ECLI:NL:RBAMS:2018:5256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
6934627 KK EXPL 18-445
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in kort geding betreffende ontruiming van illegaal gesplitste woning met onderhuurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Libra International B.V. en een aantal onderhuurders. Libra vorderde ontruiming van een woning aan [adres 1] te [plaats], die illegaal was gesplitst en waar meerdere onderhuurders verbleven. De gedaagden, waaronder [gedaagde 1], hadden zonder toestemming van de verhuurder de woning in verschillende wooneenheden verdeeld en verhuurd aan meerdere personen. Libra stelde dat de gedaagde sub 1 toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, met name door het wijzigen van de bestemming van het gehuurde en het aanbrengen van wijzigingen zonder vergunning. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was voor de ontruiming, aangezien de situatie al lange tijd bestond en de onderhuurders een groot belang hadden om in de woning te blijven. De vorderingen van Libra werden afgewezen, behalve ten aanzien van gedaagden 12 en 13, die tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst werden veroordeeld. Libra werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6934627 KK EXPL 18-445
vonnis van: 19 juli 2018

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

Libra International B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Libra
gemachtigde: mr. J.M. de Bruin
t e g e n

1. [gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

3. [gedaagde 3]

4. [gedaagde 4]

5. [gedaagde 5]

6. [gedaagde 6]

7. [gedaagde 7]

8. [gedaagde 8]

9. [gedaagde 9]

10. [gedaagde 10]

11. [gedaagde 11]

12. [gedaagde 12]

13. [gedaagde 13]

14. [gedaagde 14]

