ECLI:NL:RBAMS:2018:5065

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
6468753 CV EXPL 17-26512
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor waterschade door lekkages in appartementen

In deze zaak vorderde de eiser, eigenaar van een appartement in Amsterdam, dat de gedaagden, eigenaren van het bovenliggende appartement, aansprakelijk werden gesteld voor de schade die hij had geleden door lekkages. De lekkages vonden plaats op 22 juni en 30 juni 2017, en de eiser stelde dat deze het gevolg waren van slecht onderhoud van de badkamer van de gedaagden. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de lekkages veroorzaakt waren door de staat van onderhoud van de badkamer van de gedaagden. De rechter oordeelde dat de lekkages mogelijk het gevolg waren van hevige regenval en dat de afwatering van het naastgelegen pand was aangesloten op die van het appartement van de eiser. De kantonrechter concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat de gedaagden aansprakelijk waren op grond van artikel 6:174 BW, dat aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal regelt. De rechter wees de vordering af en veroordeelde de eiser in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6468753 CV EXPL 17-26512
vonnis van: 16 juli 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. K. Post (Juresta legalmanagement)
t e g e n

1. [gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

3. [gedaagde 3]

allen wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. L.M. Dröge

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter gaat uit van de volgende processtukken en proceshandelingen:
  • de dagvaarding van 6 november 2017 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het instructievonnis;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • de akte uitlating producties van [eiser] ;
  • de dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] is eigenaar van het appartement op de eerste verdieping van [adres 1] . [gedaagden] zijn eigenaar van het bovenliggende appartement, gelegen op de tweede verdieping.
1.2.
Op 22 juni 2017 heeft het hevig geregend. Diezelfde dag is er een lekkage geweest in de woning van [eiser] . De huurder van de woning heeft deze lekkage bij [eiser] gemeld. Op 30 juni 2017 is er opnieuw lekkage geweest.
1.3.
Mevrouw [naam bestuurslid] , bestuurslid van de VvE (verder: [naam bestuurslid] ), heeft na contact tussen haar en [eiser] een loodgieter ingeschakeld, de heer [naam loodgieter] (verder: [naam loodgieter] ). Deze is op 28 juni 2017 in het appartement van [gedaagden] geweest en heeft daarover op 2 juli 2017 de volgende e-mail gestuurd:
De badkamer van [adres 2] is toe aan groot onderhoud!!Ook moet er onder de douchebak en het bad worden gekeken of hier alles goed is omdat de slaapkamer / badkamer muur er niet goed uitziet.Bij ons onderzoek kon niet worden gezegd of de lekkage bij hevige regenval was??Op vrijdag 30-06-2017 was dit wel door de regenval omdat er toen ook lekkage in de winkel was !!Door de woningen lopen geen inpandige hemelwaterafvoeren dus- is er ook lekkage op de 3e verdieping ?? (dak en goten)- stonden er ramen of dakramen open ??
[naam loodgieter] noemt vervolgens een aantal punten waaronder slecht kit- en voegwerk.
1.4.
Op 5 juli 2017 laat gedaagde sub 2, [gedaagde 2] , per e-mail weten dat er op 6 juli 2017 een aannemer zal komen om de door de loodgieter aangegeven zaken te maken, maar dat het onwaarschijnlijk is dat de lekkage bij hen vandaan komt; zij stelt dat deze waarschijnlijk door een hoosbui veroorzaakt is.
1.5.
In een e-mail van 7 juli 2017 van de aannemer van [gedaagden] , [aannemer] Installatietechniek (verder: [aannemer] ), staan – voor zover relevant – de volgende bevindingen:
Badafvoer schoon gemaakt, dit had geen invloed op lekkage(…)Het kitwerk vertoond slechts een paar kritische punten, dit is nu bijgewerkt met nieuwe kit. Dit kan niet de lekkage hebben veroorzaakt bij de buren(…)Verder lijkt mij de douche hoek in orde. Zeker niet wat tot (hevige) lekkage kan leiden. Alles lijkt erop te wijzen dat de lekkage komt van regenval. (Via lekkage van het pand ernaast wat onlangs is gerenoveerd?) (…)
1.6.
Bij schrijven van 21 juli 2017 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagden] aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade als gevolg van de lekkage in de woning van [gedaagden] . De schade wordt op dat moment, exclusief reiskosten, geschat op € 4.000,-.
1.7.
Op 26 juli 2017 heeft [naam bestuurslid] twee e-mails aan de gemachtigde van [eiser] gestuurd. Daarin stelt zij dat de lekkage van 30 juni 2017 niet komt door de hevige regenval, maar omdat de huurder – of iemand anders die gebruik maakt van het appartement – heeft gedoucht, hetgeen volgens [naam bestuurslid] niet bekend was bij [naam loodgieter] , omdat het die dag ook hevig had geregend waardoor de winkel op de begane grond van [adres 3] ook lekkage had. Verder bevestigt zij dat het dak van het gebouw is gecontroleerd, de goten zijn schoongemaakt en dat het aangrenzende gebouw loost op de dakgoot van [adres 1] .
1.8.
[gedaagden] hebben onder meer per e-mail van 1 augustus 2017 betwist aansprakelijk te zijn voor de waterschade.

