zo heeft hij verklaard dat hij door aangeefster is gedwongen seks met haar te hebben, maar hij kwam daar later op terug. Verder heeft hij aangegeven dat hij op 7 februari 2017 voor het eerst seks met aangeefster had, terwijl uit een latere verklaring volgt dat zij volgens verdachte al vaker seks hadden gehad. Daarnaast blijkt uit zijn verklaring tegenover de rechter-commissaris dat hij denkt dat aangeefster iets in zijn thee zou hebben gedaan, maar bij navraag hiernaar op de zitting weet hij daar niets meer van. Tot slot had verdachte naar eigen zeggen die avond geen alcohol gedronken, terwijl verbalisanten bij zijn aanhouding constateerden dat zijn adem naar alcohol rook. Er is daarom reden om aan de verklaring van verdachte te twijfelen.
De officier van justitie acht de verkrachting wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie vordert aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 36 maanden en de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel te bepalen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Daarnaast ontbreekt het aan de vereiste overtuiging dat sprake is geweest van dwang.
De raadsman stelt dat al het bewijs afkomstig is van één bron, te weten aangeefster. Zowel het proces-verbaal van bevindingen waarin de toegesnelde agenten het verhaal van aangeefster hebben genoteerd, haar aangifte, haar nadere verklaring van 22 februari 2017 als de 112-melding berusten op het woord van aangeefster. Ook het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , en de daarbij horende schermafbeeldingen van hun WhatsApp-gesprek, bevat enkel informatie afkomstig van aangeefster. Uit het procesdossier blijkt dat aangeefster een bult op haar hoofd had en dat haar BH kapot is gescheurd. Niet is vast te stellen dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is. De raadsman is daarom van mening dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte mevrouw heeft gedwongen tot seksuele handelingen.
Subsidiair voert de raadsman aan dat de bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend zijn. De omstandigheden passen beter bij een vrijwillig seksueel contact dan bij een verkrachting. Opvallend is dat aangeefster op eerdere momenten met haar familie heeft gesproken over al dan niet trouwen met verdachte. In de nacht van 7 op 8 september 2017 hebben zij met elkaar gezoend, is verdachte na afloop van de seks gaan douchen en er is zowel bij aangeefster als verdachte geen letsel is waargenomen dat duidt op een verkrachting. Ook wijst de raadsman op het tijdverloop: verdachte kwam rond 23:00 uur bij aangeefster thuis en aangeefster belde pas om 01:05 uur de politie. Volgens aangeefster heeft de seks vrijwel direct na het arriveren van verdachte plaatsgevonden en heeft zij heel kort daarna 112 gebeld. Hieruit volgt dat de seksuele handelingen twee uur hebben geduurd. Dit is een contra-indicatie voor verkrachting. Vanwege de geloofsovertuiging van verdachte heeft hij niet direct bekend dat hij, als getrouwde man, seks buiten het huwelijk, heeft gehad. Tot slot stelt de raadsman dat ook aangeefster niet consequent in haar verklaringen is geweest.
De raadsman verzoekt verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde en de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
3.3
Het oordeel van de rechtbank: vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte en aangeefster seks met elkaar hebben gehad in de nacht van 7 op 8 februari 2017. De lezingen over de vrijwilligheid van dit seksuele contact liggen echter ver uit elkaar. Aangeefster stelt – kort gezegd – dat zij door verdachte is verkracht. Verdachte ontkent dit en stelt dat hij en aangeefster een seksuele relatie hadden, en dat de seks vrijwillig plaatsvond.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen in het dossier vaststellen dat aangeefster en verdachte op 7 februari 2017 tussen 21:17 uur en 22:59 uur WhattsApp-contact met elkaar hadden. Zij spraken af dat verdachte, een kennis en buurman van aangeefster, een crosstrainer bij haar zou komen ophalen. Verdachte verscheen kort na het laatste WhatsApp-bericht (om 22:59 uur) bij aangeefster voor de deur. Hij heeft de crosstrainer opgehaald, mee naar buiten genomen en in zijn auto gezet, die in de buurt van de woning van aangeefster (tevens in de buurt van zijn eigen woning) geparkeerd stond.
