ECLI:NL:RBAMS:2018:5038

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
13/702324-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor heling en wapenbezit met vrijspraak voor poging tot zware mishandeling en veroordeling voor wederspannigheid

Op 12 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling, wapenbezit, geweld tegen een agent en poging tot fietsendiefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en de poging tot fietsendiefstal, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan heling en wapenbezit. De verdachte kreeg een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven weken opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan heling van een iPhone 5, vijf schilderijen en een collectie Star Wars-items, en dat hij wapens en munitie van categorie III voorhanden had. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de wederspannigheid, waarbij de verdachte zich met geweld verzette tegen de aanhouding door een agent. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het volgen van reclasseringstoezicht en het vinden van een fulltime baan, en matigde de straf dienovereenkomstig. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen rechtstreekse schade was veroorzaakt door een bewezen verklaard strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702324-15
Datum uitspraak: 12 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. T.R. van Roomen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort samengevat ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling, wapenbezit, geweld tegen een agent en een poging tot fietsendiefstal. De volledige tenlastelegging luidt als volgt:
“1.
hij in of omstreeks 28 november 2013 tot en met 24 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een Nikon D80 fotocamera (proces-verbaalnummer 2013294935) en/of
- een iPhone 5 (proces-verbaalnummer 2015097753) en/of
- een bakfiets, merk Urban Arrow (proces-verbaalnummer 2015131647) en/of
- vijf schilderijen (proces-verbaalnummer 2015132224) en/of
- een collectie Star Wars items (proces-verbaalnummer 2015132224) en/of
- een identiteitsbewijs op naam van [persoon] en/of
- een rijbewijs op naam van [persoon 1]
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten
- een Nagant 1895 7.62x38R revolver en/of
- een Lady Smith .22 Long rifle revolver,
en/of munitie van categorie III, te weten
- vier .22 long Rifle patronen en/of
- vier .320 patronen,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een betonschaar, althans een hard voorwerp, op/tegen de hals en/of nek, althans het lichaam, van voornoemde [persoon 2] heeft geslagen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 juli 2016 te Amsterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [persoon 2] , hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten met burgerdienst belast en bezig met de aanhouding van verdachte, door (meermalen) met een betonschaar, althans een hard voorwerp, op/tegen de hals en/of nek, althans het lichaam, van [persoon 2] (meermalen) met een betonschaar, althans een hard voorwerp, op/tegen de hals en/of nek, althans het lichaam, van [persoon 2] te slaan, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten kneuzingen, bij die [persoon 2] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 28 juli 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend (meermalen) met een betonschaar, althans een hard voorwerp, op/tegen de hals en/of nek, althans het lichaam, van [persoon 2] heeft geslagen, waardoor voornoemde [persoon 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 28 juli 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat fiets te verschaffen en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat fiets is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen, het slot (met een betonschaar) heeft/hebben geprobeerd open te breken/te verbreken.”

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de opzetheling van alle in de tenlastelegging onder 1. genoemde voorwerpen bewezen op grond van de processen-verbaal van aangifte en de verklaring van verdachte omtrent het voorhanden krijgen van die voorwerpen. Volgens de officier van justitie wist verdachte van de criminele herkomst van deze goederen, of was ten minst sprake van voorwaardelijk opzet bij verdachte. Het ging immers om veel spullen, die hij telkens onder dubieuze omstandigheden onder zich kreeg en verdachte heeft verklaard dat ten aanzien van de schilderijen en de Star Wars-collectie onraad rook.
Feit 2 acht zij eveneens bewezen nu verdachte heeft verklaard dat hij wist dat deze wapens in zijn woning lagen, en uit het wapenrapport volgt dat het voorhanden hebben van betreffende wapens en munitie verboden is.
Op basis van het proces-verbaal van aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de letselverklaring van aangever acht de officier van justitie ook de onder 3. primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen. Door met een betonschaar richting het hoofd/de hals van de agent te slaan heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard op zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie komt ook tot een bewezenverklaring van het onder 4. ten laste gelegde. Uit de processen-verbaal van bevindingen volgt dat er braaksporen op het fietsslot zaten en dat verdachte samen met een ander naast de fiets hurkte, terwijl zij in het bezit waren van een betonschaar.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt ten aanzien van feit 1 verdachte vrij te spreken van de opzet- dan wel schuldheling van de Nikon fotocamera, het identiteitsbewijs en het rijbewijs. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de iPhone 5, de bakfiets, de schilderijen en de Star Wars-items.
Ook refereert de raadsman zich ten aanzien van feit 2 aan het oordeel van de rechtbank.
