ECLI:NL:RBAMS:2018:5559

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13/674312-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting na onvoldoende bewijs in Amsterdamse kliniek

Op 24 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 9 december 2016 in een gesloten kliniek voor psychiatrische patiënten in Amsterdam. De officier van justitie had primair gevorderd tot bewezenverklaring van de verkrachting, waarbij de aangeefster verklaarde dat de verdachte haar had gedwongen tot seksuele handelingen, ondanks haar expliciete weigering. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Tijdens de zitting werd de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar gepresenteerd, ondersteund door het aantreffen van een condoomverpakking en een condoom bij de verdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander objectief bewijs. De getuigenverklaring van een getuige die geluiden had gehoord, bood geen steun voor de beschuldiging van dwang. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan het primair ten laste gelegde feit van verkrachting.

Daarnaast werd ook het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare toestand van de aangeefster, niet bewezen geacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet was vastgesteld dat de aangeefster zich in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht bevond. De rechtbank benadrukte dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen, en dat de verdachte daarom niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674312-16
Datum uitspraak: 24 mei 2018 (onmiddellijk uitspraak)
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K.F.E. den Hartog, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Römer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [persoon] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte [persoon] , op de intensive care van een gesloten kliniek voor psychiatrische patiënten ( [naam] ) -waar die [persoon] die dag onder invloed van alcohol was opgenomen- gevraagd of zij drugs of andere dingen wilde hebben omdat hij die allemaal kon regelen en/of is hij, verdachte, haar achterna gelopen en/of nadat zij had gezegd dat hij weg moest gaan, is hij verdachte, achter haar aan het toilet binnen gegaan en/of heeft hij, verdachte, de toiletdeur op slot gedaan en/of nadat ze had gezegd dat ze het niet wilde en/of geen seks wilde, heeft hij, verdachte, haar (van achteren) vaginaal met zijn penis gepenetreerd en/of toen er werd geklopt, gezegd dat ze stil moest zijn;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Amsterdam, met [persoon] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (namelijk de opname die dag - onder invloed van alcohol- op de intensive care van een gesloten kliniek voor psychiatrische patiënten) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon] , immers heeft hij verdachte, nadat hij achter haar naar binnen was gegaan in het toilet, de toiletdeur op slot gedaan en haar van achteren vaginaal met zijn penis gepenetreerd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De inhoud van de aangifte komt op hoofdlijnen overeen met de inhoud van het informatief gesprek dat direct na het incident met aangeefster is gevoerd. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar en wordt ondersteund door het aantreffen van de condoomverpakking op de grond in het toilet en het condoom in de zak van verdachte. Bovendien heeft aangeefster na het incident direct een medewerker van de kliniek op de hoogte gebracht. Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft aangeefster horen kreunen en dacht dat zij hulp nodig had. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor niet willen verklaren over wat zich op het toilet heeft afgespeeld.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Indien vrijspraak volgt voor het primair ten laste gelegde, kan het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen worden. Verdachte heeft misbruik gemaakt van een zeer kwetsbare vrouw die in hoge mate onder invloed van alcohol was. Dit moet voor verdachte kenbaar zijn geweest.
4.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De verklaring van aangeefster wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal, waardoor niet is voldaan aan het bewijsminimum. De verklaring van getuige [getuige] kan niet bijdragen aan het bewijs, omdat hij slechts heeft verklaard dat hij dacht dat twee mensen seks hadden op het toilet en niet dat er sprake was van verkrachting. Dat verdachte bij de politie niet uitgebreid heeft verklaard, moet worden bezien in het licht van het feit dat zowel tegen de raadsman – die dientengevolge ook niet bij het verhoor aanwezig was - als tegen verdachte is gezegd dat het verhoor louter een formaliteit betrof.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Ook voor het subsidiaire feit ziet de verdediging onvoldoende bewijs. Verdachte en aangeefster waren beide patiënt in de kliniek. Niet is gebleken dat verdachte misbruik heeft gemaakt van aangeefster.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Op grond van de verklaringen van aangeefster en verdachte staat vast dat zij samen op het toilet in de kliniek zijn geweest en dat daar iets tussen hen is voorgevallen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte heeft gezegd dat hij seks met haar wilde en dat hij haar, ondanks dat zij heeft gezegd dat ze dat niet wilde, van achteren heeft gepenetreerd. Tegenover deze verklaring staat de verklaring van verdachte dat zij samen naar het toilet zijn gegaan en hebben gezoend, maar dat er geen sprake is geweest van penetratie. De rechtbank is daarmee geconfronteerd met twee lezingen.
Gezien deze ontkennende verklaring van verdachte dient de verklaring van aangeefster in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering te voldoen. In dit geval wordt naar het oordeel van de rechtbank de aangifte in onvoldoende mate ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen. De getuigenverklaring van [getuige] kan niet als steunbewijs worden gebruikt. [getuige] heeft alleen verklaard dat hij een vrouw hoorde kreunen op het toilet en dat hij dacht dat twee mensen seks hadden. Hij heeft niet verklaard over enige omstandigheid waaruit zou kunnen worden afgeleid dat aangeefster daarbij ergens toe werd gedwongen. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld wat zich in het toilet tussen verdachte en aangeefster heeft afgespeeld en evenmin dat daarbij sprake is geweest van dwang. Gezien het bovenstaande kan de rechtbank onvoldoende vaststellen dat er seksuele gedragingen hebben plaatsgevonden tegen de wil van aangeefster. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van verkrachting te kunnen komen en zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook vrijgesproken dient te worden van het subsidiair ten laste gelegde, nu onvoldoende vast is komen te staan in welke toestand aangeefster zich bevond. Er is niet gebleken dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat verdachte daar misbruik van heeft gemaakt.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en P. Farahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2018.