Aangeefster verklaart dat verdachte daarna uit eigen beweging terugkwam naar haar woning, haar vastpakte, waardoor zij haar hoofd ergens tegenaan stootte, en haar op bed duwde. Verdachte ontkleedde zichzelf en daarna aangeefster waarbij hij haar BH kapot scheurde. Om 01:05 uur belde aangeefster de politie en maakte zij er melding van dat zij verkracht zou zijn door verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij de crosstrainer in zijn auto legde, door aangeefster terug werd geroepen. Hij is teruggegaan naar haar woning, waarna zij vrijwillig seks hebben gehad.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er voldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling te komen. Anders dan de raadsman beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. Naast de verklaringen van aangeefster zelf bevinden zich in het procesdossier de 112-meldingen het proces-verbaal van bevindingen van de agenten die kort na de melding met aangeefster spraken. Verbalisanten constateerden dat aangeefster geëmotioneerd was toen zij de deur opende, dat zij huilde, dat zij moeilijk uit haar woorden kwam en dat zij behoorlijk in paniek was. Dit proces-verbaal is naar het oordeel van de rechtbank ondersteunend voor de verklaringen van aangeefster. Hetzelfde geldt voor de 112-melding die woordelijk is uitgewerkt in een proces-verbaal, en die ter terechtzitting is beluisterd. Aangeefster heeft huilend en overstuur 112 heeft gebeld en vertelde direct dat zij door haar buurman is verkracht. Daarnaast is bij aangeefster een bult op haar hoofd geconstateerd, en heeft de politie vastgesteld dat haar BH was gescheurd. Ook dit ondersteunt de verklaring van aangeefster, die immers verklaart dat verdachte haar duwde en dat zij daardoor met haar hoofd ergens tegenaan stootte, en dat verdachte haar BH kapot maakte.
De rechtbank concludeert dat het dossier al met al voldoende steunbewijs bevat voor de aangifte. Deze ondersteunende bewijsmiddelen zijn afkomstig van een andere bron dan aangeefster zelf. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat er in de kern slechts sprake is van bewijs afkomstig uit één bron, wordt aldus verworpen.
De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of op basis van het wettige bewijs de rechtbank ook de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Teveel vragen blijven in dit dossier onbeantwoord. Bijvoorbeeld vragen als: waarom is verdachte twee uur bij aangeefster in de woning geweest, waarom en op wiens initiatief kwam verdachte na het inladen van de crosstrainer weer terug in de woning, is er nu wel of niet thee gedronken, wat speelde tussen verdachte en aangeefster, gelet op het feit dat zij haar familie toestemming heeft gevraagd om met hem te trouwen, etc. De rechtbank ziet zich gesteld voor het dilemma dat zowel de verklaring van aangeefster als de lezing van verdachte op basis van het dossier voor waar kan worden aangenomen. Ook de lezing van verdachte wordt namelijk niet weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende grond is om zijn verklaring zonder meer als niet aannemelijk of ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Ten aanzien van het kernpunt in deze zaak - was de seks vrijwillig of was er sprake van dwang? – is er geen doorslaggevend bewijs. De kapotte BH en de bult op het hoofd bewijzen naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot seks.
In een dergelijk geval rest de rechtbank niets anders dan terug te vallen op een grondregel van ons strafrechtelijk systeem: in het geval van redelijke twijfel dient die twijfel in het voordeel van verdachte te worden beslecht (in dubio pro reo). De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] vordert € 1.369,50 aan materiële schadevergoeding en € 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken. Aan verdachte wordt dus ook geen straf of maatregel opgelegd en ook artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt niet toegepast. Op grond van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering is de vordering van de benadeelde partij in dat geval niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet over de inhoud van de vordering kan beslissen. De benadeelde partij kan haar vordering eventueel nog aan de civiele rechter voorleggen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2018.