ECLI:NL:RBAMS:2018:5559
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.P.W. Helmonds
- F. Dekkers
- P. Farahani
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting na onvoldoende bewijs in Amsterdamse kliniek
Op 24 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 9 december 2016 in een gesloten kliniek voor psychiatrische patiënten in Amsterdam. De officier van justitie had primair gevorderd tot bewezenverklaring van de verkrachting, waarbij de aangeefster verklaarde dat de verdachte haar had gedwongen tot seksuele handelingen, ondanks haar expliciete weigering. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Tijdens de zitting werd de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar gepresenteerd, ondersteund door het aantreffen van een condoomverpakking en een condoom bij de verdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander objectief bewijs. De getuigenverklaring van een getuige die geluiden had gehoord, bood geen steun voor de beschuldiging van dwang. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan het primair ten laste gelegde feit van verkrachting.
Daarnaast werd ook het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare toestand van de aangeefster, niet bewezen geacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet was vastgesteld dat de aangeefster zich in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht bevond. De rechtbank benadrukte dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen, en dat de verdachte daarom niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastelegging.