In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Coöperatieve Woonvereniging Het Nieuwe Huis U.A. (HNH) en een huurster, aangeduid als [gedaagde]. HNH vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde appartement, omdat de huurster het appartement als pied-à-terre gebruikte in plaats van als hoofdverblijf. De huurster had het appartement sinds 1 mei 2010 gehuurd, maar had haar hoofdverblijf in een andere woning in [woonplaats]. HNH stelde dat het gebruik van het appartement als pied-à-terre in strijd was met de huurovereenkomst en met goed huurderschap, vooral gezien de schaarste aan sociale huurwoningen in Amsterdam.
De kantonrechter oordeelde dat de huurster zich bewust was van de voorwaarden van de huurovereenkomst en dat het gebruik van het appartement als pied-à-terre niet acceptabel was. De rechter wees erop dat de huurster in haar aanvraag had gesuggereerd dat ze in een noodsituatie verkeerde en dat ze op korte termijn zonder woonruimte zou komen te zitten. De kantonrechter concludeerde dat HNH het recht had om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurster te veroordelen tot ontruiming van het appartement. De rechter verleende de huurster een ontruimingstermijn en verklaarde de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en verhuurders in het kader van sociale huurwoningen en de noodzaak om deze woningen te gebruiken voor de beoogde doeleinden, vooral in een stad als Amsterdam waar de vraag naar betaalbare woningen groot is.