ECLI:NL:RBAMS:2018:5560

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13/730070-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor wapens en verdovende middelen, munitie wel bewezen; OM niet-ontvankelijk in vervolging voor jammer

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens, munitie en verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 september 2015 in Amsterdam samen met anderen of alleen een aantal wapens en verdovende middelen zou hebben gehad. Tijdens de zitting op 24 mei 2018 heeft de officier van justitie, mr. B. Looijestijn, de vordering gedaan en is de verdediging vertegenwoordigd door mr. J.P. Plasman. De rechtbank heeft de tenlastelegging in vier feiten verdeeld, waarbij feit 4 betrekking had op het voorhanden hebben van een jammer, een apparaat dat bedoeld is om communicatie te verstoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 161sexies van het Wetboek van Strafrecht ten tijde van de pleegdatum reeds was vervallen, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor dit feit.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de wapens en verdovende middelen voorhanden had, omdat deze in een bedrijf waren aangetroffen waar meerdere mensen toegang tot hadden. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte 44 patronen voorhanden had, mede op basis van zijn eigen bekentenis. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overige feiten en heeft hem veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, met aftrek van voorarrest, en heeft de onttrekking aan het verkeer van de wapens en munitie bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/730070-15
Datum uitspraak: 7 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr.
B. Looijestijn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 september 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, model GSP, kaliber .32 S & W Long, voorzien van serienummer [nummer] ) en/of munitie van categorie III, te weten 34, althans een of meer patronen van het kaliber .32 S & W Long, model wadcutter en voorzien van bodemstempel Geco.32 S&W L en/of 44, althans een of meer patronen, kaliber .32 auto, model volmantel rondneus en voorzien van bodemstempel CBC.32 auto, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 1 september 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 4595 gele tabletten, in de vorm van een handgranaat en/of (ongeveer) 72 blauwe tabletten met de indruk Louis Vuitton logo, althans een of meer zogenaamde XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of twee, althans een of meer, in tape gewikkelde pakketten inhoudende (ongeveer) 992 gram heroine, en/of een in tape gewikkeld pak inhoudende 490 gram heroïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval (telkens) een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 1 september 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, af te leveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, opzettelijk drie, althans een of meer, in tape gewikkelde pakketten, inhoudende (ongeveer) 2260 gram bruin poeder bevattende coffeïne en/of paracetamol en/of (ongeveer) 2890 gram crèmekleurig poeder bevattende coffeïne en/of lidocaïne, althans een of meer versnijdingsmiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 1 september 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk dat daarmee opzettelijk enig geautomatiseerd werk en/of enig werk voor telecommunicatie wordt vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat geautomatiseerd werk wordt veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat geautomatiseerde werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, terwijl - (sub 1) daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of voor de verlening van diensten te duchten is - (sub 2) daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, een zogenaamde jammer, te weten een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt is gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden heeft gehad.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

