ECLI:NL:RBAMS:2018:5281

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
RK: 18/2358 en 18/2425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar inbeslagname van voertuigen en goederen in het kader van strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een klaagschriftprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, geboren in 1996, heeft klaagschriften ingediend voor de teruggave van een Mercedes-Benz en een Audi A1, die in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar een schietpartij. De rechtbank heeft de klaagschriften op respectievelijk 10 en 12 april 2018 ontvangen en op 11 juni 2018 het standpunt van het Openbaar Ministerie ontvangen. Tijdens de openbare raadkamer op 12 juni 2018 zijn klaagster, haar raadsman en de officier van justitie gehoord. De Mercedes-Benz was in beslag genomen van [naam 1], die als verdachte in het onderzoek is aangemerkt. Klaagster stelt de rechtmatige eigenaresse van de Mercedes te zijn en heeft bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar eigendom. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete verdenking tegen klaagster bestaat en dat het voortduren van het beslag op de Audi A1 niet noodzakelijk is voor het strafvorderlijk belang. De rechtbank heeft daarom besloten het beslag op de Audi A1 op te heffen en deze aan klaagster terug te geven. Voor de Mercedes-Benz heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat er mogelijk belanghebbenden zijn die ook moeten worden gehoord. De rechtbank heeft de behandeling van het klaagschrift met rekestnummer 18/2358 geschorst en de oproeping van klaagster, [naam 1] en [naam zus klaagster] bevolen voor een nader te bepalen datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 18/2358 en 18/2425
Beschikking op de klaagschriften ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman, mr. J.S.W. Boorsma, Ceintuurbaan 67, 1072 EV te Amsterdam,
klaagster.

1.Procesgang

De klaagschriften zijn op respectievelijk 10 en 12 april 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 11 juni 2018 het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie ontvangen.
De rechtbank heeft op 12 juni 2018 klaagster, haar raadsman mr. E.G.S. Roethof (kantoorgenoot van mr. J.S.W. Boorsma) en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in openbare raadkamer gehoord.
[naam 1] , bij wie de Mercedes met kenteken [kenteken 1] waar het klaagschrift op ziet in beslag is genomen, is – hoewel rechtsgeldig opgeroepen – niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van de klaagschriften

Het klaagschrift met nummer 18/2358 strekt tot teruggave van een auto van het merk Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 1] , twee geldbedragen (€ 10.700,- en € 800,-), een Rolex, een tablet van het merk Samsung en een SD-kaart.
Het klaagschrift met nummer 18/2425 strekt tot teruggave van een auto van het merk Audi A1 met kenteken [kenteken 2] . De auto is volgens klaagster op 7 april 2018 in beslag genomen op een parkeerplaats aan de [naam straat 1] te Diemen. Klaagster stelt de rechtmatige eigenaresse te zijn van de auto.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie houdt het volgende in. Op 17 januari 2018 omstreeks 19:00 uur vond een schietpartij plaats in de [naam straat 2] ter hoogte van perceelnummer [huisnummer] te Amsterdam. Hierbij kwam om het leven een man die later bleek te zijn genaamd: [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 2] . Naar aanleiding hiervan is onderzoek 13Spons gestart. Door het onderzoeksteam 13Spons werd [naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] , op 28 maart 2018 aangehouden als verdachte. [naam 1] reed op dat moment in de Mercedes met kenteken [kenteken 1] . Op 30 maart 2018 werd [naam 1] heengezonden. [naam 1] staat ingeschreven op het adres van zijn moeder, [adres moeder] . Uit onderzoek is echter gebleken dat hij ook verblijft bij zijn vriendin [naam vriendin klaagster] , geboren op [geboortedatum 2] , aan het [adres vriendin] . Op 28 maart 2018 werd de woning aan het [adres vriendin] doorzocht. In de woning werd in de meterkast een geldbedrag van € 10.700,- aangetroffen en in beslag genomen. In de kledingkast, tussen de kleding van [naam 1] , werd een geldbedrag van in totaal € 820,- aangetroffen en in beslag genomen. In de slaapkamer, in de kledingkast, werd een Rolex (horloge) aangetroffen en in beslag genomen. In de keuken werden twee SD-kaarten aangetroffen en in beslag genomen en in de woonkamer werd een tablet van het merk Samsung aangetroffen en in beslag genomen. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij de rechtmatige eigenaresse van de Mercedes met kenteken [kenteken 1] is. Zij heeft de auto uitgeleend aan haar schoonbroer, [naam 1] . Verder stelt klaagster dat het geld, het Rolex horloge, de tablet en een SD-kaart haar toebehoren en dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag. De officier van justitie stelt zich echter op het standpunt dat er wel sprake is van een strafvorderlijk belang. Alle goederen zijn aangetroffen in de woning van [naam vriendin klaagster] en zijn in beslag genomen onder [naam 1] en [naam vriendin klaagster] . Naar aanleiding van de bevindingen tijdens de doorzoeking van de woning aan het [adres vriendin] is er een witwasverdenking gerezen ten aanzien van [naam 1] en [naam vriendin klaagster] . Naar deze verdenking wordt nog onderzoek gedaan. Daarnaast loopt het onderzoek 13Spons ook nog. Gelet hierop verzet het strafvorderlijk belang zich op dit moment dan ook tegen teruggave van de goederen.
De officier van justitie heeft in raadkamer naar voren gebracht dat zij hier niet veel aan kan toevoegen omdat zij geen contact heeft kunnen hebben met de zaaksofficier van justitie en zij alleen over de kennisgevingen van inbeslagneming en de proces-verbaal van bevindingen betreffende de route PD1 naar PD2 en het optreden plaats delict beschikt.