15. Zij die verblijven in/aan de [adres 1] te [plaats]

allen wonende dan wel feitelijk verblijvende te [woonplaats]
gedaagden
gemachtigde gedaagde sub 1: mr. G.M. Kerpestein
gemachtigde gedaagden sub 2 t/m 6, gedaagde sub 9 en dhr. [naam 1] (als een van de gedaagden sub 15), mr. P.N.M. Commandeur
gemachtigde gedaagde sub 7: mr. R.A.M. Koolen
gedaagde sub 8 procederend in persoon
gedaagden sub 12 en 13 procederend in persoon
gedaagden sub 10, 11 en 14 niet verschenen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding(en) van 31 mei 2018, met producties, heeft Libra een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 5 juli 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voor Libra zijn verschenen [naam 2] en [naam 3] , vergezeld door mrs. J.M. de Bruin en S.M. Stavenuiter als gemachtigden. Gedaagden 1 tot en met 9 en gedaagden sub 12 en 13 zijn in persoon verschenen, vergezeld door hun hierboven genoemde gemachtigden. Tevens is als (een van de) gedaagde(n) sub 15 verschenen [naam 1] , bijgestaan door
mr. P.N.M. Commandeur voornoemd. Gedaagden sub 10, 11 en 14 zijn niet ter zitting verschenen.
Alle gemachtigden en gedaagde sub 8 hebben op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mrs. De Bruin, Kerpestein en Commandeur aan de hand van pleitaantekeningen. De pleitaantekeningen van mr. Kerpestein zijn ter zitting niet volledig voorgedragen, waartegen mr. De Bruin bezwaar heeft gemaakt. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Gedaagde sub 1 huurt met ingang van 1 september 1993 het ‘bovenhuis’ van het pand aan de [adres 2] te [plaats] van (de rechtsvoorgangster van) Libra. Het betreft de tweede, derde en vierde etage van dat pand en het gehuurde heeft als huisnummer [nummer] .
1.2.
In de huurovereenkomst is het volgende bepaald:
Artikel 4.
(1) Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte. Het is huurder niet toegestaan een andere bestemming aan het gehuurde te geven. Huurder is niet gerechtigd in enig gedeelte van het gehuurde een beroep of bedrijf uit te oefenen.
Artikel 6
(1) Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de aangegeven bestemming gebruiken. Huurder zal het gehuurde overeenkomstig die bestemming van de nodige stoffering en meubilering voorzien en voorzien houden.
Artikel 8
(1) Het is huurder niet toegestaan aan het gehuurde iets aan te brengen, te veranderen of weg te breken.
(2) Huurder is verplicht ervoor zorg te dragen dat bij uitvoering van werkzaamheden, waarvoor hij toestemming van verhuurder heeft verkregen, voldaan wordt aan terzake door de overheid gestelde of te stellen eisen, alsmede dat de daarvoor benodigde vergunningen zullen worden verkregen.
Bijzondere bepalingen
(…)
Huurder heeft het recht van onderhuur. Bij beëindiging van deze overeenkomst dient het gehuurde leeg en ontruimd te worden opgeleverd.
1.3.
Gedaagde sub 1 heeft het gehuurde verdeeld in diverse wooneenheden en heeft de volgende huurovereenkomsten gesloten met de volgende gedaagden:
* gedaagde sub 2: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 2, tweede etage;
* gedaagde sub 4: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 5, derde etage;
* gedaagden sub 5 en sub 6: huurovereenkomst onzelfstandige woonruimte, studio 4, tweede etage;
* gedaagde sub 7: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 10, vierde etage;
* gedaagde sub 8: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 8, derde etage;
* gedaagde sub 9: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 9, vierde etage;
* gedaagde sub 10: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 3, tweede etage;
* gedaagde sub 12: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 7, derde etage;
* gedaagde sub 13: huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, studio 6, derde etage;
* dhr. [naam 1] : huurovereenkomst onzelfstandige woonruimte, studio 1, tweede etage.
1.4.
Bij brief van 14 februari 2018 heeft de Gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente) aan Libra bericht dat de woning aan de [adres 1] op
24 januari 2018 is bezocht door toezichthouders van de afdeling Wonen en dat tijdens dat onderzoek is geconstateerd dat deze woonruimte kamergewijs wordt verhuurd aan in ieder geval zeven personen. De Gemeente stelt vast dat de woning in strijd met het bepaalde in artikel 21 onder C van de Huisvestingswet zonder vergunning van burgemeester en wethouders van een zelfstandige in een onzelfstandige woning is omgezet. Dat heeft Libra als eigenaar van de woning bewerkstelligd door deze woning kamergewijs te verhuren aan acht afzonderlijke huishoudens, aldus de Gemeente. Libra dient de overtreding ongedaan te maken door de kamergewijze verhuur aan afzonderlijke huishoudens te staken. Indien Libra van mening is dat het gebruik kan worden gelegaliseerd, kan zij een omzettingsvergunning aanvragen. Indien binnen de termijn geen ontvankelijke vergunningsaanvraag is ingediend of naar aanleiding van de vergunningsaanvraag is gebleken dat geen vergunning kan worden verstrekt, zal de Gemeente overgaan tot handhaving, aldus nog steeds de Gemeente in haar brief.
1.5.
Libra heeft op 26 maart 2018 een vergunning aangevraagd voor ‘ wijziging bestemmingsplan/aanvraag omzettingsvergunning’ voor het pand [adres 1] te [plaats] . Het aanvraagnummer is 3567693 .
1.6.
Bij brief van 11 april 2018 heeft Libra gedaagde sub 1 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade in verband met het zonder toestemming en zonder vergunning verbouwen van het gehuurde tot acht studio’s en twee kamers en voor het (onder)verhuren daarvan aan ten minste zeven personen. Libra verzoekt gedaagde sub 1 in te stemmen met huurbeëindiging, bij gebreke waarvan gedaagde sub 1 in rechte zal worden betrokken.
1.7.
Op 18 april 2018 heeft de Gemeente een ‘aanvraag omgevingsvergunning [adres 1] ’ gepubliceerd. In de beschrijving is vermeld dat de vergunning is aangevraagd voor het omzetten van één zelfstandige woning naar acht onzelfstandige wooneenheden ter hoogte van de tweede, derde en de zolderverdieping aan het gebouw [adres 2] , ingekomen op 26 maart 2018, OLO-nummer 3567693.
1.8.
Op 14 mei 2018 heeft een medewerker van de Gemeente per e-mail aan Libra bericht over de ‘aanvraag omgevingsvergunning [adres 1] OLO kenmerk- 2567693”. In het bericht wordt medegedeeld dat voor de aanvraag omgevingsvergunning Stedenbouwkundig advies is opgevraagd, waarop een negatief advies is afgegeven. De opties die Libra nu heeft zijn: de aanvraag intrekken of de aanvraag niet intrekken. In dat laatste geval ontvangt Libra een brief met een verzoek om aanvulling. De gemeente merkt op dat de aanvraag hoogstwaarschijnlijk geweigerd zal worden aan de hand van het al geleverde interne advies van ‘R&D’.
1.9.
Gedaagde sub 1, hierna te noemen [gedaagde 1] , staat in de GBA niet op het adres van het gehuurde ingeschreven en woont daar ook niet.
1.10.
Ter zitting heeft Libra meegedeeld dat een bodemprocedure tegen gedaagden bij dagvaarding van 2 juli 2018 aanhangig is gemaakt.

