ECLI:NL:RBAMS:2018:5585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13-741044-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan veelpleger met psychiatrische problematiek en verslaving

Op 1 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1965 en gedetineerd. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, heeft vorderingen gedaan, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.C. Tuinenburg. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder diefstal en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding in zaak D niet geldig was en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging van de belediging in zaak E, omdat er geen formele klacht was ingediend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de belediging van [persoon 2], maar heeft bewezen verklaard dat hij in de andere zaken de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, waaronder een verslaving en psychiatrische problemen. De rechtbank heeft ook een tussentijdse toetsing van de maatregel gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741044-18 (A), 13/746016-18 (B), 13/746017-18 (C), 13/746027-18 (D) 13/746028-18 (E) en 13/746029-18 (F)
Datum uitspraak: 1 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , gedetineerd in “ [BRP-adres] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A tot en met F aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.C. Tuinenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in de zaak E op de zitting van
19 december 2017 – ten laste gelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Breaker banaan (merk Melkunie) en/of een zaklamp (merk Hofftech), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkelbedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 05 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Ik ben ouder dan je vader, ik draai het fietsslot om je nek heen als ik dat wil" en/of
  • "Ik ga je wurgen met de fietsketting",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak B
hij op of omstreeks 26 december 2017 te 05.10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
Zaak C
hij op of omstreeks 06 januari 2018 te 02.40 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 ,in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, te weten een verwijderingsbevel voor de duur van drie maanden met nummer 2017/5617, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich, vanaf 14 oktober 2017 tot en met 13 januari 2018, uit het overlastgebied Centrum 1 te Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
Zaak D
De inleidende dagvaarding ontbreekt.
Zaak E
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [persoon 2] en/of [persoon 3] , in zijn/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door voornoemde [persoon 2] en/of [persoon 3] in het openbaar en in diens tegenwoordigheid mondeling de woorden toe te voegen: 'Kankernichten' en/of 'kankerflikkers', althans een woord van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak F
hij op of omstreeks 27 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kruidnoten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [winkelbedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.

3.Voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding zaak D
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding in
zaak Dniet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan verdachte is betekend, zodat die dagvaarding nietig dient te worden verklaard.
3.2
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie zaak E
De in
zaak Eaan verdachte ten laste gelegde belediging wordt ingevolge artikel 269 jo. 266 van het Wetboek van Strafrecht slechts vervolgd dan nadat door het slachtoffer van de belediging een klacht is ingediend. Het dossier bevat geen formele klacht van [persoon 3] , waarmee aan het klachtvereiste uit de genoemde wettelijke bepalingen niet is voldaan. Nu ook een aangifte ontbreekt waarin een uitdrukkelijk verzoek tot vervolging is gedaan, kan het Openbaar-Ministerie niet worden ontvangen in de vervolging van de in zaak E, voor zover het betreft de belediging van [persoon 3] .
3.3
Overige voorvragen
De dagvaardingen in de overige zaken zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is overigens ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die [persoon 2] heeft beledigd. De foto’s die de aangevers van de dader hebben gemaakt zijn onvoldoende duidelijk om aan te nemen dat het verdachte is geweest die de uitlatingen heeft gedaan. Daarom zal verdachte in zoverre van het in
zaak Etenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
1.
op 19 februari 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Breaker banaan (merk Melkunie) en een zaklamp (merk Hofftech), toebehorende aan winkelbedrijf [winkelbedrijf 1] ;
2.
