ECLI:NL:RBAMS:2018:575

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
C/13/641401 / KG ZA 18-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van registraties door taxichauffeur na vrijspraak

In deze zaak heeft een taxichauffeur, eiser, een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Amsterdam. Eiser vorderde de verwijdering van registraties in de gemeentelijke administratie die verband hielden met een geweldsincident, waarvan hij inmiddels was vrijgesproken. De procedure vond plaats op 6 februari 2018, na een eerdere zitting op 23 januari 2018. Eiser stelde dat de registraties zijn werkzaamheden als taxichauffeur belemmerden, waardoor hij inkomensschade leed. De Gemeente voerde verweer en stelde dat de civiele rechter niet bevoegd was, maar de bestuursrechter. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen, omdat de bestuursrechter bevoegd was om dit geschil te beoordelen. De rechter concludeerde dat er voldoende waarborgen waren voor een rechtsgang bij de bestuursrechter en dat eiser zijn vorderingen daar diende in te dienen. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde eiser in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste rechtsgang bij geschillen over gegevensverwerking door bestuursorganen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/13/641401 / KG ZA 18-11 AB/EK
Vonnis in kort geding van 6 februari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 15 januari 2018,
advocaat mr. H.J. Oosterhagen te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R. Verduijn te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 23 januari 2018 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij zijn eis heeft vermeerderd zoals hierna onder 3.1 is vermeld. De Gemeente heeft op voorhand een conclusie van antwoord ingediend en daarin geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] dan wel weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben zij verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig: [eiser] , de raadslieden van partijen en mr. [naam 1] , jurist Handhaving Taxi bij de Gemeente.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is taxichauffeur en werkte als zodanig in Amsterdam.
2.2.
In de nacht van 3 op 4 september 2016 was [eiser] aan het werk als taxichauffeur. Er heeft die nacht een incident plaatsgevonden met een verkeersregelaar, die naar aanleiding daarvan op 4 september 2016 aangifte jegens [eiser] heeft gedaan wegens (zware) mishandeling. Als gevolg van deze aangifte is zijn chauffeurskaart door de Minister van Infrastructuur en Milieu aanvankelijk op 19 september 2016 geschorst en naderhand op 13 december 2016 ingetrokken.
2.3.
Bij vonnis van 13 januari 2017 heeft de politierechter van deze rechtbank [eiser] vrijgesproken van de naar aanleiding van de aangifte ten laste gelegde feiten. Nadien is op 24 februari 2017 aan hem weer een chauffeurskaart verleend en is op 30 januari 2017 een Verklaring Omtrent Gedrag afgegeven.
2.4.
Het Taxiteam van de Gemeente heeft de volgende RVB’s (Rapporten van bevindingen) over [eiser] geregistreerd:
“4-9-2016 Art. 1.L2a – Hinder (omgeving) standplaats
4-9-2016 Art 1.L1f – Aanwijzing ambtenaar
4-9-2016 T Art. 2.17 L4 – Vangnetbepaling verordening
22-11-2016 T Art. 2.12 – Voldoet niet aan vw (…)
20-4-2017 T Art 3.4 Inleveren Taxxxiraamkaart (…)”
2.5.
[eiser] heeft zich aangemeld bij Taxi Centrale Schiphol (TCS), een Toegelaten Taxiorganisatie (TTO). TCS heeft zijn aanvraag afgewezen. Hij heeft zich vervolgens gewend tot een andere TTO, namelijk Taxistad. Taxistad heeft op 29 december 2017 verklaard geen bezwaar te hebben de aanvraag door te zetten.
2.6.
[eiser] heeft op 9 november 2017 een aanvraag ingediend voor een taxivergunning en een lijnbusbaanontheffing. Bij brief van 4 januari 2018 heeft de Gemeente de beslistermijn op de aanvraag verlengd met acht weken.
2.7.
Op 5 en 21 december 2017 heeft de raadsman van [eiser] aan de Gemeente verzocht de registraties van de incidenten te verwijderen en verwijderd te houden. De Gemeente heeft bij e-mail van 19 december 2017 gereageerd en daarin toegezegd dat aan de registratie van de (zware) mishandeling zal worden toegevoegd dat [eiser] daarvan is vrijgesproken. Verder heeft de Gemeente verklaard de registraties te zullen handhaven.
2.8.