In feit 4 is aan verdachte overtreding van artikel 161sexies van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat dit artikel ten tijde van de pleegdatum, te weten
1 september 2015, reeds was vervallen. Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte ter zake van feit 4.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Naar aanleiding van drie meldingen bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI), waarin werd gesproken over de handel van verdovende middelen en vuurwapens in het bedrijf van verdachte, is de politie op 1 september 2015 binnengetreden in dit bedrijf. Er heeft vervolgens een doorzoeking plaatsgevonden waarbij de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen (een wapen, munitie, verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en een jammer) zijn aangetroffen.
4.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het vuurwapen zoals ten laste is gelegd in het eerste gedeelte van feit 1. Het vuurwapen lag in een locker en lag niet direct in het zicht. De medewerkers van het bedrijf hebben verklaard dat de locker toebehoorde aan een ander dan verdachte. Bovendien is er geen DNA van verdachte op het wapen gevonden. Er kan dus niet bewezen worden dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Ditzelfde geldt voor de 34 patronen zoals ten laste is gelegd in het tweede gedeelte van feit 1.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd tot een bewezenverklaring van het derde gedeelte van feit 1 (44 patronen), feit 2, 3 en 4. Verschillende medewerkers van het bedrijf van verdachte hebben een verklaring afgelegd. [medewerker 1] (hierna: [medewerker 1] ) heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gehoord dat door verdachte over verdovende middelen werd gesproken. Ook [medewerker 2] (hierna: [medewerker 2] ) heeft verklaard dat verdachte en diens broer zich bezig hielden met verdovende middelen. De verklaring van verdachte dat iemand heeft geprobeerd hem erin te luizen door de verdovende middelen in zijn bedrijf neer te leggen is volgens de officier van justitie ongeloofwaardig, nu het een grote hoeveelheid verdovende middelen betreft met een hoge straatwaarde.
4.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 (ten aanzien van het wapen en de 34 patronen die in een sok bij het wapen zijn gevonden), feit 2 en feit 3, omdat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De voorwerpen zijn weliswaar aangetroffen in het bedrijf van verdachte, maar er waren meerdere mensen werkzaam in het bedrijf en zij hadden allen toegang tot iedere ruimte. De aangetroffen voorwerpen zouden reeds om die reden van ieder ander persoon kunnen zijn. Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat de voorwerpen van verdachte zijn. Medewerkers [medewerker 1] en [medewerker 2] hebben tegenstrijdige en onduidelijke verklaringen afgelegd en hun reden van wetenschap blijkt nergens uit. Hun verklaringen kunnen dan ook niet als bewijs worden gebruikt.
Verdachte heeft bekend de in feit 1 genoemde 44 patronen en de in feit 4 genoemde jammer voorhanden te hebben gehad. De raadsman heeft geen nadere opmerkingen gemaakt over het bewijs.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een wapen, 34 patronen (in een sok), verdovende middelen en versnijdingsmiddelen voorhanden heeft gehad, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat de in de tenlastelegging onder feit 1, 2 en 3 genoemde verdovende middelen en versnijdingsmiddelen zijn gevonden in het bedrijf van verdachte waar meerdere personen werkzaam zijn. De middelen zijn aangetroffen in verschillende ruimtes waar alle medewerkers konden komen. Er kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte de enige persoon is geweest die gebruik heeft gemaakt van de ruimtes waar de middelen zijn aangetroffen. Daardoor kan niet worden vastgesteld wie de middelen op de verschillende plaatsen heeft achtergelaten en wanneer dit is gedaan. Evenmin kan worden vastgesteld dat bij verdachte een meer of mindere mate van bewustheid ten opzichte van de aanwezigheid van die middelen heeft bestaan of heeft moeten bestaan. Hoewel er op basis van het dossier aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen verdovende middelen en versnijdingsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet bewezen kan worden dat verdachte deze middelen voorhanden of aanwezig heeft gehad.
4.4.2
Munitie: 44 patronen
Mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte 44 patronen voorhanden heeft gehad.
4.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 1 september 2015 te Amsterdam munitie van categorie III, te weten 44 patronen, kaliber .32 auto, model volmantel rondneus en voorzien van bodemstempel CBC.32 auto, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, behalve ten aanzien van de 44 patronen en de jammer. Ten aanzien van de jammer heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de 44 patronen heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt over de op te leggen straf.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet wapens en munitie door 44 patronen voorhanden te hebben, hetgeen een gevaarzettend karakter voor de veiligheid van personen heeft. Uit het strafblad van verdachte van 20 april 2018 volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van munitie. Gelet hierop en op het feit dat de rechtbank aanmerkelijk minder bewezen acht dan de officier van justitie, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van wat door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal verdachte een geldboete opleggen van
€ 500,00. Zij zal bepalen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten in mindering wordt gebracht op deze straf, in die zin dat voor elke dag voorarrest € 50,00 euro van de boete wordt afgetrokken. Verdachte heeft van 4 september 2015 tot en met 15 december 2015 in voorarrest gezeten. Dit brengt mee dat verdachte zijn boete al heeft voldaan.
Beslag
Onder verdachte is een geldbedrag van € 1.319,70 euro, een wapen, munitie, een jammer en een telefoon in beslag genomen. De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon aan verdachte dient te worden teruggegeven, het geldbedrag verbeurd moet worden verklaard en het pistool, de munitie en de jammer moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat het pistool, de munitie en de jammer aan het verkeer moeten worden onttrokken nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Omdat het geldbedrag volgens zijn eigen verklaring niet van verdachte is, moet het geldbedrag worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De telefoon is van verdachte en dient aan hem te worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van feit 4.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een geldboeteter hoogte van
€ 500,00 (vijfhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
hechtenisvoor de tijd van
10 (tien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht op de geldboete in mindering gebracht zal worden, naar de maatstaf van € 50,00 (vijftig euro) per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Jammer (5039677)
  • Wapen (Walther GSP, 5039609)
  • Munitie (Geco, 5039615)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- Geld: € 1.319,70 (5039824)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- Zaktelefoon: Iphone 6 (5039699)
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en P. Farahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2018.