ECLI:NL:RBAMS:2018:5262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
13/703029-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van ruiten van een Joods restaurant en diefstal van een Israëlische vlag

Op 11 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vernielen van ruiten van een Joods restaurant en de diefstal van een Israëlische vlag. De feiten vonden plaats op 7 december 2017 te Amsterdam. De verdachte, die uit frustratie over de politiek van Israël handelde, heeft met een houten stok de ruiten van het restaurant vernield en een vlaggenstok met vlag gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische problemen, waaronder posttraumatische stressstoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met bijzondere voorwaarden zoals een behandelverplichting en een locatieverbod. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 759,46 toegewezen kreeg. De rechtbank heeft de zaak als ernstig beoordeeld, gezien de impact van de daden op de gemeenschap en de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/703029-17
Datum uitspraak: 11 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, en de benadeelde partij [benadeelde] – vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] – en haar raadsman mr. H. Loonstein, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een pand gelegen aan de Amstelveenseweg, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam vertegenwoordiger] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 2
hij op of omstreeks 07 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een vlaggestok met (Israëlische) vlag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam vertegenwoordiger] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
feit 1
op 07 december 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een pand gelegen aan de Amstelveenseweg, toebehorende aan [naam vertegenwoordiger] , heeft vernield.
feit 2
op 07 december 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vlaggenstok met (Israëlische) vlag, toebehorende aan [naam vertegenwoordiger] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing, dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan, op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 52 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering is geadviseerd, te weten een meldplicht, een behandelverplichting (ambulante begeleiding), een verplichting tot begeleid wonen en een verplichting mee te werken aan de aanpak Gemeente Amsterdam en begeleiding en ondersteuning door de niet-gecontracteerde zorginstantie Sensa-Zorg. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbenemende maatregel zal worden opgelegd, te weten een locatieverbod, en dat deze dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
De impact van de gebeurtenis
Verdachte heeft met een houten stok en een bedekt gezicht ruiten van het restaurant [benadeelde] vernield en een ravage aangericht. Vervolgens is hij het restaurant binnen gegaan en heeft hij uit het restaurant een vlaggenstok en een Israëlische vlag gestolen. Verdachte heeft dit gedaan, zo heeft hij verklaard, uit frustratie over de politiek van Israël ten aanzien van de Palestijnen. Hij was in het bijzonder boos over de beslissing van president Trump om de Amerikaanse ambassade in Israël naar Jeruzalem te verhuizen. Ter zitting heeft verdachte erkend dat de eigenaren van het restaurant niets te maken hebben met die wereldpolitiek. Toch heeft verdachte ze met aanzienlijke schade en angst opgezadeld. Dat zij in staat waren, en het konden opbrengen, om diezelfde avond het restaurant weer te openen, is iets dat alleen maar bewondering verdient.
Het is begrijpelijk dat er in het begin rekening mee werd gehouden dat verdachte terroristische bedoelingen had. Inmiddels is duidelijk dat dat niet zo was.
Desalniettemin heeft verdachte met zijn handelen veel mensen bang gemaakt en grote onrust veroorzaakt. In de eerste plaats bij de restauranthouders en iedereen die het heeft zien gebeuren, waaronder de mensen die de moed hadden om te proberen verdachte tegen te houden. In de tweede plaats zullen ook andere joodse ondernemers en instellingen in Amsterdam zich hebben afgevraagd of iets dergelijks ook bij hen stond te gebeuren. Ten slotte was het ook voor de verbalisanten die ter plaatse kwamen om verdachte aan te houden bijzonder lastig om in te schatten welk gevaar op dat moment van verdachte uitging. Het mag duidelijk zijn dat dit soort acties ontwrichtend is voor de samenleving en Amsterdam in het bijzonder.
De rapportages over verdachte: verminderde toerekening
Uit het Pro Justitia rapport van 29 maart 2018, opgemaakt door A.E. Grochowska, psychiater, maakt de rechtbank op dat bij verdachte sprake is van een mengbeeld van posttraumatische klachten en symptomen die voldoen aan de criteria van een posttraumatische stressstoornis. Dat hangt samen met gebeurtenissen in het vluchtelingenkamp waar verdachte is opgegroeid en tijdens de reis van Syrië naar Nederland via Soedan, Libië en in een rubberboot naar Europa. Ook lijdt verdachte aan een persisterende complexe rouwstoornis, als gevolg van het verlies van zijn vader en broer door geweld in Syrië en het verlies van zijn in Nederland geboren dochter van vier maanden, met een tot op heden voor verdachte onbekende doodsoorzaak. Verder is er sprake van problematisch cannabisgebruik. Op basis van de klinische indrukken en het testpsychologisch onderzoek wordt gesproken van een licht verstandelijke beperking.