4.De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken. Op 28 maart 2018 is bij [naam 1] , op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, een Mercedes met kenteken [kenteken 1] in beslag genomen. [naam 1] werd die dag aangehouden in het opsporingsonderzoek 13Spons dat is gestart naar aanleiding van de liquidatie van [naam slachtoffer] op [datum liquidatie] . Nadat er bij een doorzoeking in de woning van de vriendin van [naam 1] , waar hij ook zou verblijven, onder meer een Rolex en in de meterkast een groot contant geldbedrag werden aangetroffen, is tegen zowel [naam 1] als zijn vriendin, de zus van klaagster, de verdenking gerezen dat zij zich schuldig maakten aan witwassen. Klaagster, die voor zover bekend niet van enig (concreet) strafbaar feit wordt verdacht, stelt dat deze Mercedes van haar is en dat zij die van haar eigen geld heeft gekocht. Zij stelt verder dat de geldbedragen, Rolex, SD-kaart(en) en de tablet die in de woning van haar zus zijn aangetroffen ook van haar zijn. Klaagster stelt voorts dat haar Audi 1 op 7 april 2018 op een parkeerplaats in Diemen in beslag genomen is.
Ten aanzien van de Audi A1 met kenteken [kenteken 2] en de Mercedes-Benz GLA 180 CDI met kenteken [kenteken 1]
In geval van een beklag tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen.
Een voorwerp dat niet aan een veroordeelde toebehoort, kan alleen verbeurd worden verklaard indien degene aan wie het toebehoort, bekend was met de verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, of niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort (artikel 33a, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht).
Met betrekking tot de Audi A1 overweegt de rechtbank het volgende. Klaagster stelt dat de Audi op 7 april 2018 op een parkeerplaats in beslag genomen is en dat deze auto van haar is. Klaagster heeft een (overigens nauwelijks leesbaar) kentekenbewijs overgelegd en foto’s ge-e-maild waarin zij te zien is in een Audi. Zij heeft door middel van bankafschriften aangetoond dat zij voldoende kapitaalkrachtig is om een Audi 1 te financieren. Noch in het standpunt van het Openbaar Ministerie, noch in de (weinige) overgelegde stukken wordt gewag gemaakt van deze auto. Het is niet duidelijk waarom de auto in beslag genomen is. Het Openbaar Ministerie heeft ruimschoots de tijd gehad te onderbouwen waarom de Audi in beslag genomen is en waarom het beslag zou moeten blijven voortduren. De officier van justitie heeft in raadkamer niet gesteld dat nader onderzoek naar deze auto nodig is en heeft ten aanzien van deze auto geen stellingen ingenomen die nader onderzoek behoeven. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet in de gelegenheid stellen alsnog stukken aan het dossier toe te voegen.
Klaagster wordt voor zover nu bekend vooralsnog niet van enig (concreet) strafbaar feit verdacht. Bij deze stand van zaken kan niet gezegd worden dat het voortduren van het beslag op de Audi nodig is in verband met het aan de dag te brengen de waarheid of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Het is tevens hoogst onwaarschijnlijk dat de auto zal worden verbeurd verklaard of worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag op de Audi A1 dient te worden opgeheven. De rechtbank is voorts van oordeel dat klaagster en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de Audi moet worden beschouwd. Zij zal dan ook gelasten dat deze auto aan klaagster dient te worden teruggegeven.
