In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de aanvraag van eiseres voor een overbruggingsuitkering AOW. Eiseres, woonachtig in de Verenigde Staten, had haar aanvraag voor een reguliere overbruggingsuitkering op basis van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW ingediend, maar deze was door de Sociale verzekeringsbank afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de reguliere overbruggingsuitkering, omdat zij op de relevante datum geen VUT-uitkering of een vergelijkbare uitkering ontving. Eiseres voerde aan dat zij ongelijk werd behandeld ten opzichte van in Nederland wonende belastingbetalers en dat haar individuele omstandigheden niet in aanmerking waren genomen.
De rechtbank oordeelde dat zij in deze procedure niet kon ingaan op de vraag of eiseres door de verhoging van de AOW-leeftijd onevenredig zwaar werd getroffen. Dit kon pas beoordeeld worden in het kader van de besluitvorming over de toekenning van AOW-pensioen. De rechtbank benadrukte dat de regels voor de overbruggingsuitkering in de Tijdelijke Regeling strikt zijn en dat er geen hardheidsclausule is opgenomen. Hierdoor kon er geen uitzondering worden gemaakt voor eiseres, ondanks haar moeilijke financiële situatie en gezondheidsproblemen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, met de opmerking dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden voor de overbruggingsuitkering voor alle aanvragers gelden, ongeacht hun woonplaats, en dat er geen sprake was van ongelijke behandeling. Eiseres kan mogelijk wel in aanmerking komen voor een overbruggingsuitkering extra in een latere periode, waarvoor zij na een bepaalde datum een aanvraag kan indienen.