Vordering

2. Libra vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
2.1.
veroordeling van [gedaagde 1] om de woonruimte, gelegen aan de [adres 1] te [plaats] , althans die woonruimtes gelegen op voornoemd adres door de kantonrechter te bepalen waaronder onder andere begrepen die niet zijn verhuurd of die, indien verhuurd, onzelfstandig zijn en/of niet als hoofdverblijf in gebruik zijn waaronder in ieder geval die gelegen op de tweede etage van voornoemd adres aangeduid met studio voorzijde en de ruimte aan de achterzijde van de tweede etage, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden resp. bevindt, te ontruimen en ontruimd te houden en het gehuurde althans de hiervoor genoemde ruimtes op de tweede etage, leeg, bezemschoon en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Libra te stellen, met machtiging van Libra om de ontruiming zelf te doen uitvoeren met de hulp van de sterke arm;
2.2.
veroordeling van gedaagden 2-15 ieder afzonderlijk om de woonruimte, gelegen aan de [adres 1] te [plaats] , althans de woonruimte op voornoemd adres voor zover door hen in gebruik genomen, in ieder geval omvattende voor:
* gedaagde sub 2 woonruimte(s) op de tweede etage aangeduid met studio zijkant-achter;
* gedaagde sub 3 woonruimte(s) op de tweede etage aangeduid met studio zijkant-achter;
* gedaagde sub 4 woonruimte(s) op de derde etage aangeduid met studio achterzijde;
* gedaagde sub 5 woonruimte(s) op de tweede etage aangeduid met studio voorzijde;
* gedaagde sub 6 woonruimte(s) op de tweede etage aangeduid met studio voorzijde;
* gedaagde sub 7 woonruimte(s) op de vierde etage aangeduid met studio voorkant;
* gedaagde sub 9 woonruimte(s) op de vierde etage aangeduid met studio zijkant;
binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden resp. bevindt, te ontruimen en ontruimd te houden en het gehuurde althans de hiervoor genoemde ruimtes op de tweede etage, leeg, bezemschoon en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Libra te stellen, met machtiging van Libra om de ontruiming zelf te doen uitvoeren met de hulp van de sterke arm;
2.3.
hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten, te betalen binnen 8 dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
2.4.
veroordeling van gedaagden elk in de nakosten.
3. Libra stelt hiertoe, kort gezegd, dat [gedaagde 1] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, meer in het bijzonder de verplichtingen uit artikel 4, 6 en 8 van de huurovereenkomst. Door het gehuurde langdurig te gebruiken voor bedrijfsmatige kamerverhuur, heeft gedaagde sub 1 de bestemming van het gehuurde gewijzigd. Ook heeft hij zonder toestemming van Libra veranderingen in het gehuurde aangebracht. Voor die veranderingen zal een omgevingsvergunning nodig zijn geweest, die niet is verkregen en die ook niet kan zijn verkregen omdat de wijzigingen leiden tot gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast is de benodigde vergunning ex artikel 21 sub C dan wel sub D (voor zover het zelfstandige woonruimte betreft) van de Huisvestingswet niet verkregen. Op grond van het voorgaande is Libra in een bodemprocedure gerechtigd ontbinding te vorderen. De geconstateerde tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding. Vooruitlopend op een ontbinding vordert zij thans ontruiming van het gehuurde. Zij stelt daarbij een belang te hebben in verband met de aangekondigde handhaving door de Gemeente en de daarmee mogelijk gepaard gaande dwangsommen en/of bestuurlijke boetes. Zij verwijst daarbij naar beschikkingen die zij ten aanzien van een naastgelegen pand (met kamerverhuur) heeft ontvangen.
4. Ten aanzien van gedaagden sub 2 tot en met 15 stelt Libra het volgende. Primair stelt zij dat gedaagden 2 tot en met 15 zonder recht of titel jegens Libra in het gehuurde verblijven. Dat is ook het geval voor zover sprake zou zijn van een huurrelatie tussen gedaagde sub 1 en gedaagden sub 2-15. Volgens Libra is namelijk sprake van onzelfstandige woonruimte, zodat gedaagden sub 2 tot en met 15 geen beroep kunnen doen op het bepaalde in artikel 7:269 BW. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat sprake is van een huurrelatie tussen gedaagde sub 1 én van zelfstandige woonruimtes, én de betreffende gedaagden hun hoofdverblijf in het gehuurde hebben, stelt Libra dat een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomsten in een bodemprocedure zal slagen op grond van artikel 7:269 lid 2 sub c en sub d BW. Ook in dit verband stelt Libra, op dezelfde grond als hiervoor onder r.o. 3 vermeld, een spoedeisend belang te hebben.