Wat feit 3 betreft voert de raadsman aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Er is slechts sprake van één getuige, te weten aangever zelf, en er was volgens de letselverklaring geen uitwendig waarneembaar letsel. Dat is niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Als de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, is hooguit sprake van wederspannigheid en niet van een poging zware mishandeling. Volgens de raadsman kan niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en degene die de fiets probeerde te stelen, zodat het onder 4. ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verklaring van verdachte dat hij enkel de betonschaar kwam halen, kan niet als onwaar terzijde worden geschoven en in dat geval zou hooguit sprake zijn van medeplichtigheid.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 4. ten laste gelegde: poging tot fietsendiefstal
De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde niet bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen wat de rol van verdachte is geweest bij de tenlastegelegde poging tot diefstal van een fiets. Verdachte heeft verklaard dat zijn vriend een fiets wilde stelen en dat hij, verdachte, hem daartoe zijn betonschaar heeft uitgeleend en die betonschaar na een telefoontje van die vriend ging ophalen. De rechtbank kan noch op basis van die verklaring, noch op basis van andere bewijsmiddelen vaststellen dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander bij de poging een fiets te stelen, dat van medeplegen kan worden gesproken. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van feit 4.
3.3.2.
Het oordeel over het onder 3. ten laste gelegde: geweld tegen agent
Verbalisant/aangever [persoon 2] heeft verklaart dat verdachte hem meermalen heeft geslagen met een betonschaar en dat hij daarbij in zijn nek en op zijn schouder is geraakt. Deze betonschaar is ook op de locatie van de confrontatie tussen de agent en verdachte teruggevonden. Uit de letselverklaring van aangever, opgesteld door een forensisch arts van GGD Amsterdam, volgt dat er bij aangever een kneuzing van de schouders is geconstateerd. De duur van de genezing wordt geschat op twee weken. Op basis van het proces-verbaal van [persoon 2] acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever met een betonschaar heeft geslagen. Uit het dossier volgt echter onvoldoende op welke wijze verdachte aangever heeft geslagen, hoe vaak er precies is geslagen, met hoeveel kracht hij heeft geslagen en in welke richting verdachte sloeg. Uit de letselverklaring leidt de rechtbank af dat agent [persoon 2] is geraakt op zijn schouder. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook heeft geslagen tegen of in de richting van de nek of het hoofd van de agent. Hierdoor is niet komen vast te staan dat sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging zware mishandeling. Wel is voldoende komen vast te staan dat verdachte de agent met de betonschaar tegen het lichaam heeft geslagen toen die agent hem aan wilde houden wegens een poging tot fietsendiefstal. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde wederspannigheid.
Het verweer van de raadsman dat sprake is van een verbalisant die zelf aangever is en dat om die reden aan artikel 344 lid 2 Wetboek van Strafvordering (waarin is bepaald dat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar extra bewijskracht heeft) geen toepassing mag worden gegeven, wordt verworpen. Het standpunt van de raadsman vindt geen steun in het recht. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden om aan de inhoud van het proces-verbaal van aangever te twijfelen.
3.3.3.
Het oordeel over het onder 1. ten laste gelegde: heling
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de heling van de Nikon fotocamera, de bakfiets, het identiteitsbewijs en het rijbewijs. Verdachte heeft naar eigen zeggen de Nikon fotocamera op Marktplaats gekocht en op internet gekeken of deze als gestolen stond opgegeven, wat volgens verdachte niet het geval was. Het dossier bevat verder geen informatie over de omstandigheden waaronder verdachte de camera in zijn bezit kreeg. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte ten tijde van de verkrijging van deze camera, wist of had moeten weten dat de camera was gestolen. Verder staat het voor de rechtbank niet vast dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bakfiets wist of moest vermoeden dat deze uit enig misdrijf afkomstig was, nu deze door een vriend werd gebruikt en bij hem thuis werd neergezet. Dat het een mooie, mogelijk kostbare bakfiets betrof, is daarvoor onvoldoende. Verdachte heeft op zitting verklaard dat zijn woning een soort inloophuis was voor verschillende personen en dat er altijd mensen over de vloer kwamen. Zijn woning werd door velen als een opslagruimte gebruikt. In zijn woning zijn een identiteitsbewijs en een rijbewijs gevonden, die in een mapje in een salontafel lagen opgeborgen. Verdachte zegt niet te hebben geweten dat dit identiteitsbewijs en rijbewijs in zijn woning lagen. De rechtbank kan niet vaststellen hoe het identiteitsbewijs en het rijbewijs in de woning van verdachte zijn gekomen en ook niet of verdachte wetenschap had van het feit dat deze in zijn woning lagen, zodat ook hiervan vrijspraak dient te volgen.