De psychiater concludeert dat van deze psychische problematiek ook sprake was ten tijde van de bewezen geachte feiten en dat dit bij het plegen van de feiten van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Naar aanleiding van een nieuwsbericht de avond daarvoor over het besluit van president Trump om de Amerikaanse ambassade naar Jerusalem te verplaatsen, wat de identiteit van verdachte diep raakte, ontstond bij hem een acute stressreactie die betrokkene beschrijft “alsof een vulkaan ging barsten”. Op dat moment heeft bij hem een idee postgevat om naar het Joodse restaurant te gaan en de Israëlische vlag in brand te steken. Zijn emotionele reactie ging gepaard met verhoogde impulsiviteit en dissociatieve fenomenen voorafgaand en kort na het plegen van het ten laste gelegde. Daarbij traden (voorbijgaande) stoornissen in de realiteitstoetsing op. Het lijkt alsof verdachte meerdere momenten heeft gehad om zich te kunnen bezinnen en van het plegen van het ten laste gelegde af te zien. Zo is hij eerst naar het Joodse restaurant gegaan en constateerde hij dat het dicht was. Daarna heeft hij met een vriend gesproken, die weigerde om met verdachte naar het restaurant mee te gaan. Ook ging hij door ondanks dat meerdere mensen hem probeerden tegen te houden de vernielingen te plegen. Het ten laste gelegde wordt opgevat als voortkomend uit een langerdurende emotionele stresstoestand, waarbij aan kortdurende momenten waarop verdachte nader zou kunnen overwegen, forensisch beperkte betekenis wordt toegekend. Verdachte kon de gevolgen van zijn handelen niet overzien. Hij had wel besef van wat hij deed en de ontoelaatbaarheid daarvan.
De psychiater adviseert om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Uit het Pro Justitia rapport van 30 maart 2018, opgemaakt door A. Witvliet, psycholoog, maakt de rechtbank op dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een licht verstandelijke beperking (LVB), stressgerelateerde klachten en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. De problematiek kenmerkt zich door beperkingen in het vermogen om situaties te begrijpen, te overzien en te doorgronden, maar ook in naïviteit, overmatige prikkelbaarheid, impulsiviteit, angstklachten en hoogmoed. Ook de belastbaarheid en de mogelijkheden stress te reguleren zijn beperkt. Verdachte gebruikt daarbij overmatig cannabis.
De psycholoog concludeert dat van deze psychische problematiek ook sprake was ten tijde van de bewezen geachte feiten en dat dit bij het plegen van de feiten van invloed is geweest op de gedragskeuzes en het handelen van verdachte. De psycholoog licht toe dat de psychische problematiek bij verdachte zorgt voor een gebrek aan overzicht, een neiging tot onnadenkend handelen, naïeve grootheidsgedachten en moeilijk te controleren prikkelbaarheid en agressiviteit, die in samenhang met elkaar dusdanig fors aanwezig zijn dat het verdachte zijn beperkte draagkracht ruimschoots overschrijdt. De veelheid aan psychische problemen maakt het voor verdachte moeilijk om de naar boven gekomen boosheid over president Trumps beslissing in goede banen te leiden. Bij oplopende emoties, zoals die bewuste nacht het geval is geweest, is verdachte beperkt stressbestendig en zal hij snel het overzicht verliezen en er bovendien minder ruimte overblijven om zich in de ander te (blijven) verplaatsen en de consequenties van zijn ideeën en handelingen te kunnen blijven overzien.
De psycholoog adviseert om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank volgt het advies van de psychiater en van de psycholoog en neemt de conclusies uit hun rapporten over. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De kans op herhaling en met het oog daarop te nemen maatregelen
De psychiater schat de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten gaat plegen, hoog in. Verdachte doet diverse uitspraken over zijn plannen om naar Syrië terug te keren om daar op te komen voor zijn familie en het Palestijnse volk tegen terroristische groeperingen of tegen de overheden. Hoewel het realiteitsgehalte van zijn plannen laag is, is het vanuit de geschetste problematiek mogelijk dat verdachte in actie zou komen. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat hij zou kunnen overgaan tot meer actieve vormen van fysiek agressief gedrag. Het gevaar voor escalatie lijkt vooral in de persoonlijke sfeer te liggen waar verdachte geneigd is om zijn gezag te laten gelden. Ook speelt bij het recidiverisico een rol dat verdachte – wegens de taalbarrière en acculturatieproblemen in combinatie met zijn intellectuele beperking – minder goed in staat om informatie te begrijpen en het overzicht te behouden. Daardoor kunnen misverstanden ontstaan tussen verdachte en instanties en/of hulpverleners.
Teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten gaat plegen is het volgens de psychiater noodzakelijk dat verdachte psychiatrische behandeling krijgt, die in eerste instantie gericht zal zijn op het stabiliseren van het toestandsbeeld en het verminderen van cannabisgebruik. Daarnaast zal aandacht besteed moeten worden aan psychosociale problemen, schuldsanering en het herstel van sociale netwerken. Voor het herstelproces is het van belang dat hij ruimte krijgt om bij zijn verlieservaringen stil te staan. Geleidelijk aan zal toegewerkt moeten worden aan het oppakken van maatschappelijke rollen en verantwoordelijkheden. De psychiater adviseert om verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een ambulante behandeling bij de forensisch GGZ, zoals het FACT-team van Inforsa, op te leggen.
Ook de psycholoog heeft geconcludeerd dat de psychische problematiek een risico vormt voor de kans op recidive van de ten laste gelegde feiten. Dit geldt zowel voor de korte als lange termijn. Ook het risico op eventuele andere vernielingen, waarmee verdachte van betekenis zou kunnen zijn voor de Palestijnse zaak maar ook los daarvan, is verhoogd. Door zijn psychische problematiek is verdachte gedeeltelijk onvermogend om situaties te begrijpen en te overzien en is hij beperkt in zijn vermogens om stress te reguleren. Daarnaast is hij impulsief en heeft hij moeite zijn boosheid en agressie te controleren. Ook het feit dat hij duidelijk te kennen geeft zich in te willen zetten voor de Palestijnse zaak en daarbij spanningsbehoeftig lijkt en meer een doener is, verhoogt het risico enigszins. Ook is van belang dat het steunsysteem van verdachte beperkt is, dat hij de Nederlandse taal niet spreekt, dat hij momenteel geen dagbesteding heeft en dat er schulden zijn.
Teneinde de kans op herhaling te verminderen is volgens de psycholoog behandeling van de problematiek van verdachte van belang. Dit kan het beste vormgegeven worden binnen een forensische poliklinische setting, als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een rapport van Reclassering Nederland van 9 juli 2018, waarin de reclasseringsmedewerker M. van Amerongen concludeert dat er bij verdachte sprake is van zeer complexe psychische alsook psychosociale problematiek. Tijdens de schorsingsperiode van de voorlopige hechtenis is verdachte moeilijk begeleidbaar gebleken en was hij nauwelijks aan te spreken op zijn gedrag. Een recent kort verblijf in detentie lijkt een stabiliserende werking op hem te hebben gehad. Of hij dit zal kunnen volhouden en ontvankelijk blijft voor interventies, zal de toekomst moeten uitwijzen. Gelet op de risico’s in deze zaak en de complexe problematiek van verdachte, acht de reclassering een nieuw begeleidingstraject vanuit de reclassering – in nauwe samenwerking met de andere betrokken hulpverleningsinstanties – geïndiceerd, teneinde aan gedragsverandering te werken en (verdere) maatschappelijke teloorgang te voorkomen. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke staf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichting tot ambulante behandeling bij Forensisch Ambulante Zorg Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, een verplichting te verblijven bij een instelling voor beschermd wonen, een verplichting mee te werken aan de aanpak van de Gemeente Amsterdam en zich te laten begeleiden en ondersteunen door de niet-gecontracteerde zorginstantie Sensa-Zorg.
Overwegingen ten aanzien van de strafmodaliteit: waarom een gevangenisstraf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Bij een doorsnee vernieling of een eenvoudige diefstal wordt – bij een dader zonder een strafblad – meestal een geldboete opgelegd. In het geval van zwaardere omstandigheden wordt er doorgaans hooguit een taakstraf opgelegd.
Verdachte is blijkens zijn strafblad van 18 juni 2018 weliswaar niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar deze zaak betreft geen standaard vernieling en geen eenvoudige diefstal. Het handelen was politiek gemotiveerd en heeft enorme impact gehad. Er zijn allerlei vreedzame middelen om onvrede of wanhoop over de wereldpolitiek te uiten, en dit handelen van verdachte was ver over de grens. Het moet voor verdachte en voor iedereen volkomen duidelijk zijn dat dit niet wordt geaccepteerd: niemand moet het in zijn hoofd halen om ergens de ruiten in te slaan uit boosheid om wat zich op het wereldtoneel afspeelt. Een geldboete of een werkstraf zou die boodschap onvoldoende kracht bijzetten.