Met betrekking tot de Mercedes-Benz GLA 180 CDI overweegt de rechtbank het volgende. Tegen [naam 1] is, kennelijk nadat de woning van zijn vriendin is doorzocht waar hij ook zou verblijven, een witwasverdenking gerezen. Hij reed in de Mercedes bij zijn aanhouding. Klaagster stelt echter dat de Mercedes haar eigendom is en onderbouwt dit met onder meer met een kentekenbewijs op haar naam en facturen van de garage waar zij de auto kennelijk in onderhoud heeft. Zij stelt dat zij de auto slechts aan beslagene had uitgeleend. Daarnaast heeft zij bankafschriften overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij gemakkelijk een dergelijke auto kan betalen, dit terwijl ten aanzien van klaagster, zoals reeds vermeld, geen (concrete) verdenking bestaat van enig strafbaar feit. Nu het Openbaar Ministerie daar niets anders tegenover heeft gesteld dan dat [naam 1] in deze auto reed bij zijn aanhouding, moet klaagster redelijkerwijs als rechtmatige eigenaresse van deze auto worden aangemerkt. De enkele stelling dat [naam 1] in deze auto reed bij zijn aanhouding is niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een afgeschermde eigendomsconstructie of dat klaagster anderszins te kwader trouw is. Ook hier geldt dat het Openbaar Ministerie voldoende tijd heeft gehad duidelijk te maken waarom het beslag op deze auto zou moeten blijven voortduren. Het Openbaar Ministerie heeft ook geen standpunt ingenomen met betrekking tot deze auto dat nader onderzoek behoeft. Bij deze stand van zaken kan niet gezegd worden dat het voortduren van het beslag nodig is in verband met het aan de dag te brengen de waarheid of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Het is tevens hoogst onwaarschijnlijk dat de auto zal worden verbeurd verklaard of worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang ook het beslag op deze auto dient te worden opgeheven. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat klaagster en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de Mercedes-Benz moet worden beschouwd, zal zij dan ook gelasten dat deze auto aan klaagster dient te worden teruggegeven.
Ten aanzien van de geldbedragen, Rolex, SD-kaart(en) en tablet
Blijkens het standpunt van het Openbaar Ministerie is in de woning van de zus van klaagster en [naam 1] , tegen wie beiden een verdenking van witwasverdenking is gerezen, een groot contant geld bedrag aangetroffen in de meterkast en tussen kleding van [naam 1] . Ook lag daar een Rolex in de kledingkast. In deze woning zijn ook de tablet en SD-kaarten aangetroffen. Klaagster stelt dat dit geld en deze spullen van haar zijn. Nu de spullen in de woning van de zus van klaagster zijn aangetroffen, dient ook zij, net als [naam 1] , als (mogelijk) belanghebbende te worden opgeroepen. Ook is wenselijk dat het Openbaar Ministerie stukken inbrengt waaruit blijkt hoe en waar de in beslag genomen spullen zijn aangetroffen en hoe en waarom de witwasverdenking is gerezen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek in raadkamer heropenen om naast klaagster en [naam 1] ook [naam zus klaagster] op te roepen.

5.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank
- verklaart het beklag (18/2425) ten aanzien van de
Audi A1 met kenteken [kenteken 2]gegronden gelast de teruggave van deze personenauto aan klaagster;
- verklaart het beklag (18/2358) wat betreft de
Mercedes-Benz GLA 180 CDI met kenteken [kenteken 1]gegronden gelast de teruggave van deze personenauto aan klaagster;
- heropent en schorst de behandeling in raadkamer van het klaagschrift met rekestnummer 18/2358 tot een nader – in overleg met de raadsman van klaagster – te bepalen datum en tijd en beveelt de oproeping van klaagster, [naam 1] en [naam zus klaagster] tegen die nader te bepalen datum en tijd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.F. Ferdinandusse, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en – bij vervroeging – in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.