6.5.Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. In het primaire besluit II heeft verweerder eiser per 1 november 2015, dus met terugwerkende kracht, ontslagen. Met het wegvallen van het primaire besluit I is er echter geen sprake meer van een reparatie van een gebrek, maar is het primaire besluit II een zelfstandig ontslagbesluit. Ontslag met terugwerkende kracht is echter niet toegestaan.
7. Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit geen stand houden. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de primaire besluiten I en II worden herroepen.
8. Nu het bestreden besluit zal worden vernietigd en de primaire besluiten worden herroepen, heeft eiser recht op een nabetaling terzake van het verschil van het door hem ontvangen bedrag aan uitkering en de betalingen die hij zou hebben ontvangen als ware hij nog in dienst geweest. Eiser maakt in dit verband aanspraak op vergoeding van wettelijke rente over deze nog te ontvangen nabetaling. Deze vordering is toewijsbaar.
Het beroep op overschrijding van de redelijke termijn
9. Eiser maakt naar het oordeel van de rechtbank daarnaast terecht, op grond van artikel van het 6 EVRM, aanspraak op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat eiser op 18 november 2015 bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit I. Op dat moment is de redelijke termijn gaan lopen en deze is twee jaar nadien, op 18 november 2017, geëindigd, nu een bestuursrechtelijke procedure in twee instanties in beginsel twee jaar mag duren (een half jaar voor het bezwaar en anderhalf jaar in beroep). Dat betekent dat er, gelet op de datum van deze uitspraak, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van acht maanden. Verder constateert de rechtbank dat een groot deel van deze vertraging zich in de beroepsfase heeft voorgedaan. Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad bedraagt de hoogte van de schadevergoeding € 500,- voor elk half jaar of deel daarvan dat de redelijke termijn is overschreden.Dat betekent dat de Staat der Nederlanden zal worden veroordeeld tot betaling aan eiser van een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Proceskosten en griffierecht
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1), alsmede € 10,- aan reiskosten.