De straf
De rechtbank komt gelet op al het voorgaande tot oplegging van
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Verdachte heeft al 52 dagen in voorarrest gezeten, en die tijd wordt afgetrokken van de opgelegde gevangenisstraf. Dat betekent dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. Dat verdachte inmiddels langer heeft vastgezeten is geen reden om hem een hogere straf op te leggen dan de onvoorwaardelijke straf die de rechtbank passend acht.
De rechtbank zal daarnaast ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank maakt zich – gelet op de problematiek van verdachte – zorgen of verdachte niet opnieuw dergelijke strafbare feiten zal plegen, bijvoorbeeld als verdachte zich weer boos maakt over de Palestijnse zaak. Verdachte is daar zelf dubbel over. Enerzijds biedt hij de mensen die hij heeft bang gemaakt zijn excuses aan. Anderzijds verklaart hij geen spijt te hebben van zijn handelen. Om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw de fout in gaat, legt de rechtbank
een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 wekenop, met een proeftijd van 2 jaar. Deze vier weken gevangenisstraf zullen niet ten uitvoer worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar niet schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit.
De rechtbank vindt het verder van belang dat verdachte zal worden begeleid en behandeld, zodat hij beter leert om te gaan met agressie en emoties. De rechtbank bepaalt daarom dat verdachte zich gedurende de proeftijd ook moet houden aan de volgende
bijzondere voorwaarden: verdachte moet zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak als de reclassering dat nodig acht. Verdachte wordt ook verplicht om zich ambulant te laten behandelen bij ambulante forensische zorg, om mee te werken aan begeleid wonen en om zich de bemoeizorg vanuit de gemeente Amsterdam en de zorginstantie Sensa-Zorg te laten welgevallen. Als verdachte zich niet aan (één van) deze bijzondere voorwaarden houdt, zullen de 4 weken voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
Tot slot legt de rechtbank een vrijheidsbenemende maatregel op, te weten
een locatieverbod. Dit locatieverbod houdt in dat verdachte zich
niet zal ophoudenin de volgende gebieden: een straal van 100 meter rond het restaurant [benadeelde] op de Amstelveenseweg [nummer] te Amsterdam en de gehele Kastelenstraat te Amsterdam. Telkens als verdachte zich niet aan het locatieverbod houdt, zal vervangende hechtenis van 14 dagen worden toegepast. Die vervangende hechtenis staat los van het hiervoor genoemde voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] vordert € 5.028,46 aan materiële schadevergoeding en € 3,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De materiële schade is opgebouwd uit de posten “schuren en afwerken parket” ad € 300,00, “schilderwerk kozijnen” ad € 1.719,00. “gebroken ruiten” ad € 1.700,00, “ schoonmaakkosten” ad € 250,00, “personeelskosten” ad € 59,46 en “gederfde omzet door sluiting tijdens werkzaamheden” ad € 1.000,00.
De benadeelde partij heeft tevens gevorderd dat de advocaatkosten ter hoogte van € 13.739,55 zullen worden vergoed.
Ook heeft zij een schadevergoeding in natura gevorderd, te weten een contact- en gebiedsverbod.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is betwist.
De gevorderde kosten voor “schuren en afwerken parket”, “schilderwerk kozijnen”, “gebroken ruiten” en “schoonmaakkosten” zijn reeds grotendeels door de verzekering van de benadeelde partij vergoed. Niet is gebleken van een verplichting voor de benadeelde partij ten opzichte van haar verzekeraar om deze vergoeding te verhalen op verdachte. De rechtbank acht om die reden slechts het eigen risico van € 500,00 toewijsbaar.
De gevorderde personeelskosten zijn voldoende onderbouwd. Die kosten zal de rechtbank toewijzen.
Wat betreft de gevorderde gederfde inkomsten overweegt de rechtbank het volgende. Dat de benadeelde partij omzet – en daarmee winst - is misgelopen doordat het restaurant op enig moment anderhalve dag gesloten is geweest voor werkzaamheden, acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden. Het gevorderde bedrag van € 1.000,00 is echter niet voldoende onderbouwd. Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting toegelicht dat het gevorderde bedrag een schatting is en dat niet nader kan worden onderbouwd hoeveel daarvan misgelopen winst is. De rechtbank stelt de schade daarom schattenderwijs vast op een bedrag van € 200,00 en zal dit toewijzen.
De benadeelde partij heeft ook vergoeding voor de gemaakte advocaatkosten gevorderd. Deze kosten dienen als proceskosten te worden aangemerkt en zullen hieronder onder het kopje ‘proceskosten’ verder worden besproken. De advocaatkosten kunnen niet worden beschouwd als schade die rechtstreeks uit het bewezenverklaarde feit voortvloeit.