op 5 december 2017 te Amsterdam, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Ik ben ouder dan je vader, ik draai het fietsslot om je nek heen als ik dat wil" en
  • "Ik ga je wurgen met de fietsketting",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak B
op 26 december 2017 te 05.10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en 177 van de Gemeentewet en 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
Zaak C
op 6 januari 2018 te 02.40 uur te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en 177 van de Gemeentewet en 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, te weten een verwijderingsbevel voor de duur van drie maanden met nummer 2017/5617, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich, vanaf 14 oktober 2017 tot en met 13 januari 2018, uit het overlastgebied Centrum te Amsterdam te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
Zaak F
op 27 september 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kruidnoten, toebehorende aan het winkelbedrijf [winkelbedrijf 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden opgelegd, maar deze dient wel op verdachte te worden toegesneden. Verdachte wil vooruit om zijn leven weer op de rit te krijgen. Dat is hem in het verleden al eerder een keer gelukt. Het is daarna jarenlang goed met verdachte gegaan. Door het verlies van zijn woning nadat hij vast kwam te zitten is hij afgegleden, maar teveel het verleden oprakelen en hem over één kam scheren met andere veelplegers zal hem niet motiveren. Het verwezenlijken van een woonplek en werk is essentieel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van reclassering Inforsa van 30 april 2018, opgemaakt door K. van der Heijden. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Verdachte is een veelpleger die al lange tijd bekend is bij de reclassering en hulpverlening. Hij is gediagnosticeerd met een vorm van autisme. Daarnaast is er sprake van een cocaïne- en heroïneverslaving. Vanwege de combinatie van deze verslavingen en zijn psychiatrische problematiek is verdachte moeilijk te begeleiden. Verdachte heeft in 2004 een zogenaamde SOV-maatregel opgelegd gekregen, waarna hij een aantal jaren goed heeft gefunctioneerd. Na een terugval in 2011 is het echter niet meer gelukt om hem in passende zorg en op het rechte pad te krijgen. Uiteindelijk is hij door omstandigheden dakloos geworden en is hij nagenoeg volledig uit het zicht van de reclassering en het ACT Team geraakt. Door de agressieproblematiek van verdachte is hij moeilijk stuurbaar en wordt hij afgewezen bij opvanglocaties. Er worden thans geen mogelijkheden meer gezien om verdachte in een toezicht te begeleiden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog wanneer verdachte middelen gebruikt. Geadviseerd wordt om de ISD-maatregel op te leggen, waarbij tijdens de ISD-maatregel verder kan worden onderzocht welk behandeltraject voor verdachtes problematiek het meest geïndiceerd is.
Ter terechtzitting heeft K. van der Heijden het advies tot oplegging van de ISD-maatregel – kort gezegd – gehandhaafd.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 9 mei 2018 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 27 september 2017 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ook aan de voorwaarden uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie is voldaan. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van het laatst gepleegd feit op 19 februari 2018.
De rechtbank ziet geen reden om de maatregel niet op te leggen. De rechtbank heeft oog voor de plannen en motivatie van verdachte om zijn leven op de rit te krijgen en uiteindelijk een bedrijf te starten, maar daarvoor zullen nog behoorlijk wat stappen moeten worden gezet. Binnen een toezichtkader is dit niet mogelijk gebleken. De rechtbank acht het opleggen van de ISD-maatregel noodzakelijk om aan de problematiek en het verwezenlijken van de praktische zaken te kunnen werken zodat het recidiverisico afneemt. Om dit te realiseren en ter bescherming van de maatschappij zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds te toetsen, om een vinger aan de pols te houden en inzicht te krijgen in het verloop van de maatregel tot dan toe.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s, 57, 63, 184, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van
zaak Dnietig.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het in
zaak Etenlastegelegde, voor zover het betreft de belediging van
[persoon 3].
Verklaart het in
zaak Eten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij, voor zover het betreft de belediging van
[persoon 2].
Verklaart bewezen dat verdachte het in
zaak Aonder 1 en 2,
zaak B,zaak Cenzaak Ften laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in
zaak A onder 1en het in
zaak Ftenlastegelegde:
diefstal, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in
zaak A onder 2tenlastegelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van het in
zaak Ben
zaak Ctenlastegelegde:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan namens een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, meermalen gepleegd.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Gelast een tussentijdse toetsing van de maatregel als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht en bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen
6 (zes) maandenna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Bruin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juni 2018.