ECLI:NL:RBAMS:2018:5583

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13-741185-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedrijfsinbraak in sportwinkel te Amsterdam

Op 15 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een bedrijfsinbraak. De inbraak vond plaats op 4 augustus 2017 in een sportwinkel in Amsterdam, waar een grote hoeveelheid sportkleding werd gestolen. De rechtbank heeft het verkort vonnis op tegenspraak gewezen, na het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2018. De officier van justitie, mr. R. Bosman, heeft de vordering gedaan, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A. van der Waal.

De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk inbreken in de sportwinkel, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang verschaften door een rolluik te forceren en een raam in te slaan. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraak. Getuigenverklaringen en forensisch bewijs, zoals een bloedspoor op een sloophamer, wezen in de richting van de verdachte.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/741185-17
Datum uitspraak: 15 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. R. Bosman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.A. van der Waal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (sport)winkel (gevestigd in en pand aan de [adres 1] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid (sport)kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon] en/of aan sportwinkel [winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (sport)kleding onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een rolluik van die (sport)winkel/dat pand te verbreken en/of te forceren en/of (vervolgens) een ruit/raam van die/dat (sport)winkel/pand in te slaan en/of te verbreken en/of te forceren, althans door middel van braak op en/of verbreking van die/dat (sport)winkel/pand en/of doormiddel van inklimming via een raam van/aan die/dat(sport)winkel/pand.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank grondt haar beslissing daarnaast op de volgende overwegingen.
De raadsman heeft bepleit dat sluitend bewijs ontbreekt dat de verdachte één van de daders van de ten laste gelegde bedrijfsinbraak is geweest. Daarom moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is echter, net als de officier van justitie, van oordeel dat op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger aan de bedrijfsinbraak heeft schuldig gemaakt. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk (onder meer) het volgende.
In de nacht van 4 augustus 2017 is ingebroken bij sportwinkel [winkel] . Er was een rolluik geforceerd en het zich daarachter bevindende raam was gebroken. In de winkel waren diverse kasten leeggehaald en er was kleding van de rekken gehaald en meegenomen. Getuige [getuige] heeft die nacht, omstreeks 04.25 uur, gezien dat er vier jongens tegen de zijkant van de sportwinkel aan het schoppen waren. Er was een gat in een luik ontstaan en de jongens haalden daardoor in plastic verpakte kleding naar buiten. Vervolgens hoorde getuige [getuige] de jongens op scooters wegrijden. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen omstreeks 04.30 uur ter plaatse en zagen twee scooters met gedoofde lichten wegrijden. Hierop hebben de verbalisanten de achtervolging ingezet. De scooters raakten uit zicht, maar kort daarna werd in de omgeving een zwarte scooter aangetroffen, waarvan de uitlaat nog warm was. Naast deze scooter lagen kledingstukken in plastic, die door de eigenaar van de sportwinkel zijn herkend als afkomstig uit de winkel. Rechts van de scooter werd een sloophamer aangetroffen met daarop een bloedspoor. Agenten zagen verdachte omstreeks 04:40 uur lopen op de Asterweg. Hij was buiten adem en had bloed aan zijn rechterhand. Het bloedspoor op de sloophamer is onderzocht en bleek van verdachte afkomstig te zijn.
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte één van de personen is geweest die de inbraak bij sportwinkel [winkel] hebben gepleegd. Dat uit het dossier niets blijkt van de ouderdom van het bloedspoor op de sloophamer en dat de verbalisanten de scooter tijdens de achtervolging korte tijd uit het zicht zijn verloren, zoals de raadsman heeft betoogd, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank heeft gelet op de bevindingen in het dossier geen enkele reden om te betwijfelen dat het verdachte is geweest die op de scooter is gezien en dat het bloed van verdachte in het kader van de inbraak op de sloophamer is gekomen. Verdachte heeft immers, hoewel hem daarnaar bij herhaling en met klem is gevraagd, geen enkele verklaring willen geven over waarom hij zich op een dergelijk ongebruikelijk tijdstip op een industrieterrein bevond en hoe zijn DNA op de sloophamer terecht is gekomen terwijl de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden schreeuwen om een verklaring.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger aan het ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt.

4.De Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een sportwinkel (gevestigd in een pand aan de [adres 1] ) heeft weggenomen een hoeveelheid (sport)kleding, toebehorende aan
[persoon] en/of aan sportwinkel [winkel] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen (sport)kleding onder hun bereik hebben gebracht door een rolluik van die sportwinkel te forceren en vervolgens een ruit/raam van die sportwinkel in te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om bij bewezenverklaring een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, zonder bijzondere voorwaarden.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak. Hij en zijn mededaders hebben ingebroken bij sportwinkel [winkel] en hebben daar kleding weggenomen. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen. Hij heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad en heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij heeft toegebracht. Bovendien zorgen dergelijke inbraken ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met zijn strafblad van 9 mei 2018, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om weer een strafbaar feit te plegen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 30 januari 2018. Uit dit reclasseringsadvies blijkt – kort gezegd – dat reclasseringstoezicht geïndiceerd wordt geacht. De reclassering vindt het belangrijk dat verdachte wordt begeleid richting een structurele dagbesteding, zodat daarna aan andere doelen kan worden gewerkt. Ondanks dat begeleiding door de jeugdreclassering is mislukt, denkt de reclassering dat begeleiding vanuit de volwassenenreclassering mogelijk wel voor gedragsverandering kan zorgen. Geadviseerd wordt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en het vinden en behouden van een zinnige dagbesteding.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte, die in een andere zaak inmiddels ook is veroordeeld voor wapenbezit, zich op een kruispunt in zijn leven bevindt en zal moeten kiezen welk leven hij wil gaan leiden. De rechtbank ziet, mede gelet op zijn nog jonge leeftijd, aanleiding om verdachte nog één laatste kans geven en hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Om verdachte de mogelijkheid te geven zijn leven op de rit te krijgen zal de rechtbank hem een taakstraf opleggen van 120 uren. Indien verdachte die taakstraf niet verricht, zal hij 60 dagen hechtenis moeten ondergaan. De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar opleggen, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden weer strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Schoenen Nike Air Max
4. 1.00 STK Stof
5. 1.00 STK Hamer
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 4 en 5 genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 1 genoemde schoenen aan verdachte zullen worden teruggegeven.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verbeurdverklaring
Het onder 4 genoemde voorwerp dat onder verdachte in beslag is genomen, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van dat voorwerp het bewezenverklaarde is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 5 genoemde voorwerp dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De onder 1 genoemde schoenen staan niet in relatie tot het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze aan verdachte moeten worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
57 (zevenenvijftig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee)jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] , zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. meewerkt aan een aanmelding bij het WPI voor een re-integratietraject en hij zich hierin open en controleerbaar opstelt, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem vanuit dit traject worden gegeven, indien en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. meewerkt aan het vinden en behouden van een door de reclassering goed te keuren dagbesteding, waarin hij zich controleerbaar opstelt.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
60 (zestig) dagen.
 Ten aanzien van het beslag
Verklaart verbeurd: 4. 1.00 STK Stof
Verklaart onttrokken aan het verkeer: 5. 1.00 STK Hamer
Gelast de teruggave aan verdachte van: 1. 1.00 STK Schoenen Nike Air Max
 Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Bruin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juni 2018.