Bewezenverklaring
Dat ligt anders wat de heling van de Star Wars-items en de schilderijen betreft. Volgens verdachte kwamen twee vrienden ’s avonds laat met een busje vol goederen bij hem langs en stalden zij – met instemming van verdachte – een gigantische hoeveelheid spullen bij hem thuis, waaronder kennelijk voornoemde Star Wars-items en een vijftal schilderijen. Verdachte heeft verklaard dat hij dit vreemd vond, maar dat hij de gang van zaken voor lief nam omdat hij de spullen wellicht kon verhandelen. De rechtbank vindt op grond van die verklaring bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de goederen van misdrijf afkomstig waren, en zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. van die goederen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat heling van de iPhone 5 is bewezen . Naar eigen zeggen werd verdachte op Koningsdag aangesproken door een voor hem onbekend persoon. Deze verkocht hem op straat een iPhone 5 voor € 110,00, leverde daarbij geen doosje, geen oplader en geen bon of andere bijbehorende papieren. Op dat moment en onder die omstandigheden had verdachte redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de iPhone die hem werd aangeboden van misdrijf afkomstig was.
Medeplegen
Niet kan worden bewezen dat verdachte de heling van de Star Wars-items, schilderijen en iPhone 5 tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
3.3.4.
Het oordeel over het onder 2. ten laste gelegde: wapenbezit
Uit het wapenrapport volgt dat het bezit van de aangetroffen wapens en munitie strafbaar is gesteld in de Wet wapens en munitie. Op grond van dit rapport, het proces-verbaal van bevindingen waarin is geverbaliseerd dat de wapens en munitie in de woning van verdachte zijn aangetroffen en de bekennende verklaring van verdachte hierover, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
omstreeks 28 november 2013 tot en met 24 juni 2015 te Amsterdam,
- een iPhone 5 (proces-verbaalnummer 2015097753) en
- vijf schilderijen (proces-verbaalnummer 2015132224) en
- een collectie Star Wars-items (proces-verbaalnummer 2015132224)
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen telkens wist , dat het door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen goederen betroffen;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 24 juni 2015 te Amsterdam, wapens van categorie III, te weten
- een Nagant 1895 7.62x38R revolver en
- een Lady Smith .22 Long rifle revolver,
en munitie van categorie III, te weten
- vier .22 long Rifle patronen en
- vier .320 patronen,
voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 3. subsidiair ten laste gelegde:
op 28 juli 2016 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [persoon 2] , hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten met burgerdienst belast en bezig met de aanhouding van verdachte, door meermalen met een betonschaar tegen het lichaam van [persoon 2] te slaan, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten kneuzingen, bij die [persoon 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 49 dagen, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte een (gevangenis)straf op te leggen die gelijk is aan de duur van de tijd die verdachte al in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling. Hierdoor heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en munitie. Hoewel de wapens ongeladen waren, werkten twee van de drie wapens naar behoren en verkeerden zij in technisch goede staat. Wapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een gevaar en een bedreiging voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Tot slot heeft verdachte zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Verdachte heeft meermalen met een betonschaar tegen het lichaam van de agent geslagen. De agent heeft daardoor letsel opgelopen. Van agenten wordt verwacht dat zij handhavend optreden als er (vermoedelijk) een strafbaar feit wordt gepleegd, ook als zij daarbij persoonlijk gevaar lopen. Dat agenten bij de uitvoering van hun taak vervolgens gewond raken door toedoen van een verdachte, vind de rechtbank kwalijk.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank de inhoud van de reclasseringsrapportages mee. Hieruit volgt dat verdachte al drie jaar in een schorsingstoezicht loopt. Hij houdt zich keurig aan zijn meldplichten, ervaart deze als prettig, heeft alle opgestelde doelen behaald en heeft in februari 2017 succesvol de module ‘Stap voor Stap’ afgerond. Dit is een interne interventie van de verslavingsreclassering gericht op middelengebruik en delictgedrag. Naar eigen zeggen is verdachte geheel gestopt met het gebruiken van drugs en drinkt hij zeer sporadisch alcohol. Ook heeft verdachte een fulltime baan gevonden.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 5 juni 2018 volgt voorts dat verdachte sinds 28 juli 2016 (feit 3) niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. Het lijkt er dus op dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft weten te geven.
De feiten zijn inmiddels geruime tijd geleden gepleegd; de feiten 1 en 2 dateren van (ruim) drie jaar geleden en ook feit 3 vond bijna twee jaar geleden plaats. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn is geschonden.
Om deze redenen zal de rechtbank de aan verdachte op te leggen straf matigen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, vanwege de ernst van de feiten, desalniettemin niet worden volstaan met een andere dan een gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Dit betekent dat de duur van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 4] vordert € 28.100,00 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken van de heling van de bakfiets. Er is daarom geen sprake van rechtstreekse schade die is veroorzaakt door een bewezen verklaard strafbaar feit. Op grond van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering is de vordering van de benadeelde partij in dat geval niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet over de inhoud van de vordering kan beslissen. De benadeelde partij kan haar vordering eventueel nog aan de civiele rechter voorleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 181 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3. primair en 4. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1., 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
-
heling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
-
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3. subsidiair ten laste gelegde:
-
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 4] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2018.