Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Niet-ontvankelijk
4.De beslissing
niet-ontvankelijk
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1973 en vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. S.J. Römer, heeft op 13 april 2018 een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van in beslag genomen goederen, specifiek groeimiddel. Dit volgde op een eerdere beschikking van 15 maart 2018, waarin een vergelijkbaar verzoek ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft in deze procedure de klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een herbeoordeling van het verzoek rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in beslag genomen goederen, waaronder het groeimiddel, in samenhang moeten worden bezien en dat de eerdere beslissing over het groeimiddel nog steeds van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de onderbouwing van het klaagschrift niet voldoende is om tot een andere conclusie te komen dan in de eerdere beschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.