Vordering

2. [eiser] vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden bepaald dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden schade, en de zaak te verwijzen naar een schadestaatprocedure, met nevenvorderingen. [eiser] stelt daartoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagden] verantwoordelijk zijn voor de lekkages omdat die het gevolg zijn geweest van de slechte staat van onderhoud van de (achterliggende) badkamer, waar – tegen het advies van de loodgieter in – ook na de eerste lekkage nog gebruik van is gemaakt. Dat blijkt uit de e-mails van [naam loodgieter] en [naam bestuurslid] , en wordt ondersteund door het feit dat er sinds de herstelwerkzaamheden van [aannemer] op 6 juli 2017 geen lekkage meer is geweest, aldus [eiser] .
3. [eiser] heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden door alle middelen rechtens, speciaal door middel van het horen van de getuigen [eiser] , [naam loodgieter] en [naam bestuurslid] .

Verweer

4. [gedaagden] betwisten aansprakelijk te zijn voor de lekkage en daarmee de door [eiser] geleden schade. Uit de e-mail van [naam loodgieter] blijkt niet dat de lekkage veroorzaakt is door achterstallig onderhoud in de badkamer van [gedaagden] . Bovendien waren de huurders niet aanwezig in de woning op 22 juni 2017 – lekkage door het gebruik van de douche op die dag is derhalve niet mogelijk – en hebben alle appartementen in onderhavige periode in meer of mindere mate wateroverlast ervaren. De oorzaak hiervan kan gelegen zijn in de hevige regenval en het feit dat de afwatering van het naastgelegen pand was aangesloten op die van [adres 1] , aldus [gedaagden] . [gedaagden] betwisten voorts ook de (hoogte van de) schade.

Beoordeling

5. [eiser] stelt dat [gedaagden] aansprakelijk zou zijn voor de door hem geleden schade door twee lekkages, wegens de gestelde slechte staat van onderhoud van de achterliggende badkamer van [gedaagden] . De kantonrechter begrijpt dat [eiser] daarmee doelt op aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW, zijnde aansprakelijkheid voor een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daar in de gegeven omstandigheden aan mag stellen, waardoor dit gevaar oplevert voor zaken, welk gevaar zich verwezenlijkt. Dit volgt echter geenszins uit de e-mails van [naam loodgieter] en [aannemer] noch uit de andere bewijsmiddelen. Integendeel, beide benoemen dat de lekkage mogelijk veroorzaakt is door hevige regenval. Dat bij [eiser] geen lekkage meer is geweest sinds 6 juli 2017 is daarbij niet doorslaggevend, nu uit de proces-stukken blijkt dat de hemelwaterafvoer van het naastgelegen pand op dat moment was aangesloten op de hemelwaterafvoer van [adres 1] , en bovendien ook de (dak)goten van [adres 1] in dezelfde periode zijn schoongemaakt. Met de door [eiser] overgelegde stukken is derhalve geen (begin van) bewijs geleverd dat de lekkage bij [eiser] is veroorzaakt door de staat van onderhoud van de bovenliggende badkamer van [gedaagden] . De e-mail van [naam bestuurslid] maakt dat niet anders, eens te meer nu zij ter zake geen deskundige is.
6. [eiser] heeft voorts bij dagvaarding aangeboden zijn stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens, onder meer door getuigen te laten horen. Dit bewijsaanbod is onvoldoende gespecificeerd, nu [eiser] slechts een algemeen bewijsaanbod heeft gedaan en daarbij onvoldoende duidelijk en concreet heeft aangegeven waar bewijs voor wordt aangeboden en waarover de getuigen (uit eigen wetenschap) zouden kunnen verklaren. Bovendien heeft [eiser] , zoals hiervoor reeds overwogen, de grondslag van zijn vordering onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het bewijsaanbod van [eiser] wordt derhalve gepasseerd.
7. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, waardoor de overige verweren van [gedaagden] geen bespreking meer behoeven. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot worden op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.