Verweer

5. De verschenen gedaagden hebben verweer gevoerd. Op hun verweer zal hieronder, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

Beoordeling

6. De gedaagden 10, 11 en 14 zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend. De tegen hen gerichte vorderingen zijn daarom in beginsel toewijsbaar. Nu het hierna te bespreken gebrek aan spoedeisend belang ook voor hen geldt, zullen deze vorderingen niettemin worden afgewezen.
7. Libra en de gedaagden 12 en 13 hebben voorafgaand aan de zitting overeenstemming bereikt en hebben verzocht de hierop betrekking hebbende (en ter zitting overgelegde) vaststellingsovereenkomst te voorzien van een executoriale titel. Hetgeen partijen zijn overeengekomen komt de kantonrechter het meest in hun belang voor. Partijen zullen daarom tot nakoming worden veroordeeld van wat zij zijn overeengekomen en de vaststellingsovereenkomst zal aan dit vonnis worden gehecht.
8. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Libra in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Nu het om een diepingrijpende maatregel van ontruiming gaat, met verstrekkende gevolgen voor met name de onderhuurders, is voor toewijzing eerst plaats wanneer het in hoge mate waarschijnlijk dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, tot toewijzing van de vordering zal komen. Tevens dient sprake te zijn van een spoedeisend belang, zodanig dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het navolgende behelst zoals gebruikelijk niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
9.
De vorderingen ten aanzien van [gedaagde 1]
woont sinds geruime tijd niet (meer) in het gehuurde. Reeds gelet hierop is het de vraag of een vordering tot ontruiming tegen hem toewijsbaar is, nu de door Libra gewenste situatie, te weten dat [gedaagde 1] het gehuurde verlaat, al is bereikt. Nu de vordering, zoals hierna zal worden overwogen, op andere gronden zal worden afgewezen, kan verdere bespreking hiervan achterwege blijven.
10. [gedaagde 1] en Libra hebben uitvoerig gedebatteerd over de vraag of sprake is van een toerekenbare tekortkoming, Aan het niet voorgedragen gedeelte van de pleitnota van de gemachtigde zal de kantonrechter, gelet op het bezwaar van de gemachtigde van Libra, voorbij gaan, aan de daarvan gegeven samenvatting echter niet. Deze kwam erop neer dat [gedaagde 1] van mening is dat zo er sprake is van wanprestatie, deze niet zo ernstig is dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd, waarbij onder meer op de minder vergaande alternatieven voor ontbinding is gewezen.
11. De kantonrechter deelt deze mening van [gedaagde 1] niet en is voorshands van oordeel dat verwacht mag worden dat de bodemrechter, geconfronteerd met hetzelfde feitencomplex, zal oordelen dat de huurovereenkomst ontbonden dient te worden. Daartoe acht hij onder meer de volgende omstandigheden van belang:
  • het feit dat [gedaagde 1] het gehuurde reeds geruime tijd gebruikt in strijd met de contractuele bestemming, te weten bedrijfsmatige onderverhuur.
  • [gedaagde 1] heeft zonder toestemming wijzigingen in het gehuurde aangebracht (artikel 8.1 huurcontract). Het feit dat deze weer ongedaan kunnen worden gemaakt, zoals [gedaagde 1] heeft aangevoerd, maakt niet dat het tekortschieten in de nakoming van zijn verplichting daarmee is weggenomen;
  • [gedaagde 1] heeft daarvoor niet de benodigde vergunningen van overheidswege verkregen.
12. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de kansen van legalisering van de bestaande situatie. Volgens [gedaagde 1] zijn de kansen daarop groot, maar de gerechtvaardigdheid van deze verwachting heeft Libra met klem en uitgebreid gemotiveerd weersproken. Hoe dit ook zij, voor het bepalen van de ernst van de gepleegde wanprestatie acht de kantonrechter dit van minder belang. Libra is jegens [gedaagde 1] niet gehouden tot legalisering en een in het verleden gepleegde wanprestatie blijft van betekenis, ook al is daarvan op enig moment later niet of minder sprake. Wanneer ook het hierna te bespreken punt van het spoedeisend belang zou zijn voldaan, zou de vordering ten aanzien van [gedaagde 1] naar het oordeel van de kantonrechter gereed liggen voor toewijzing.
13.
De vorderingen ten aanzien van de onderhuurders.