[eiser] heeft stukken in het geding gebracht over zijn huurachterstand, door hem aangegane geldleenovereenkomsten en toelating tot de schuldhulpverlening.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat en na eisvermeerdering - de Gemeente te veroordelen de registraties met betrekking tot (in ieder geval één van) de incidenten op 4 september 2016 en/of het incident op 22 november 2016 en/of het incident op 20 april 2017 (hierna: de registraties), binnen 24 uur uit haar administratie te verwijderen en verwijderd te houden. Verder vordert [eiser] de Gemeente te verbieden aan derden informatie te verstrekken over die registraties, dan wel haar in ieder geval te verbieden onjuiste en onvolledige informatie hierover aan derden te verstrekken. Dit alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat het uitvoeren van zijn werkzaamheden als taxichauffeur door de Gemeente onmogelijk wordt gemaakt. Volgens hem zorgen de registraties ervoor dat hij zich lastig kan aanmelden bij een TTO en dat hij daardoor niet in aanmerking komt voor een lijnbusbaanontheffing, zodat hij geen gebruik kan maken van de Amsterdamse opstapmarkt. De registraties van de Gemeente zijn onjuist en de Gemeente handelt onrechtmatig door deze registraties niet te verwijderen en ze met derden – in het bijzonder de TTO’s waarbij [eiser] zich heeft aangemeld - te delen. Doordat hij zijn werk nu niet meer kan doen, lijdt hij inkomensschade, aldus [eiser] .
3.3.
De Gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Gemeente heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, omdat – kort gezegd – de bestuursrechter bevoegd is dit geschil te beoordelen. Anders dan de Gemeente betoogt is de civiele rechter bevoegd. [eiser] heeft zijn vorderingen immers gegrond op de privaatrechtelijke stelling dat de Gemeente een onrechtmatige daad jegens hem pleegt. Nu voldoende aannemelijk is dat [eiser] in financieel zwaar weer zit, heeft hij tevens een spoedeisend belang.
de verwijdering van de registraties
4.2.
Nu het gaat om gegevensverwerking door een bestuursorgaan, van wiens besluiten uiteindelijk beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, is in een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang voorzien, waarin [eiser] hetzelfde of een vergelijkbaar resultaat kan bereiken als hij met deze vordering beoogt. Dit betekent dat hij voor het verwijderen van de registraties de bestuursrechtelijke route dient te volgen en daarin geen keuze heeft. In zoverre is hij dus bij de voorzieningenrechter aan het verkeerde adres. De door [eiser] aangehaalde jurisprudentie ging over privaatrechtelijke rechtspersonen die gegevens zouden verwerken, in het verlengde waarvan zich de vraag voordeed of de zaak aanhangig gemaakt kon worden via een dagvaardingsprocedure in plaats van een verzoekschriftprocedure.
4.3.
Overigens zou [eiser] niet geholpen zijn, indien zijn vordering tot verwijdering van de registraties wel in dit geding had kunnen worden beoordeeld. Aan het geregistreerde incident over de mishandeling is inmiddels toegevoegd dat [eiser] daarvan is vrijgesproken. Meer zou hij op dat punt niet hebben kunnen verlangen. Over de andere geregistreerde incidenten hebben partijen verschillende lezingen. Zonder nader onderzoek, waarvoor het kort geding zich niet leent, had niet met voldoende mate van zekerheid kunnen worden vastgesteld dat die registraties ten onrechte zijn.
Het verstrekken van (onjuiste of onvolledige) informatie aan derden
4.4.
Voor zover de overige vorderingen van [eiser] niet binnen het domein van de bestuursrechter zouden vallen, wordt als volgt overwogen. De Gemeente heeft verklaard dat informatie alleen aan derden wordt verstrekt indien de betrokkene daarvoor toestemming geeft. Volgens de Gemeente geeft een taxichauffeur toestemming voor het verstrekken van informatie over de registraties aan een TTO op het moment dat hij zich aanmeldt bij deze TTO. Dit is door [eiser] niet betwist. Voor een algemeen verbod tot het verstrekken van informatie aan derden is onder deze omstandigheden geen aanleiding.
4.5.
De vraag of gegevens onjuist of onvolledig zijn geregistreerd is in eerste instantie een bestuursrechtelijke vraag, zodat daarop niet kan worden ingegaan. Overigens is niet in geschil dat de Gemeente de vrijspraak van de mishandeling in eerste instantie ten onrechte niet had toegevoegd aan de registratie, maar dat zij dit inmiddels wel heeft gedaan. Voorshands is niet aannemelijk geworden dat de Gemeente in de toekomst onvolledige dan wel onjuiste informatie zal verstrekken aan derden.
4.6.
De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen moeten worden geweigerd. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de Gemeente begroot op:
– € 626,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.M. Kolkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: EK