ECLI:NL:RBAMS:2018:5280

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
18/2426
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van groeimiddel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1973 en vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. S.J. Römer, heeft op 13 april 2018 een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van in beslag genomen goederen, specifiek groeimiddel. Dit volgde op een eerdere beschikking van 15 maart 2018, waarin een vergelijkbaar verzoek ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft in deze procedure de klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een herbeoordeling van het verzoek rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in beslag genomen goederen, waaronder het groeimiddel, in samenhang moeten worden bezien en dat de eerdere beslissing over het groeimiddel nog steeds van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de onderbouwing van het klaagschrift niet voldoende is om tot een andere conclusie te komen dan in de eerdere beschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 18/2426
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. S.J. Römer, Amstelveld 7, 1017 JD te Amsterdam,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 13 april 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 12 juni 2018 de (gemachtigde) raadsman van klager en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in openbare raadkamer gehoord.
Klager is, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten: 745 x 5 liter groeimiddel en 267 x 1 liter groeimiddel.

3.Niet-ontvankelijk

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 1 november 2017 zijn een aantal goederen (kweektenten, afvoerslangen, schakelmateriaal, steenwol, filters, ventilatoren, (dompel)pompen, kachels, een weegschaal, assimilatielampen, strijkapparatuur, transformatoren, een opvouwwatervat en 745 x 5 liter groeimiddel, 267 x 1 liter groeimiddel) in beslag genomen die toebehoren aan (de onderneming van) klager.
Op 28 december 2017 heeft klager een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend waarin om de teruggave van deze goederen werd gevraagd.
De rechtbank Amsterdam heeft dat klaagschrift bij beschikking van 15 maart 2018 ongegrond verklaard.
Klager heeft op 13 april 2018 opnieuw een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend. Hij klaagt ditmaal alleen over de inbeslagneming van het groeimiddel en het uitblijven van een last tot teruggave. De onderbouwing van het klaagschrift luidt als volgt: De verdediging heeft reeds op 28 december 2017 een klaagschrift ingediend om alle in beslag genomen goederen terug te krijgen. Het Openbaar Minister heeft zich destijds verzet tegen teruggave. Op 28 maart 2018 heeft de rechtbank overwogen dat [het onderzoek in] raadkamer een summier karakter heeft en – kort gezegd – zij niet vooruit wil lopen op de inhoudelijke zaak. De verdediging verzoekt daarom in dít klaagschrift alleen om de teruggave van het in beslag genomen groeimiddel. Dit is een product dat in iedere tuinwinkel is te vinden. Het is letterlijk water en wat vitamines, maar onmisbaar voor een ieder met een (volks)tuin. Klager heeft al het groeimiddel zelf geproduceerd in grote bakken in zijn pand en kan dit daarom goedkoper verkopen dan in de winkel. Naar het oordeel van de verdediging is het bij een eventuele inhoudelijke behandeling hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal komen van het groeimiddel. Dit is immers 100% legaal en wordt door vrijwel iedere tuinier gebruikt. Er zijn ook plannen om het product van klager landelijk op de markt te brengen zoals ook vele andere merken hebben gedaan. Denk aan de merken zoals Bio Nova, Pokon etc. Ook deze producten stonden overigens in de winkel van klager, maar deze zijn achtergelaten door de politie. De verdediging vindt het onbegrijpelijk dat goedkopere zelfgemaakte producten niet verkocht zouden mogen worden, maar duurdere (A-)merken wel.
De vraag die eerst moet worden beantwoord is of er in het onderhavige klaagschrift iets nieuws is aangevoerd ten opzichte van het ongegrond verklaarde klaagschrift van 28 december 2017. Hernieuwd beklag ten aanzien van hetzelfde voorwerp is immers slechts mogelijk op grond van nieuwe feiten en omstandigheden. De klager is niet-ontvankelijk in zijn beklag indien aan die voorwaarde niet is voldaan (HR 21 oktober 1997, LJN ZD0838, NJ 1998, 172 en HR 4 september 2007, LJN BA2161). Niet is vereist dat de feiten en omstandigheden waarop in het hernieuwde beklag een beroep wordt gedaan in die zin nieuw zijn dat zij zich eerst na de behandeling van het eerdere klaagschrift hebben voorgedaan of bekend zijn geworden. In het algemeen geldt dat een hernieuwd beklag ontvankelijk is indien een beroep wordt gedaan op andere feiten of omstandigheden dan die waarop het eerdere klaagschrift was gebaseerd en die van zodanige aard zijn dat zij nopen tot een nieuwe beoordeling van het verzoek tot opheffing van het beslag (HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:580, HR 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:122) en HR 14 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2863).
De rechtbank is van oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klaagschrift omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd en dat de andere feiten en omstandigheden die worden aangevoerd niet nopen tot een nieuwe beoordeling van het verzoek tot opheffing van het beslag. De rechtbank heeft in haar beschikking van 15 maart 2018 overwogen dat gelet op de foto’s in het dossier het erop lijkt dat slechts een zeer klein deel van de in het bedrijfspand aanwezige winkelvoorraad niet (tevens) geschikt is voor de professionele en/of grootschalige hennepteelt en dat het daarom niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer zal onttrekken. De raadsman heeft in raadkamer gesteld dat bij de behandeling van het vorige klaagschrift door de officier van justitie naar voren werd gebracht dat de in beslag genomen voorwerpen als een gezamenlijkheid moesten worden gezien en daarom allemaal voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen. De raadsman heeft deze keer betoogd dat (daarom) nu alleen geklaagd wordt over het groeimiddel. De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen juist in samenhang moeten worden gezien en niet allemaal afzonderlijk. Die samenhang brengt mee dat voorwerpen waar op zichzelf genomen niets mis mee is, zoals bijvoorbeeld steenwol en een ventilator, er voor zorgt dat de desbetreffende voorwerpen voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen. De rechtbank heeft met andere woorden al (afzonderlijk) beslist over het groeimiddel. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over het ontbreken van stukken en het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld, noopt niet tot een nieuwe beoordeling van het verzoek tot opheffing van het beslag. Het Openbaar Ministerie heeft de verdenking jegens klager – gelet op het summiere karakter van de beklagprocedure – in voldoende mate onderbouwd.

4.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
niet-ontvankelijk
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.F. Ferdinandusse, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.