De benadeelde partij heeft tot slot een vergoeding in natura gevorderd, te weten een contact- en gebiedsverbod en heeft daarbij gesteld dat ingevolge artikel 6:103 van het Burgerlijk Wetboek een schadevergoeding in beginsel wordt voldaan in geld, maar dat de rechter op vordering van de benadeelde partij ook schadevergoeding kan toekennen in een andere vorm dan betaling in een geldsom (schadevergoeding in natura). De wet, zo stelt de benadeelde partij, sluit derhalve niet uit dat een benadeelde partij een vordering in natura doet in een strafproces.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde locatieverbod echter niet aan te merken als een vorm van schadevergoeding in natura. Het wezen van schadevergoeding is immers dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht zoals die zonder de schadetoebrengende gebeurtenis zou zijn geweest. Een contact- en/of gebiedsverbod kan daar niet aan bijdragen. Ook dit deel van de vordering zal dus worden afgewezen.
Zoals hiervoor is overwogen wordt er wel een locatieverbod opgelegd, maar in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 759,46 kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering tot materiële schadevergoeding zal voor het overige worden afgewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een symbolische vergoeding van immateriële schade. Voor toewijzing van immateriële schadevergoeding is echter vereist is dat er bij de benadeelde partij door het bewezen geachte sprake is van geestelijke letsel, of aantasting van de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:95 juncto 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Dat er sprake is van zulke schade is niet onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft ook vergoeding voor de gemaakte advocaatkosten gevorderd ter hoogte van € 13.739,55. Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Wetboek van Strafvordering (Sv). Aansluiting wordt gezocht bij het liquidatietarief kantonzaken, aangezien de kantonrechter bevoegd is te oordelen over vorderingen als de onderhavige (dagvaardingszaken tot ten hoogste € 25.000,00). Voor een vordering tot een bedrag van maximaal € 1.250,00 – waarbij de rechtbank uitgaat van wat in deze zaak een realistische vordering zou zijn geweest – wordt in de regel € 100,00 per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband drie punten toe: één punt voor het door haar advocaat indienen van de vordering tot schadevergoeding, één punt voor de aanwezigheid van haar advocaat ter terechtzitting en één punt omdat de zaak eerder op zitting is geweest en toen is aangehouden. De rechtbank zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. De proceskosten die ten laste van verdachte zullen worden gebracht worden daarom tot op heden begroot op € 300,00.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de vordering tot een bedrag van in totaal
€ 759,46kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017, zijnde de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, tot aan de dag van de algehele voldoening, en vermeerderd met
€ 300,00aan proceskosten.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een totaalbedrag van
€ 759,46vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017, zijnde de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Beslag

Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een houten stok, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan.
Teruggave
Onder verdachte is een Palestijnse vlag in beslag genomen. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe. Er is geen reden tot verbeurdverklaring en het goed zal aan hem worden teruggeven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36f, 38v, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen geachte:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) weken, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
4. zich zal melden bij Reclassering Inforsa (gevestigd aan de Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam) wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht. Gedurende deze periode moet hij zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
5. zal meewerken aan ambulante behandeling bij Forensisch Ambulante Zorg Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Hij dient zich te houden aan het behandelplan en bijkomende interventies noodzakelijk geacht door de desbetreffende behandelinstantie. Tevens dient veroordeelde medewerking te verlenen aan urinecontroles, indien dit nodig wordt geacht voor de begeleiding en behandeling;
6. zal verblijven bij een instelling voor beschermd wonen, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering in samenwerking met de GGD. Veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. zal meewerken aan de aanpak van de Gemeente Amsterdam. Tevens dient hij zich te laten begeleiden en ondersteunen door de niet-gecontracteerde zorginstantie Sensa-Zorg. Veroordeelde dient zich aan deze voorwaarde te houden, zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jarenzich
nietzal
ophoudenin het navolgende gebied:
- een straal van 100 meter rond het restaurant [benadeelde] op de Amstelveenseweg [nummer] te Amsterdam en;
- de gehele Kastelenstraat te Amsterdam.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
14 (veertien) dagenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
 Wijst de vordering van de
benadeelde partij[benadeelde] toe tot een bedrag van
€ 759,46(zevenhonderdnegenenvijftig euro en zesenveertig cent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 300,00(driehonderd euro)
.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , te betalen de som van
€ 759,46(zevenhonderdnegenenvijftig euro en zesenveertig cent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 7 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.

Verklaart verbeurd:houten stok (5495957)
 Gelast de
teruggaveaan verdachte van: Palestijnse vlag (5495950)

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Diepraam, voorzitter,
mrs. S.F. van Merwijk en S.A. Krenning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2018.