ECLI:NL:RBAMS:2018:5586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
13-702521-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd voor mishandeling, meermalen gepleegd

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-partner en een andere persoon. De feiten vonden plaats op 10 september 2017 te Amsterdam, waar de verdachte zijn ex-levensgezel, aangeduid als [persoon 1], meermalen aan haar haren trok, haar met haar gezicht tegen de grond drukte en haar sloeg en schopte terwijl zij op de grond lag. Daarnaast heeft hij [persoon 2] een elleboogstoot gegeven in haar gezicht, waardoor zij ook ten val kwam. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. J.H.W. van der Lee, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft geoordeeld dat deze strafbaar zijn. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, en met het reclasseringsadvies dat een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf adviseerde. De rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 80 uren opgelegd, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en een contactverbod met de ex-partner. Tevens is de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] tot schadevergoeding van € 405,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de mishandelingen plaatsvonden in het bijzijn van getuigen en dat dergelijk gedrag de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. De verdachte heeft stappen ondernomen om zijn agressieproblematiek aan te pakken, wat positief is beoordeeld door de deskundigen. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, alsook de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702521-17
Datum uitspraak: 15 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag verdachte] 1978 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [BRP-adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie,
mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend (zijn ex-levensgezel) [persoon 1] eenmaal of meermalen aan haar haren heeft getrokken en/of gerukt (waardoor voornoemde [persoon 1] ten val is gekomen) en/of voornoemde [persoon 1] met diens gezicht tegen de grond heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of voornoemde [persoon 1] (vervolgens) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of geschopt tegen/op haar schouder(s) en/of rug, althans tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] (terwijl zij op de grond lag);
2.
hij op of omstreeks 10 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [persoon 2] eenmaal of meermalen op/tegen/in haar gezicht, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of voornoemde [persoon 2] een zogenaamde elleboogstoot heeft gegeven tegen/in haar gezicht (waardoor zij ten val is gekomen).

3.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 10 september 2017 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend (zijn ex-levensgezel)
[persoon 1] meermalen aan haar haren heeft getrokken waardoor voornoemde [persoon 1] ten val is gekomen en voornoemde [persoon 1] met diens gezicht tegen de grond heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden en voornoemde [persoon 1] vervolgens heeft geslagen tegen haar rug en geschopt tegen haar schouders terwijl zij op de grond lag;
2.
op 10 september 2017 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [persoon 2] een zogenaamde elleboogstoot heeft gegeven tegen haar gezicht waardoor zij ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met de verdachtes ex-partner, het slachtoffer van het onder 1 bewezen geachte, [persoon 1] .
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner, [persoon 1] , door haar onder meer aan haar haren te trekken, te slaan en te schoppen. Vervolgens heeft hij het slachtoffer [persoon 2] een elleboogstoot tegen haar neus gegeven toen zij de ex-partner van verdachte te hulp schoot. Met zijn handelen heeft verdachte beide slachtoffers pijn en letsel toegebracht. De mishandelingen vonden plaats tijdens een feest op de voetbalclub. Veel mensen zijn er getuige van geweest. Dergelijke feiten verhogen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dat is verdachte aan te rekenen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met het strafblad van verdachte van 9 mei 2018. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten waaronder huiselijk geweld. Dit heeft hem er niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank houdt verder ook rekening met het reclasseringsadvies van 16 januari 2018, waarin wordt geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij De Waag en een contactverbod met de ex-partner van verdachte. De voorlopige hechtenis is geschorst op 13 september 2017 onder voornoemde bijzondere voorwaarden en verdachte heeft zich gemotiveerd getoond om zijn agressieproblematiek aan te pakken.
Ter terechtzitting is J. Aukema, toezichthouder van verdachte, gehoord als deskundige.
Zij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat het schorsingstoezicht nog altijd positief verloopt. Verdachte is zeer trouw in het naleven van de afspraken. Ten tijde van het tenlastegelegde mocht verdachte zijn kinderen niet zien, hetgeen voor veel boosheid en verdriet heeft gezorgd. Inmiddels is het contact met zijn kinderen hersteld. Dit is positief. De deskundige heeft een brief van
P. Rehwinkel, psychotherapeut bij De Waag, aan de rechtbank overhandigd waarin staat dat de behandeling van verdachte goed verloopt. De gesprekken worden laagfrequent voortgezet en er wordt toegewerkt naar afronding van de behandeling, waarbij onder meer het doel is om verdachte het vertrouwen te geven dat hij in de toekomst zonder hulpverlening kan. Omdat er tot oktober 2019 een reclasseringstoezicht loopt en de lopende voorwaarden toereikend zijn, acht de deskundige het, in afwijking van voormeld reclasseringsadvies, niet nodig dat er een nieuw reclasseringstoezicht wordt opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht – alles afwegende – een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, passend. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte stappen heeft gezet om te voorkomen dat hij zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een geweldsdelict. Verdachte heeft zijn leven een positieve wending gegeven en het contact met zijn kinderen en de moeder van zijn kinderen is gestabiliseerd. De rechtbank acht – alles afwegende – een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, passend en zal dit aan verdachte opleggen.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd voor de duur van één jaar verbinden en daarbij de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met de ex-partner van verdachte opleggen. De rechtbank zal reclasseringstoezicht opleggen, zodat de reclassering, in overleg met de ex-partner van verdachte, kan monitoren of handhaving van het contactverbod nog noodzakelijk is.

8.Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 2] heeft € 405,00 aan materiële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering integraal zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 36f, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 (veertig)dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee)uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot
20 (twintig)uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
10 (tien) dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaarniet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt de volgende algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde dient zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden;
3. Veroordeelde dient medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarde:
1. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [persoon 1] , geboren op [geboortedag persoon 1] 1988, zolang de reclassering dat nodig acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Wijst de vorderingvan de benadeelde partij
[persoon 2] toetot een bedrag van
€ 405,00 (vierhonderdvijf euro).
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 2] , te betalen de som van
€ 405,00 (vierhonderdvijf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
8 (acht) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
 Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Bruin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juni 2018.