De onderhuurders hebben een verschillende (rechts-) positie. Alleen voor zover er sprake is van zelfstandige woonruimte waar de onderhuurder zijn of haar hoofdverblijf heeft, kan de onderhuurder aanspraak maken op de huurbescherming van artikel 7:269 BW. Dat is bij alle onderhuurders, behalve bij gedaagden 5 en 6 en de heer [naam 1] , het geval. Dat betekent dat de positie van gedaagden 5 en 6 en die van de heer [naam 1] sterk afhangt van de positie van [gedaagde 1] als onderverhuurder. Hiervoor is overwogen dat de kantonrechter verwacht dat de bodemrechter de huurovereenkomst tussen Libra en [gedaagde 1] zal ontbinden. Dat betekent naar zijn oordeel tevens dat er een einde zal komen aan de huurovereenkomsten tussen [gedaagde 1] en genoemde onderhuurders.
14. Ten aanzien van de huurders van zelfstandige woonruimten ligt de zaak anders. Artikel 7:269 BW luidt, voor zover van belang, als volgt:
“ 1. De onderhuur die betrekking heeft op een zelfstandige woning waar de onderhuurder zijn hoofdverblijf heeft, wordt in geval van beëindiging van de huur tussen huurder en verhuurder voortgezet door de verhuurder.
2. De verhuurder kan binnen zes maanden nadat hij op grond van lid 1 de onderhuur heeft voortgezet vorderen dat de rechter zal bepalen dat de huur met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip zal eindigen op de grond dat:
a. de wederpartij vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijk nakoming van de huur;
b. de onderhuur is aangegaan met de kennelijke strekking de onderhuurder de positie van huurder te verschaffen;
c. in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, mede gelet op de inhoud van de huurovereenkomsten die betrekking hebben op soortgelijke woonruimte alsmede op de inhoud van de geëindigde huur tussen hem en de huurder en de inhoud van de voortgezette huurovereenkomst, niet van hem kan worden gevergd dat hij de huur met de wederpartij voortzet;
d. de wederpartij indien het woonruimte betreft waarop hoofdstuk 2 van de Huisvestingswet 2014 van toepassing is, niet een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 8 van die wet overlegt.
(…) “
15. Het uitgangspunt is derhalve dat na beëindiging van de “hoofdhuur” de onderhuurovereenkomst met de onderhuurder wordt voortgezet. Vervolgens is het aan de (kanton-)rechter om, in geval de verhuurder een verzoek doet tot beëindiging van de huurovereenkomst, te bepalen of daartoe aanleiding is. Er zijn vervolgens een viertal limitatieve gronden om de (onder-) huur te beëindigen.
16. Voor de beoordeling in de onderhavige procedure in kort geding is van belang dat de (hoofd-) huurovereenkomst nog niet is geëindigd en dat dus strikt genomen het bepaalde in artikel 7:269 BW nog niet aan de orde is. Verder geldt dat ook voor de gevraagde ontruiming dient te worden voldaan aan het criterium dat het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, tot toewijzing van de vordering zal komen. Dat betekent dat voor een deugdelijke onderbouwde beoordeling beschikt dient te worden over de in het kader van de vier afwijzingsgronden relevante gegevens van de onderhuurders, zoals onder meer gegevens met betrekking tot hun financiële omstandigheden etc.. Die gegevens ontbreken en het komt de kantonrechter voor dat reeds hierom een toetsing van de positie van de huurders van zelfstandige woonruimte in dit kort geding niet goed mogelijk is.
17. Mede om de verwachtingen van de onderhuurders ten aanzien van de uitkomst van een eventuele bodemprocedure te temperen merkt de kantonrechter ten overvloede wel op dat hij voorshands grote twijfel heeft of voldaan kan worden aan de voorwaarde van het hebben van een huisvestingsvergunning. Ter zitting hebben de onderhuurders desgevraagd meegedeeld niet over een dergelijke vergunning te beschikken. Zij huren een zelfstandige woonruimte in Amsterdam tegen een huur onder de liberalisatiegrens. Het is een feit van algemene bekendheid dat daarvoor een huisvestingsvergunning is vereist. Gelet op wat Libra heeft aangevoerd ten aanzien van het gemeentelijk beleid ten aanzien van legalisatie in geval strijd bestaat met zowel het bestemmingsplan als de Huisvestingsverordening, lijkt de kans niet groot dat alsnog een huisvestingsvergunning zal worden verstrekt.
18.
Voldoende spoedeisend belang ontbreekt
Beslissend voor de onderhavige vordering in kort geding acht de kantonrechter echter het volgende. Alle verschenen gedaagden hebben het spoedeisend belang bestreden dat Libra bij haar vorderingen stelt te hebben. Aan de orde is een situatie die al sinds jaar en dag bestaat. De onderhuurders bewonen een groot aantal wooneenheden in het gehuurde. Zij hebben er groot belang bij ten minste nog enige tijd in het gehuurde te kunnen blijven, al was het maar om gelegenheid te hebben naar andere woonruimte uit te zien. Libra heeft het gehuurde in 2006 verworven. Zij stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de situatie van onderhuur in het gehuurde. Ter zitting is wel komen vast te staan dat namens Libra één of meerdere keren aannemers in het pand zijn geweest om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Dat Libra in het geheel niet op de hoogte is geweest van de situatie van het wonen van meerdere huishoudens in het gehuurde, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor. Hij is althans van oordeel dat zo daarvan sprake is geweest, dit een omstandigheid is die voor rekening en risico van Libra dient te komen. Ook al is zij een grote vastgoedonderneming, zoals namens haar ter zitting is uitgelegd, dan dient zij zich van omstandigheden die voor haar als eigenares van het gehuurde van belang zijn op de hoogte te stellen. Libra had dus veel eerder dan via een melding van de gemeente naar aanleiding van het bezoek op 24 januari 2018 actie kunnen ondernemen.
19. Daarnaast acht de kantonrechter het volgende van belang. Ter zitting is namens Libra aangevoerd dat zij “klem” zit. De gemeente verlangt dat de woning wordt gebruikt in overeenstemming met de regels, maar [gedaagde 1] en de onderhuurders weigeren dat, waardoor bestuursdwang en een bestuurlijke boete dreigt. De kantonrechter overweegt dat Libra stappen heeft gezet om tot legalisering te komen. Zij is daarbij, zoveel is wel duidelijk, niet optimistisch over het resultaat. Uit de brief van de gemeente van 14 februari 2018 is af te leiden dat deze van onjuiste gegevens is uitgegaan nu alleen gesproken wordt over het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige. Kennelijk is geen acht geslagen op het feit dat ook acht zelfstandige wooneenheden zijn gecreëerd. De vergunningaanvraag van Libra van 26 maart 2018 bouwt hierop voort, zoals blijkt uit de door [gedaagde 1] overgelegde Bekendmaking. Ter zitting is namens Libra aangevoerd dat intussen een juiste aanvraag is ingediend, maar dat ook daarvan de kans van slagen klein is, gelet op het feit dat een negatief Stedenbouwkundig advies is afgegeven. Ter onderbouwing is verder verwezen naar een emailbericht van een medewerker vergunningen van de gemeente Amsterdam van 14 mei 2018 (productie 7 bij dagvaarding, zie 1.8). Iedere andere informatie ontbreekt, zodat het naar het oordeel van de kantonrechter niet goed is vast te stellen wat de vermoedelijke afloop van deze aanvraag zal zijn. In het verlengde hiervan is daarom tevens onvoldoende komen vast te staan dat nu al bestuursdwang en een bestuurlijke boete dreigt. Mede in het licht van de grote belangen van de onderhuurders heeft Libra daarom op dit moment een onvoldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen.
20. De conclusie is dat naar het oordeel van de kantonrechter de vorderingen ten aanzien van alle gedaagden behalve gedaagden 12 en 13, zullen worden afgewezen wegens gebrek aan een voldoende spoedeisend belang. Bij deze uitkomst kan verdere bespreking van de voorwaardelijke tegenvordering van gedaagde sub 8 achterwege blijven.
21. Gelet op deze uitkomst zal Libra de kosten van deze procedure hebben te dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
1. veroordeelt gedaagde sub 12 en gedaagde sub 13 tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 5 juli 2018, waarvan een afschrift aan dit vonnis wordt gehecht;
2. weigert overigens de gevraagde voorzieningen;
3. veroordeelt Libra in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op € 400,00 aan salaris van de gemachtigden tezamen;
4. veroordeelt Libra tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Libra niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
5. verklaart de veroordeling onder 1, 3 en 4 uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.